Zaturdag
NIEUWS- EJi ADVERTENTIE-BLAD VOOR DE STAD EN BET ARRONDISSEMENT SNEER.
I
DRIE-EX-TAVINTTGSTE JAARGANG-
No. 20
I
V
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATURDAGS. Abonnementsprijs
franco ƒ1.90. ADVERTENTIËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
I
bloot gegeven meer dan een constitufioiïnele Re
gering past? 2°. Was in de houding der vorige
Kamer eene reden gelegen tot ontbinding 3°.
welke was de bedoeling der openingsrede?
Ad lum. Met de hand op het hart en met
volle overtuiging kan de Regering verklaren, dat
zij zich niet heeft schuldig gemaakt aan het
constitutionnele misdrijf, waarvan men der Re
gering een verwijt heeft gemaakt. Met al de
kracht die in haar is en op haar geweten ver
werpt zij de beschuldiging, dat zij het volk zou
hebben opgeroepen, om vóór of tegen den Ko-
ning uitspraak te doen. Die revolutionnaire
grondgedachte welke in die beschuldiging is ge
legen is geen oogenblik bij regering opgerezen.
De heer Thorbecke beweert, dat de Regering
den kabinetsbrief, vervat in het ontbindings-
rapport, niet had mogen openbaar maken. Dat
noemde hij onbescheiden.” Onbescheiden noemt
de minister het openbaar maken van staatsstuk
ken zonder toestemming van den schrijver maar,
hieraan heeft de Regering zich niet schuldig ge
maakt. Men bedenke hier wel dat het bedoelde
stukin welks openbaarmaking niets inconstitu-
tionneels hoegenaamd was gelegen, betrof het
niet-aannemen, door Z. M. den Koning, van het
aangeboden ontslag der ministers.
En welke constitutionnele theorie men nu ook
uitvinde tot verklaring van hetgeen de persoon
lijke uiting van den wil des Konings in regerings
zaken is geen schrijver over het staatsregt heeft
ooit kunnen beweren, dat het al of niet aanne
men van het ontslag van, of het al of niet op
dragen van portefeuilles aan ministers, in een
constitutionneele monarchie iets anders, dan de
persoonlijke wil des Konings kan zijn. Dit ver
antwoordt de ontbinding zelve intusschen niet;
want deze blijft voor de verantwoordelijkheid der
regering.
Na dat hooge bewijs van vertrouwen, dat de
Regering van Z. M. had ontvangen, en dat haar
geschonken was na een beraad, na een rijp be
raad van vier wekenna dat feit heeft het mi
nisterie op zijn volle verantwoordelijkheid durven
nemen de Kamer andermaal te ontbinden.
De Regering heeft het gezegd in de sluitings-
rede (en het was geen oratorische termdien
zij toen bezigde) het was met groot leedwezen
dat zij daartoe besloot. Maar zij heeft gemeend
het te moeten doen. Zij heeft gemeend aan den
Koning het voorstel daartoe te moeten voordra
gen, en op de beslissing des Konings daarop
mag geen aanmerking gemaakt worden; dit zou
ongrondwettig zijn.
Ad 2um. Was dan in de houding der Kamér
eene reden tot ontbinding gelegen?
Er hadden in den loop van den tijd, gedu
rende welken het ministerie aan het bewind is
ernstige, verwikkelingen in het buitenland plaats
gehad. Er is niemand die dat ontkent. Men
moge onkundigen diets hebben gemaaktdat het
ministerie zelf het bestaan der agitatie had ver
zonnen of die had aangestookt, zeker is hetdat
ernstige bezwaren hebben bestaanwaarop de
STATEN-GENERAAL.
2e KAMER. Zitting van Maandag 2 Maart,
In deze zitting heeft de interpellatie plaats ge
had van den heer Thorbeckedie inlichtingen
vroeg aan de regering over de plaats gehad heb
bende ontbinding der Kamer, over de redenen
die daartoe hadden doen besluitenen over de
aanspraak waarmede deze zitting was geopend.
Het ministerie zeide de heer Thorbecke heeft
de tweede ontbinding op tweeërlei wijze gemoti
veerd. Vooreerst werd des konings naam inge
roepen door de ministers. In het ontbindings-
rapport komt eene koninklijke beschikking voor
niet overeenkomstig art. 73 der Grondwetniet
door ministers onderteekendom daaruit de On
vermijdelijkheid van de ontbinding af te leiden.
Is dat aannemelijk? De Koning is in het oordeel
van het publiek niet betrokken; hij staat boven
en buiten de strijd die met de ministers wordt
gevoerdvoor de ontbinding zijn de ministers
verantwoordelijk, even als voor iedere ande
re daad van bestuur. Die mededeeling van
den koninklijken brief in het ontbindings-rapport
heeft ook nog eene andereeven anti-constituti-
onneele beteekenis en strekking. Daardoor wordt
aan de kiezers gezegdde Koning wil dat wij
blijven; zorg nu voor afgevaardigden in’s Konings
geest.
Het volk is opgeroepen om vóór of tegen des
Konings wil te beslissen. Daardoor wordt ver
nietigd een der eerste waarborgen voor het grond
wettig koningschap. De onbeperkte ministerieële
verantwoordelijkheidwaar achter de Koning on
gedeerd blijft. Het gebeurde komt den spr. een
onregt vooreene verzaking van een der eerste
beginselen van constitutionneel Staatsregt. Kan
de regering dit verantwoorden
Het tweede motief der herhaalde ontbinding
wordt door het ministerie ontleend aan zijne be
trekking tot de Kamer. Het buitenlandsch beleid
is afgekeurd. Het ministerie zegt dat de afkeu
ring geschiedde met eene geringe meerderheid.
Vroeger werd ook ministerieël beleid afgekeurd.
Dikwerf geschiedde dit en dan was tot dusver
gemeen regtdat de betrokken minister of het
betrokken ministerie zijn ontslag namzonder
conservatief advies daarbij aan den Koningdat
hij het ontslag niet mogt aannemen. Waren de
motieven van afkeuring onjuist en onbillijk die
ministeriën vroegen daarnaar niet.
Deze besloten onmiddelijk af te treden na het
feit van de afstemming. Zij achtten dat hun pligt
en overeenkomstig hun politieke eer. Zij reken
den zich in dat oogenblik niet meer de organen
van de Kroon bij de Vertegenwoordigingdie de
Kroon waardig konden dienen. Zou iémand in
het misverstand kunnen vervallen dat daardoor
het Koninklijke regt werd bekort om naar wel-
gevallen te benoemen en te ontslaan Die be-
perking heeft evenmin plaats als wanneer men
eene benoeming weigert aan te nemen of op zijn
ontslag blijft staan. En dan vraagt hij nogmaals
welk dringendalles overwegend landsbelang
nooptenoodzaakte tot herhaalde ontbinding
ZATURDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden is binnen deze Stad ft.65, buiten de Stad
voor eiken regel daarenboven 10 Cents, behalve 35 Cents
Zegelregt voor iedere plaatsing. Alle brieven en stukken, de uitgave of redactie betreffende, gelieve men franco toe te zenden aan den Uitgever.
Volgens het ontbindings-rapport bewees de af
keuring van de begrooting voor buitenlandsche
zaken dat de Regering geen genoegzamen steun
bij de Kamer had.
Was dat een regtvaardige reden voor eene
ontbindingvoor eene herhaalde ontbinding
dan lost het gemeen overleg tusschen Regering
en Kamer zich op in een kansrekening van elec
toraal spel. Is dat het middel, gelijk in de ope
ningsrede gezegd om het vertrouwen in de deug
delijkheid en de duurzaamheid van onze grond
wettige instellingen te versterken
De heer Thorbecke eindigde met èenige op
merkingen over de openingsrede.
De Regering wil ’s lands afgevaardigden met
vertrouwen te gemoet gaan. Welke reden heeft
het Ministerievindt het Ministerie in zijne han
ding en handelingenom vertrouwen van de Ka
mer te gemoet te zien? Herhaalde ontbinding
is meent hijeen wis teeken dat eene Regering
noch met de Vertegenwoordiging, noch met het
volk overeenstemt. Heeft nu de uitkomst der
ontbinding de overeenstemming hersteld Thans
zegt de Regering begroet zij eene nieuwe
Tweede Kamer. Beteekent dat, dat het Ministerie
als een nieuw onschuldig Kabinet voor de Kamer
treedt
Voor Regering en Vertegenwoordigers is de
taak weggelegd om aan het vaderland te waar
borgen watna den strijd der verkiezingende
wensch van alle weldenkenden is, de noodige
overeenstemming der magtendie het vertrouwen
op de deugdelijkheid en duurzaamheid onzer grond
wettige instellingen versterkte. De Regering zegt:
»na den strijd der verkiezingen,” kan het Minis
terie zich voorstellen dat de verkiezingstrijd, dien
het Ministerie uitloktemet de verkiezingen ge
ëindigd is
De Regering wil »de noodige overeenstemming
der magtendie het vertrouwen op de deugde
lijkheid en duurzaamheid onzer grondwettige
instellingen versterken.’
Beteekent dit dat de Kamer met het ministerie
moet medegaan Dat kan de wensch van de
swèldenkenden” niet zijn. Zoo gedachtenloos en
onnadenkend zijn de weldenkenden in Nederland
nietdat zij niet zouden inzien dat de Kamer
die met eene Regering blindelings instemt aan
koning en vaderland wel eens de slechtste dienst
kon bewijzen en dat die Kamer het vertrouwen
op de deugdelijkheid en duurzaamheid onzer
grondwettige instellingen niet zou versterken.
De heer Heemskerk, Minister van Binnenl.
Zaken, merkte op dat, tegen de bestaande usantie,
de interpellant aan de regering niet op schrift
heeft gegeven de vraagpunten, welke hij wenschte
te stellen. Waar de redevoering betrekking heeft
op de regeringsdaad van de ontbinding der Ka
mer en op de stukken, die daartoe hebben ge
leid daar zal de minister zelf formuleren (nu
de heer Thorbecke hem die moeite hèeft gelaten)
de voornaamste punten welke in diens rede waren
vervat en dan komen deze neer op de vragen:
1°. Heeft het ministerie den koninklijken persoon
‘tl
WEKER
‘ik!
I
I
l
- 7-,r-J. 1