(lEMiEMI EN I1ET ARRONDISSEMENT SNEEK
NIEUWS- EN ADVERTENTIE-BLAD VOOR DE
K a I v e r in a r k t
BINNENLAND.
1871
Ao. 82
14 OCTOBER.
ZATERDAG
TE SNEEK.
State n-G e n e r a a 1.
>4
4
4
o
1'
noodig heeft.
II.
van
it
TWEEDE KAMER,
:t.
i
3
3
mede heeft onderteekendaan het woord.
jes
Zitting van Woensdag 11 October,
aan
Het ontwerf van Wet
Algemeene belasting
Deze COURANT verschijn! WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden is binnen deze Stad ƒ1.65, buiten
de Stad franco ƒ1.90.
4
'a
's
's
’o
en
it
er
tO;
d-
0;
SHEERER COURANT
- L si4
ADVERTENTIËN van 1 tot 4 regels, gewone 1 etter, 40 Cents,
voor eiken regel daarboven l'/2 Gents. Alle brieven en stukken,
de uitgave of redactie betreffende, worden franco ingewacht.
voordat het ontwerp tot Wet
en welke verbeteringen niet
aangebracht te worden be-
40(bj
,35
,3
,24
37
,45
.56
.9
,26
i,35
144
.50
I.—
I
Zitting van Dinsdag 10 October.
De discussie over het voorstel van den heer
’s Jacob c. s. tol subsidiëring eener stoomvaart
van Vlissingen op New-York is heden in de
Tweede Kamer voorlgezet.
De heeren Rutgers en Viruly Verbrugge heb
ben breedvoerig 't voorstel tot staatssubsidie be
streden.
De minister van finantien heeft verklaard, dat
in de finantiële omstandigheden van het oogen-
blik geen mogelijkheid bestaal op het verleenen
van een subsidie door het rijk.
De heeren Tak en de Bruyn Kops hebben het
voorstel breedvoerig verdedigd
Morgen is de heer Stieltjesdie het voorstel
Zitting van Donderdag 12 October.
In de zitting van heden zijn al de aan de orde
gestelde kleinere wetsontwerpen zoomede dat
betreffende de invoering van de Nederlandsche
pharmacopoae met algemeene stemmen aange
nomen. Deze laatste zal zoowel in het latijn
als in het Nederlandsch worden uitgegeven. De
vergadering is daarna verdaagd tot Zaterdag na
middag te 4 ure.
iMM, i;ii’.,aiuwiluwiuuiuiuuiuig
TER INVOERING EENER
OP DE INKOMSTEN
TER VERVANGING VAN HET RECHT VAN
PATENT EN VAN DEN ACCIJNS OP
HET GESLACHT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
SNEEK brengen ter algemeene kennis
dat in die gemeente, krachtens raadsbesluit
van 14 Augustus 1871, no. 13, goedgekeurd
door de Gedeputeerde Staten van Friesland, bij
beslu't van 7 September 1871 no. 4(Prov. blad
no. 112), voortaan jaarlijks op den Woensdag,
voorafgaande aan den laatsten Zaterdag der
maand October, een KALVERMARKT zal wor
den gehouden en dal die markt alzoo voor het
eerst zal plaats hebben op WOENSDAG25
OCTOBER A. S.
Sneek 20 September 1871.
HAMERSTER DIJKSTRABurgem.
II. FENNEMASecretaris.
De discussie over het voorstel van den heer
's Jakob c. s. om door subsidiëring (zes ton
jaarlijks gedurende tien jaren) het tot stand ko
men eener stoomvaart van Vlissingen op New-
York te bevorderen, is heden in de Tweede
Kamer gesloten na velerlei re- en duplieken,
en nadat de heeren Stieltjes en ’s Jakob hun
voorstel breedvoerig hadden verdedigd. Ten slot
te is artikel verworpen met 44 tegen 22 stem
men waarna de voorstellers hun voorstel heb
ben ingetrokken.
Morgen zijn eenige kleine wetsontwerpen
de orde.
Te Tiel is, in plaats van den heer Hasselman,
die bedanktetot lid van de Tweede Kamer ge
kozen de heer van Lynden van Sandenburg
met 1210 van de 2116 uitgebrachte geldige stem
men. De candidaal der liberalen, de heer Sloet
van de Beeleoud-gouverneur-generaal \an Jo
die bekwam 896 stemmen.
Alhoewel we al heel weinig op hebben met
schristen-staatsmannendie hors de saison z’jn,
en alzoo de verkiezing van den lieer van Sanden
burg door ons volstrekt niet met ingenomenheid
begroet wordtkunnen we 't evenmin betreuren,
dat de heer Sloet thans weêr te Tieleven als
bij de verkiezingen in Juni te Arnhem versla
gen is. Het allooi van het liberalisme van dat
heer toch komt ons verdacht voor en 't bevreemdt
ons dat flinke liberale kiezers hem zoo sterk kun
nen aanbevelen en dan nog op zulk eene onhan
dige wijzeals door het »Vereenigingsbe.«tunr
der Centrale Kiesvereeniging” te Tiel g'schiedde.
Deze verklaarde per annoncedat het bericht
alsof de candidaat dier vereeniging, baron Sloet
van de Beeleeen voorstander is van de voor
gestelde inkomstenbelasting, uit de lucht
gegrepen en ten eenenmale onwaar was. Door
de stellige verklaring van den heer Sloet zelf was
het bestuur in staat aan de kiezers mede te dee-
len dat hij het wetsvoorstel van den minister
Blussé tot invoering eener inkomstenbelasting be
paald afkeurt.
Als dat nu voor liberale kiezers een motief
van aanbeveling moest zijn om den heer Sloet
weêr een plaatsje te geven in onze volksverte
genwoordigingdan begrijpen we er niets meer
van, maar wenschen dien liberalen van harte
beterschap toe
Wat maakt overigends den heer Sloet aanbe-
velenswaardig? Moet hij in de volksvertegenwoor
diging dienst doen als indische specialiteit I 't
Kan zijn maar dan zijn we ’t geheel met Dr.
van Vloten eensdat men zijne verkiezing moet
ontradenjuist om de wijzewaarop hij zich
als landvoogd heeft doen kennen. Hij zuivere
zich eerst van twee smettendie op zijn indisch
onderkoningschap kleven. Hij verklare en bewij
ze op goede gronden openlijk
1. of het al dan niet waar is dat hij een
Indisch kapitein last heeft gegeven de door Stielt-
en zijne ingenieurs nauwlettend berekende
hoogtecijfers voor een groot deel van het Java-
sche spoorwegterreinte vervangen door lagere
cijfers op minder nauwkeurige berekening steu
nende en waardoor niet alleen de concessiona
rissen maar ook de tweede kamer moedwillig op
een dwaalspoor zijn geleid
2. of hij al dan niet zich als het gedienstige
werktuig heeft laten gebruiken der laaghartige
tegenstanders van den ontslagen ingenieur op Ja
va Roorda van Eysingaen dezen met een ban
vonnis geslagen dat op zijn hoogst met de let
ter der wet te verdedigen was maar alle zede
lijkheid, recht en billijkheid met voeten trapte, en
daarom ook door den minister Fransen van de
Putte zelf platweg als een idomme en gemeene
streek” gebrandmerkt werd.
Van het afleggen van die verklaring en hel le
veren van die bewijzen hebben we niets verno
men en diè verklaring was o. i. vrij wat noodiger
geweest dan de afkeuring eener inkomstenbelasting.
De kiezers zijn dan ook zoo vrij geweest den ex-
landvoogd af te keuren, en wij treuren er vol
strekt niet omdat het district Tiel zijn mandaat
niet heeft gegeven aan den gouverneur-generaal
in ruste, baron Sloet van de Beele.
De opbrengst is genomen naar eene lage taxa- terwjjl art. 32 opheldering
tie, die vóór 37 jaren gedaan is, en werd het ka- J‘~
daster herzien, dan zou blijken, dat die 1190 mill,
minstens 3600 zouden worden.
Aan effecten is in Nederland, bij benadering,
voor eene rentegevende waarde van 5 a 7 dui
zend millioendus een inkomen nagenoeg van
300’, daargelaten nog hetgeen handel, nijver
heid, scheepvaart en
Men zal ons tegenwerpen datwanneer men
de bevolking nagaat in de gemeentenwaar
Vroeger hebben wij t meermalen aangetoond, hoofdelijke omslag geheven wordtonze bereke-
dal zaken, die in naam dezelfde zijn, inderdaad
verbazend veel van elkander verschillen kunnen.
Tot ons leedwezen is de minister van die waar
heid niet overtuigd en is het inkomenwat de
een geniet, volkomen gelijk aan dat, wat de an
der heeft, zoo maar de som even groot is.
Wij halen een voorbeeld aan.
Een ongehuwd persoon heeft een inkomen van
f 2.200 en moei daarvan volgens de voorgestelde
Wet 44 betalen.
Een vader van 6 kinderen die op een dorp
moet wonenwegens zijn ambtheeft evenveel.
Een zijner zoons wordt opgeleid voor de hooge-
school en kost hem jaarlijks 500een ander
voor de militaire academie en kost hem 400
een derde zal ontvanger wordenwaarvoor hij
’sjaars ƒ150 uitgeeft, d. i. te zamen ƒ1.050
voor opvoedings-kostenhetgeen niemand toch
wel misbillijken zal of als weelde-uitgaven aan
merken. Hij zelf, met zijne vrouw en drie meis
jes, houden te zamen ƒ1.150 over.
Het gevolg is, dat de ongehuwde 2 °/0 betaalt
en de gehuwdedie 3 nuttige leden voor de
maatschappij vormt, nagenoeg 4
Is dal vooi beeld, dal ongeveer aan de werke
lijkheid ontleend isvoldoende om het bewijs
der onbillijkheid achterwege te laten?
Wij keuren de Wet niet af, integendeelmaar
verlangen door een amendement herstel van het
onbillijke, wat gelegen is in het niet onder
scheiden tusschen hoeveel personen en hoe het
gemeenschappelijk inkomen verdeeld moet wor
den.
De vraag van het belasten van het inkomen
naar de bronnen waaruit het voortkomtzullen
wij niet aanroeren. Wij achten haar overbodig.
Hij, die door te produceren zich een inkomen
verschaftmoge een nuttiger lid der maatschap
pij zijndan degenedie niets doet en slechts
coupons knipt of grondrenten ontvangtiels
waarover wel geen twijfel zal bestaan maar
hel is nogtans waardat het kapitaalhetwelk
gevormd is, een gevolg is van productie en ont
staan is door besparing. De oorsprong is de
zelfde. Daarenboven is arbeid zonder kapitaal
in den maatschappelijken toestand onmogelijk en
het genieten van het laatste zonder den eersten
even ondenkbaar. Het zijn de beide factoren
der welvaarttusschen welke een even onafschei
delijk verband bestaat als tusschen den maag en
de hersenen.
Het voorbijzien van deze waarheid heeft voor
geen klein gedeelte de zoogenaamde sociale quaes-
tie in ’t leven gebrachtdeels is dit geschied uit
onkunde, deels is het gekomen door opzettelijk
verkeerde voorstelling.
De voorgestelde belasting moet opbrengen eene
som van 8 millioen gulden. Volgens ’s ministers
berekening, is derhalve het belastbaar inkomen
der natiena aftrek van die inkomenswelke
beneden 500 blijven400 millioen.
Volgens de vastgestelde begrooting van T vo
rig jaar bedroeg het belastbaar inkomendat
naar die grondbelasting geheven wordt, 1190
millioen(f) gulden.
(f). De opbrengst was begroot op 10’166,297
naar den maatstaf van ”/la
I
en verduidelijking I
andere takken opleveren.
wanneer
de bevolking nagaat in de gemeenten
ning van het inkomen terstond blijkt te falen
doch wij beantwoorden die tegenwerping met
deze dat de wijzewaarop die heffing geschiedt,
nog al iets te wenschen over laat. Bijv, is er
eene gemeente in Frieslandwaar iemanddie
tusschen 5 en 6 duizend gulden aan grondbelas
ting betaalt, is aangeslagen op een inkomen van
25 a 30een ander, die nog meer betaalt, komt
op de lijst van hoofdelijken omslag betalenden
niet voor, enz. enz.
Onder de grievendie wij tegen het voorstel
van Wet hebbenof liever onder de onnauw
keurige voorstellingendie geamendeerd behoo-
ren te worden
verheven wordt
moeilijk zijn om
hoort ook deze dat de minister te veel de waar
schijnlijkheid in plaats van de waarheid als richt
snoer aanneemtja zelfs gene over deze laat ze
gepralen.
Vermeerdering of vermindering van inkomsten
toch, in den loop des jaars zoo luidt artikel
8 blijft op het bedrag van den aanslag voor
dat jaar buiten invloed.
De belastingschuldige moet de aangave der
klasse, waarin hij valt, schatten naar hetgeen
hij gemiddeld in de vorige drie jaren aan on
zeker inkomen heeft genoten en voor het vaste
naar den maatstaf van hetgeen het bedraagt op
le Mei 1872.
De belasting treedt op dien datum in werking
en geenszins een jaar te voren.
Ware het laatste het gevaldan zou de bepa
ling van art. 8 billijk en goéd zijnnu is zij on
billijk en kwaad want zij geeft feitelijk aan de
Wet terugwerker.de kracht.
Hel is een gevolg van ’s ministers ontkenning,
of onbekendheid, met een der eerste rechtsre
gelen dat vermoedens moeten wijken voor de
waarheid (praesumtio cedit veritati').
Wat waarheid is moet als waarheid gelden
ook in belastingwetten.
Nu krijgen wij wel in art. 32 eene bepaling
dat, zoo het inkomen voor meer dan een derde
heeft opgehoudener ontheffing kan verleend
worden van de termijnendie vervallen ééne
maand na die, waarin de aangeslagene gerecla
meerd heeftdoch vooreerst is dat artikel zeer
onduidelijk, want het blijkt niet, of hier vast,
dan wel onzeker inkomen bedoeld zij, en ver
volgens is het hoogstens een halvenooit een
goede maatregel, want indien de belastingschul
dige eerst maanden na het verlies verneemt, dat
hij het geleden heeftwal dan
Hij mag loezienwant hij heeft betaald en
eens betaald blijft betaald.
Heeft hij bankroeten geledenzijn de renten
gereduceerd of in 't geheel niet betaaldis de
oogst misluktzijn huizen niet verhuurd kunnen
worden, bijv, ten gevolge van brand, kortom zijn
er geen inkomsten genoten, het is om ’t even
en dat moest niet.
Met een amendement, ’t zij van wege de ver
tegenwoordiging, hetzij van den minister uit
gaande, kan deze in beginsel zeer goede wet van
eene zeer slechte bepaling gehuiverd worden