JAARGANG 1 N®WS- EN ADVERTENTIE-BEAD VOOR DE STAD EN HET ARRONDISSEMENT SNEER. 27 February Woensdag Slate n-G e n e r a a 1. TWEEDE KAMER. I iiMaK 7 Ml j Zitting van 22 February. SNEEKER I v’ft dat aau irige hij zijne stem tegen de begroetingen zou uit- van ADVERTENTIEN van 1 tot 4 regels,gewon» letter 40 Cents, voor eiken regel daarenboven 10 Cenit behalve 35 Cents Zegelregt voor iedere plaatsing, ■S f aan te den heer Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATURDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden is. bmnen deze Stad ƒ1.65, buiten de Stad franco 1.C0 ~-ste Hij ziet geen partij weder aan waarom 1 brengen. De heer COURANT. Goltstein verklaarde de zienswijze der verdedigers van de motie niet te kunnen deelen. Hij oordeelt deze Kamer niet geroepen om een vonnis te vellen over ’t geen in de vorige Kamer is geschied. Hij wenscht zich dus te houden aan de proclamatie, dat de zamenstelling der Kamer zóó was, dat het regeren niet meer mogelijk was. De heer Moens treedt met zekeren «chroom op, daar hij toch een man is zonder politieke of parlementaire ervaring; masr hij zal zich echter niet laten weêrhouden te zeggen wat hij Wil zeggen. Hij zal evenwel geen lange toespraak houden, omdat hij niet gepast vindt lange redenen mét korteren zin te houden, zoo als som» het geval is, of tijd te verspillen met herhaling. Te meer, omdat er reeds zoo veel uitstekends gezegd is, zal hij slechts enkele woorden in het midden brengen. Er zijn in den laatsten tijd hier te lande zaken gebeurd, die men nooit gedacht had dat konden gebeuren. Spr. heeft tijdens de motie afgekeurd eene handeling der Regering, die door ieder afgekeurd werd, en toen het er toen op aankwam om te erkennen dat wat hij afkeurde, afkeurenswaardig was, toen heeft men gezegd.- als gij ja zegt, op wat gij met ja moet antwoorden dan is dit ongrondwettigen toen zijn naar huis gezonden allen die ja gezegd hebben op de vraag nopens eene afkeu- ringwaardige handeling, Spr. geeft den heer Casembroot de verzekering dat, als het ooit mogt te pas komen om de orde binnens’lands ie handhaven, hij met hem in het eerste gelid zal staan; maar toch wenscht spr. pal ta staan voor zijne overtuiging, en te blijven zeggen wat hij goed en noodig acht. En dan zegt hij, dat zijn» inziens de Regering, die zoo ligtvaardig gebruik heeft gemaakt van het regt Om een voorstel tot ontbinding uit te lokken, in de hoop van leden te verwijderen .van eene andere rigting, die wat verkeerd was, ook verkeerd durfden noemen, geen vertrouwen verdient of lang zal bestendigd worden. Maar dit niet alleen. Hij voorziet dat het koloniaal vraagstuk, dat de oorsprong van het kabinet is, naar den achtergrond zal treden en de de. fensie op den voorgrond komt. Hij maakt aan de Re gering geen verwijt van het aanvragen van hetgeen voor de defensie noodig kan zijn, maar als hij hoort van mil- hoenen en miUioenen voor de verdediging, vóór dat men weet wat verdedigd zal worden, en of het dit kan worden, en als hij dan millioenen in het verschiet ziet voor de voortzetting der defensiewerken en uitgaven, zoo mede verhooging van gewone en uitzigt op zeer buitengewone middelen, dan vreest hij zeer voor verzwaring vau lasten en voor het voortduren van gewone inkomsten, waaron der die hij zeer al'keurt. Hij behoort overigens tot hen, die de baten uit Oost-Indie, in den vorm waarin en de wijze waarop die verkregen worden, eene schande voor Nederland noemen. Hij hoopt dat in Indie de misbrui ken zullen worden weggeruimd door eene Regering, die kiachtig zij, omdat zij mild is. De koloniale politiek der Regering geeft hem stof tot bedenking,- men wil wel meer bajonetten in Indie, maar geene vermindering van lasten; men wil wel blijvende diensten, maar geen meer loon. Doch nu vraagt hij, als deze minister aftreedt, zal het dan beter zijn Spr. gelooff dat niet. Hij onder schrijft hetgeen de heer Thorbecke eenmaal gezegd heeft, dat soms verkeerde beginselen moeten voortwerken, om aan de goede de zege te verschaffen. In die verwach ting zou spr. er toe kunnen komen een tijd lang met ds Regering mede te werken en voor zooveel in eene be groeting zelve geen bezwaar was, deze aan te nemen. Maar hij heeft voor die houding nog eene reden. Er kan, naar toezegging des ministers van binnenl. zaken, welligt eene wet op het hooger onderwijs komen, maar ook op het lager Onderwijs heeft hij het oog gerigt. Hij heeft, na de verklaring der Regering te dien aanzien, bij hare optreding; gedeeld in de verbazing »n veront waardiging. dat toen apaisement werd pligtsbetrachting als even te voren agitatie dit was. Thans is echter de ge- heele Regering er voor, dat de inrigting van het lager onderwijs blijve zoo als die is, en daaruit verwacht.hij, dat de eigen partij van den heer van Zuylen, nu hij zelf door ervaring ziet dat er aan geen andere inrigting van lager onderwijs te denken valt, nu ook gaande weg tot die overtuiging komen zal. De beet van Deldeu voerde het laatst het woord. Hij Zitting van 2/ February. In deze zitting werd mededeeüng gedaan dat inge komen is eene koninklijke boodschap ten geleide van een wetsontwerp tot wijziging der begrooting van Nederlandsch ludië over het dienstjaar 1867; dat door de aid tot rapporteurs over hetwetsontw. op dejSchutterijen zijn benoemd de heeren Wintgens, Wijbenga, van Nispen van Sevenaer en Storm van 's Gravesande. Hierop had eene korte interpellatie plaats van den heer Fransen van da Putte aan den Minister van Koloniën, betreffende de Oost-lndische Financiën, waarop de Minister zich bereid verklaarde schriftelijk te antwoorden. Nadat de Kamer op voorstel van den Voorzitter in comitégeneraal vergaderd was geweest, is na de hervatting der openbare zitting, de algemeene beraadslaging over de begrootingswetten aangevangen en hebben slechts twee sprekers, de heeren van Limburg Brouwer en Keuchenius het woord gevoerd, beide in afkeurenden geest over de staatkunde van het Ministerie, van de houding bij de vörige ontbinding der Kamer, de verkiezingen en de laatste zéér breedvoerig over de gronden, die hem tot het doen der bekende motie hebben geleid en ter verdediging zoowel van zich zelven als van die leden, die hem ouders eund hadden, tegen het verwijt als zouden zij de regten der Kroon hebben miskend en de onschendbaarheid des Konings hebben aangerand. De Amst. Courant zegt hieromtrent het volgende.- Dat geen van beide ter verdediging van bet gouver nement optrad, zullen wij wel niet behoeven te verzeke ren. Beider adviezen, over de bekende konstitutionnele kwestién van het einde des afgeloopen jaars loopende, hadden een punt van overeenkomst hierin, dat zij beiden van retrospektieven aard waren, maar voor het overige onderscheidden zich de oppositiesprekers op twee punten. Terwijl de rede van den heer van Limburg Brouwer zich kenmerkte door die geveinsde zootsappigheid, welke meer repugneert dan scherp treft, droeg ook ditmaal de rede van den heer Keuchenius het karakter eener hartstogte- lijkheid, die, waar zij zich blootgaf in een toon van fata listische berusting of bij wijlen van een ver gedreven fanatisme, den indruk van den schoonen, hoezeer nu en dan wat verwarden en langwijligen vorm, waarin de heer Keuchenius zijne woorden inkleedde, op menig punt we zenlijk bedierf. De heer van Limburg Brouwer kwam vatf zijlied kant tot de konclusie, dat de handelingen van het gouverne ment, in al de phasen van de ontbindings-gesch'iedenis, hem genoegzamen grond opleverdeu om aan de Rege ring zijn vertrouwen te ontzeggen Hij was vel genoopt der Regering zijnen steun te ontzeggen, behalve waar het gold de verdediging des lands en de kwestie van het lager onderwijs. In deze zitting zijn de algemeene beschouwingen over de begrootingswetten voortgezet. De heer Godefroi keurde in een breedvoerig betoog de handelingen der Regering met betrekking tot de ontbinding der vorige Kamer af. Hij wilde zich verplaatsen op het terrein door den heer van Limburg Brouwer ingenomen, maar vooraf de vraag behandelen of het politiek debat, gisteren geopend, werkelijk is een noodeloos ophalen van reeds afgedane zaken. Ja, in zooverre het betreft dte aftreding van den heer Mijer en zijne houding tegenover de beide Kamers; neen in zooverre de vraag geldt, of het rapport van 27 September gegrond is op waarheid en regt. Dat sluk stelt onjuiste prmmissen op den voorgrond, grond daarop eene onjuiste leer en op die onjuiste leer is gebouwd een zoo gewigtig voorstel als is de ontbinding van ten tak der vertegenwoordiging. Het rapport heeft veel gelijkenis met het Fransche proces de tendance, daar het er op neer kwam om aan de 39 voorstemmers wrijven, om het besluit tot benoeming van Mijer in te trekken en zelfs drang tot dia intrekking. Hiertoe ontzegt hij aan de Reg. het regt. Bij de vraag welken invloed het gebeurde moet uit oefenen op de stem, die hij over de begrooting zal uitbrengen gevoelt hij zich bezwaard om de gedragslijn van den heer van Limburg Brouwer te volgen. Hij vreest, dat men door geheel zijn vertrouwen aan dit Kabinet te ontzeggen, nieuwe Conflicten in bet leven zal roepen; dat er eene herhaling der vorige krisis zal ko men, die het gevaarlijk is te provoceren, dat dit niet in het waarachtig belang des lands zal zijn. Hij zal daarom met arendsoogen op de handelingen der Regering toezien haar steunen' in hetgeen hij goed en in ’s lands belang achtmaar bestrijden wanneer zijne overtuiging hem daartoe noopt. De heer Beinders trad hierop in beschouwingen van fiuantiëlen aard, vooral tegen de vermenging van kolo niale fondsen met die van het moederland. De heer Casembroot betuigde zijn leedwezen dat de motie Keuchenius weder ter sprake was gebragt; hij dacht dat het meer dan tijd was. om daar een einde aan te maken, om dat zij niet meer op hare plaats is en er behmgrijker zaken te behandelen zijn dan de grond wettigheid en doelmatigheid dier motie. Hij brengt hulde aan de Regering waarvan hij de begrooting met genoegen ontvangen heeft; in ’t bijzonder hulde aan de Ministers van Oorlog en Marine, die alles in ’t werk stellen om onze wapening en zeemagt te verbeteren. Wij kunnen niet langer als de Chinezen van Europa ons van wapenen bedienen waarmede ieder den spot drijft, maar moeten voor alle eventualiteiten gereed zijn. Da heer Heijdenrijck vond in de handelingen der Re gering aanleiding om opheldering te vragen over de bui- tenlandsche aangelegenheden, in verband met het natio naai verkeer, de instandhouding der admiuistratiën van de eerediensten, het onderwijs, de finantiën en de kolo niale politiek. Mogten die inlichtingen voor hem be vredigend zijn dan zou hij het tegenwoordig bewind ondersteunen. De motie geschiedenis beschouwde hij zoo weinig serieus, zoo geë'nvenimeerd, geëxploiteerd en geëmbrouil- leerd met kwestiëu die daarmede niets te maken heb ben, dat hij niet twijfelt of de tijd zal de hartstogten doen zwijgen err het. regt der Kamer daartoe evenmin als vroeger betwist worden1. De heer Bichon van IJssehionde noemt zich leerling van de historische school; vestigt voornamelijk de aan dacht op het onderwijs; doorloopt de verklaringen van het Kabinet te dien aanzien en wenscht over deze gewigtige kwestie inlichtingen. Ook bij is bereid zijne ondersteuning aan het ministerie te schenken, wanneer het in Nederlandsehea zin en geest zoowel de materiële als de zedelijke belangen des volks wil bevorderen. De heer van Eek sprak een afkeurend oordeel uit over de staatkundige beginselen der Regering; hij bestreed het besluit tot ontbinding der vorige Kamer en meende dat de stelling van den heer Keucheniusdat men de begrooting niet mag afstemmen om redenen daar buiten gelegen niet kan worden toegegeven. -:-1 - beter middel om de konstitutionele het bewind te krijgen dan de afstemming,

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1867 | | pagina 1