KIEIJWS- EN ADVERTENTIE-BLAD VOOB DE
1
H
I
GEMEENTE EN MET AIIRONDiSSBMENT SNEER
I
1871.
No 35
Z E S-E N-T
3 M K I-
J
le
-=
t
i
i
I
n-
i-
1
k
-
k
r
KS3
EEN VERKWIKKEND GESCHRIFT.
III.
1
véél belang
nu de gebeur-
1
2
verdediging. Tegen wien
Nederland dus op steun van buiten kan rekenen
blijft dus slechts het »groote Duitsche Rijk”,
I
gewijd
schrift.
Die vraag is
duizend weerbare mannen tegen zes of achtmaal-
honderdduizendeenige honderd kanonnen tegen
i.
e
n
i.
n.
>a
i-
le
n
g
>-
n
e
ADVERTENTlEN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel daarenboven 7 J/2 Cents. Alle brieven en stukken,
de uitgave of redactie betreffende, worden franco ingewacht.
wat het in dit opzicht van onze legenwoordige
Men kan er zich al
nu het beginsel
melijk c<'
slaafsch gehuldigd wordt.
Het verschacheren van de volkeren als kudden
veedoor den eenen meester aan den ander
is reeds een fatsoenlijke «handel” geworden. Dat
I
Dat we hier in dezen voornamelijk Duitsch-
land en het duitsche volk op 't oog hebben
behoeft zeker geen verder betoog. Intusschen
nemen we deze gelegenheid waar om met hoo-
ge ingenomenheid te herinneren aan die enke
le mannen, die den moed van hunne opinie had
den en waarvoor de meesten zich onaangenaam
heden hebben moeten getroosten. Namen
als die van Dr. Jacoby, Carl Vogt, Liebknecht,
Bekel en anderen, mogen met eere genoemd
worden, als de wegwijzers voor de ontvoogding
van het duitsche volk.
den wapenen en alzoo het militaire stelsel nog
meer bestendigen en uitbreiden ook binnen zij
ne landpalen
Er werd in den laatsten tijd door oud en jong
gesproken en geschreven over de organisatie der
weei baarheid van ons land.
Het derde ministerie Thorbecke zelfs is opge-
«Wat valt er intusschenbij ontstentenis van
Deze CO UR A NT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden is binnen deze Stad ƒ1.65, buiten
de Stad franco ƒ1.90.
de heer Moens, in de zitting van de Tweede
K. der St. G van 26 April jl. in zijne af
keuring van de militaire-politiek der regeering,
zich beroepen op het bekende gezegde van den
heer Thorbeckeeen klein land moet i
groot zijn door werken van openbaar nut
intellectueele ontwikkeling.
ge- I
s
der verloopen maanden grond geven tot de voor
onderstelling dat het
staten slechts aan een zijden draadje hangt, vas*- °P voorbereiden, dat nog meer millioenen
vmacht gaat boven recht’’, ta- zullen worden besteed en weggeworpen voor ons
nsequent in praktijk gebracht en vrij i budget
En ja 1 hij zal mèl
en wel hierop dat die denkbeelden in
gedrild, nog minder als kanonnenvoeder gebruikt ons vaderland aller wege vinden, mei alleen een
vreezen.
Maar nu mag toch wel de vraag worden ge
opperd Zullen vierd’half millioen Nederlanders
bestand zijn tegen nagenoeg veertig millioen Duit-
schers, honderd of ten hoogste honderd vijftig
en de meeste en beste kanonnen in ’t veld kan
brengen, wordt overwinnaar.
De schrijver erkentdat het grievend is voor
een land als Nederlandvoor een land met zóó’n
geschiedeniste weten dat het zich niet met
i eenig vooruitzicht op goed gevolgtegen over
weldiging zal kunnen verzetten. «Maar zegt
hjj »het baat niet, de feiten, omdat ze aller
bedroevendst zijn te willen verbloemen. Eene
worsteling zoude allerwaarschijnlijkst op niets
anders uitloopen dan dat er vijftig of’ honderd
duizend zoo niet een nog grooter aantal men-
schen geslacht of verminktdat er eenige pro
vinciën totaal verwoest onderscheidene min of
meer aanzienlijke sleden plat geschoten en eeni
ge honderd, millioenen oorlogsschatting betaald
zouden moeten worden.
Mag nu vraagt hij mag Nederland met
zijne betrekkelijk kleine bevolking zich aan de
ijselijkste rampen blootstellen alleen en uitslui
tend om te kunnen zeggen«Maarer is toch
dapper gestreden
Het antwoord van ieder weldenkend vaderlan
der en wat meer zegt dat van ieder warm
menschenvriend, kan o. i. niet anders dan ont
kennend zijn. Hij moet antwoorden met een
néénen duizendmaalnéén dat mag niet
De schrijver schetst vervolgens de in de laatste
jaren aangenomen passieve houding van de an
dere groote mogendhedendie misschien bij
machte zouden geweest zijn om Pruisens heersch-
zucht paal en perk te stellennaaar die nu niet
meer den minsten grond geeft tot hel vermoe
den voor eene gewapende tusschenkomst ten be
hoeve van de kleinere Statenvooral niet na ’t
aantal van monsterachtig kaliber allen naar hot
beste model?”
De schrijver toont vervolgens aan, dat een be
roep op persoonlijke dapperheid eene herinne
ring {jan vroegere tijden in dezen onzin is. De
wijze van oorlogvoeren is zóózeer veranderd
dat persoonlijke dapperheid bijna buiten bere
kening moei, blijvenen de toenemende kunst
van menschenslachting en der vernieling naar de
regelen der wetenschaphebben zulke reuzen
vorderingen gemaaktdat inundatie-stelsels en
soortgelijke daartegen volstrekt niet meer zou
den bestand zijn. Hijdie de meeste mannen
even zoo vele duizenden waaronder een groot willen zien doch ongenegen zijn met hun gezin
oqr.Hi „a... m..noakiiValih.'r i'.lpn naar het den Oceaan over te steken, zullen zich met hun
vermogen in Nederland vestigen, de algemeene
welvaart bevorderen en ’s Rijks schatkist schra
gen. Nederland zal daardoor eene verhoogde ze
delijke macht verwerven die zelfs ook in onzen
tijd getuige de fiere houding van den Paus
tegenover de regeering van een groot Konink
rijk niet zonder beteekenis is. Nederland zal
gelijk in de zestiende en zeventiende eeuw, allen
volken van Europa tot luisterrijk voorbeeld strek
kenhet zal tevens het bewijs leveren dat eene
bevrijding van de kwaal die als een alp op de
Europeesche volkeren druktook in eenen con-
stitutioneel-monarchalen Staaten zonder alle
gewelddadige schokken mogelijk is.
Niet door vijftig of honderd duizend man méér
onder de wapens te roepen of tot den krijgsdienst
voor te bereiden, niet door twintig of dertig, of
zelfs honderd millioenen voor moordwerktuigen
naar het nieuwste model te besteden alleen door
z e d e 1 ij k e kracht zal Nederland het dreigend
gevaar misschien kunnen keeren.
Daarom zij de algemeene leus f Geen leger
geene consciiptie geene militairplichtigheidgeen
budget- van oorlog I”
«Wanneer” zegt hij ten slotte’’wanneer
dan de toekomstige geschiedschrijver met ver
ontwaardiging, met afschuw, van de eeuw spreekt
die snoevende op hare verlichtingbeschaving
en humaniteit geheele bevolkingen daartoe doem
de, zich op het aanleeren van kunsten der ver
nieling en van het verwoesten en het moorden
in het groot toe te leggendan zal hij
gelijk de bijbel van Lot in het zondige Sodom
en Gomorrhagelijk de reiziger in de dorre
woestijn van eene verkwikkende oasezoo van
Nederland verhalen, dat, gedachtig aan zijnen
vroegeren luistermoedig zijnen hoogen zedelij-
ken rang handhaafdete midden van den slaven
zin en de algemeene vernedering van het mensch-
dom, dat niet elke vreedzame ontwikkeling, ei
ken vooruitgang op den weg van het waarlijk
goedeschoone en edeleelke verheffing van
geest en hart en ziel wilde belemmeren door te
bukken onder de tuchtroede van het miiitairisme,
dat zichdank zij den kalmen geest en den be
daarden zin zijner bewoners niet liet verschal
ken door de elders tot verbijstering der gemoe
deren en tot aanwakkering den van moordlust, met
kunstmaligen ophef gebezigde hoogklinkende
woorden «roem en eer”, dat pal stond tegen
eiken toeleg om den vrijen burger te metamor-
phoseeren in een willenloos moordwerktuigde
jongelingen en de mannen de rol te doen ver
vullen van zoo vele vuurspuwende machines, dat
niet wilde medewerken om Europa zoo diep te
doen zinkenals Azië onder despoten is gezon
ken dat zich wist rein te houden van de alge
meene verpesting enwat ook rondom gebeurde,
vertrouwen bleef stellen in de menschheid en
op God.”
Wij achten onze taak hiermeê volbracht. Wij
stelden ons voor aan onze lezers meê te deelen,
en alzoo meê te werken om in ruimeren kring
te verspreiden de gezonde denkbeeldenneêr-
gelegd in de brochure «Tiet nieuwe duitsche rijk
en de Nederlanden.”
Wij hebben voor zoover onze ruimte dat toe
liet aan dat voornemen gevolg gegeven. Nü
meenen wekomt aan onze lezers de beurt om
die denkbeelden voor zoover ze hun bruik
baar voorkomen in nog ruimeren kring te
verspreiden. De schrijverwien we op zijn
«ouden dag” met jeugdige warmte de hand rei
ken, zal zeker mét ons niets liever wenschen
dan dat. En ja 1 hij zal mèl ons op nóg iets
hopen
i.L
toegejuicht wordt in landen,waar men
na niet het minste begrip heeft van vrijheid en
menschenrechten, maar waar men ze in tegendeel
liet best meent te kunnen beslissen door »b 1 o e d
en ij z e r” kan geen bevreemding verwekken.
Minder verklaarbaar is ’t evenwelhoe zelfs in
Nederland sommige bladen waaronder uil de
hoofdstad hunne hooge ingenomenheid met Prui
sische toestanden zóózeer lucht geven dat ze
misschien zullen eindigen met te beloogen, adat
het nog zoo kwaad niet is tot het groote Duitsche
rijk te behooren” Die succès-aanbiddende ver-
eering is dan ook zeer onnederlandschzij is 1
den vrijgeborenen Nederlander ten eenenmale on
waardig.
De schrijver trekt daartegen dan ook terecht
met heilige verontwaardiging te velde en met
jeugdig vuur pleit hij voor onze nationaliteit en
onze vrijheden.
Hoé evenwel is die le handhaven tegenover
een kolossus als Pruisen
Zietdaar de question brulante.
Moeien wij even als onze nabuur van ons
land maken ééne groote kazernewaarin de be
volking gedrild wordt lo’. vechtmachines en be
kwaam gemaakt tot het plegen van moorden op
groote schaal 1 Moeten we wedijveren met die
anderen en ons nog meer en nog grootere
kanonnen aanschaffen en geweren laten maken
volgens het nieuwste systeem; een wedijver in
grootte en nieuwheid die voor kleine staten als
dé onze aan dolzinnigheid grenst Moeten we
nog meer geld vermorsen bij de millioenen, die
reeds verdwenen zijn in het bodemloos vat van
militaire organisaties enz. enz. en wanen, dat
we daardoor onze integriteit gewaarborgd zullen
zien Nog eens moet Nederland in koortsach
tige opgewondenheid zich laten meeslepen door
het voorbeeld van andere staten, zich tot de tan-
hem vergund wordt, zich ongesteord met zijne
inwendige aangelegenheden bezig te houden. Een
aanval van EngelandDenemarken of Zweden
is nauwelijks denkbaar en zoude ook alleen van de
zeezijde kunnen geschieden. Niet licht zal daar
toe worden besloten. De Hollandsche kusten zijn
zeer moeielyk te genaken en de vaardigheid en i
manmoedigheid der Hollandsche pikbroeken, van
ouds bekendstaat alom in hoog aanzien. Er
blijft dus slechts het «groote Duitsche Rijk”, en
dit isbij zijnen overmoed en bij zijne beginse
len omtrent hel recht der volkeren, inderdaad te I
mag toch wel de vraag worden
oorlog denkt niemand in Nederland. Er kan dus S
T) kortwieken van Frankrijk. Dat het gewapend
13 onzlJt^1»e Staat, zeer tevreden, als Nederland dus op steun van buiten kan rekenen
I bij eventueelen vijandelijken aanval van Pruisen,
i komt hem meer dan barok voor. Een onge-
1 wapend Nederland zou z. i. meer op hulp en
bijstand kunnen rekenen.
Nederland, beweert de schrijver is mis
schien beter dan eenige andere Staat in Europa
in de gelegenheid in dezen het initiatief tot ont
wapening te nemen en te breken met het mili
taire stelseldat eiken vooruitgang in dat we
relddeel dreigt te verstikken. Nederland is aan
zijn verleden’ verplicht ook théns met zedelijke
middelen te strijden en pal te staan voor bur
gerlijke en staatkundige vrijheiddie men elders
met ijzer en staal tracht dood te drukken en uit
te roeien. Het kleine Nederland zou bewee-
ren wij eene zedelijke overwinning op de
Grootmachten behalen, indien de burger hier
bevrijd werd van allen militairen dwang, als-
mede van de zware lasten, die het onderhoud
I van een aanzienlijk leger den ingezetenen oplegt.
2) Terecht heeft dan ook onze afgevaardigde, 1 «Duizenden van brave burgers, vooral uit de hoo-
he.pr Mnens m i standen, begeerig zich aan het barbaarsche
~j..„ „f- militaire dwangjuk, aan den stuitenden overmoed
egeering, I van eenen zelfzuchtiger! en verwaanden adel, aan
van den eene kleingeestige, knellende bureaucratie, aan
intensief de heerschappij der hatelijkste middeleeuwsche
en begrippen te onttrekken die hunne zonen niet
eenige Europesche Vierschaar voor eenen S’aat treden met de verklaring, dal de regeering zich
van den tweeden of derden rang te doen voor
eenen Staat als Nederland, gelegen aan de gren-
zen van het «groote Duitsche Rijk”, van den
«Militairstaal” Pruisen
Met die vraag besloten we het laatste artikel,
gewijd aan de bespr eking van het belangrijk ge-
voorsteide hare meeste zorg te wijden aan den
plichtom de middelen onzer verdedigbaarheid
meer en meer te verzekeren. Treurig, dat eene
regeering met zoo’n programma moet optreden
en dubbel treurig, dat aan ’t hoofd daarvan de
grijze staatsman staat, die zeerwel weet, dat de
1 kracht van een volk niet gelegen is in het aan-
Die vraag is van véél belang nu de gebeur- tal gewapende mannen, dre het heeft a)
tenissen der laatste jaren en vooral ook weer die I Intusschen: Nederland weel uit die verklaring,
-j voor_ --
zelfstandig bestaan dier regeering te wachten heeft.
Dmacht gaat boven recht”, ta- zullen worden besteed
van oorlog.
I Onze regeering en de overgroote meerderheid
van ons volk zeker met haar, deelt dus de ziens-
wijze dat ons zelfstandig volksbestaan beter be
veiligd wordt door meerdere uilbreicling te geven
die «handel” niet alleen genade vindt, maar zelfs i aan onze strijdkrachten daartegenover staat de
-j. i i i. zelfs bij- schrijver van bedoelde brochure, misschien na-
genoeg alléén, of althans met weinig aanhangers
voor zijne meening dat de leus hier moest zijn
niet: wapening tot aan ie tanden, maar:
ontwapening.
Hij zegt, «op het gevaar af, geen enkel voor
stander voor myne meening te vinden, alleen te
staan onder de groote menigteop het gevaar
af, gehoond en gelasterd te worden, verklaar jk
als mijne gemoedelijke overtuiging dat er slechts
één rationeele weg voor Nederland bestaatGee
ne conscriptie, geene militie, geen heirleger
geene vestingen geen krijgsministergeen bud
get van oorlog.”
Op gevaar af te worden uitgelachen wal
trouwens een al le gemakkelijk middel is om
zich van gewichtige kwesties af te maken
licht de schrijver nader toe, waarom hij het
wenschelijk acht dat Nederland in deze ’t initi
atief neme. Hij zegt
«Aan het ondernemen van eenen veroverings-
alleen sprake zijn van
k