GEMEENTE EN BET ARRONDISSEMENT SNEEK
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR DE
No 99
N G.
13 DECEMBER.
Ministers
v a n
State n-G e n e r a a I.
B e k e n d in a k i n g.
1871.
3°.
„Varussen geeft ous onze millioenen weder
1
TWEEDE KAME R.
Zitting van Vrijdag 8 December.
de Bruijn Kops
Maandag 11 December.
ADVEB.TENTIËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel daarboven 7’/a Cents.Alle brieven en stukken,
de uitgave of redactie betreffende, worden franco ingewacht.
In de heden plaats gehad hebbende zitting
zijn na langdurige discussiëneerst de begroo-
4,
6,
10
11
s
Wijk 1
3
5
7
9
SNEEKER CO
Zitting van
De ministeriën van oorlog in Nederland zijn
steeds geweest, wat Dickens als een circumlo-
cutie-kantoor geteekend heeft.
De militaire administratie is daardoor gewor
den een warnest van kleingeestigheden. Groote
of doorslaande en afdoende maatregelen worden
nimmer genomen. Elke verandering ten goede
stuit af, dan eens op domheid dan weer op on
wil en gewoonlijk op een kleingeestig vasthouden
aan vooroordeeleningeworteld en voortgeplant
op een geestesbodemwaaraan alle geest ont
breekt.
Die toestand is treurig, doch in werkelijkheid
nog treuriger dan wij hem hebben geschetst.
In de zitting van heden is het koloniaal dé
bat voortgezet.. De heer Fransen van de Pu'te
heeft vooral de redevoeringen van de hoeren
Wintgens en Nierstrasz wederlegd terwijl de
minister van koloniën daarna diezelfde sprekers
beantwoord en aan de andere leden ophelderin
gen gegeven heeft. Na eenige replieken is de
voortzetting bepaald op Maandag a s.
Deze C O U R A N T verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden is binnen deze Stad ƒ1.65, buiten
de Stad franco ƒ1.90.
Zitting van Zaterdag 9 December.
aan de
Terwijl overigens de inschrijving ter Secretarie
dezer gemeente kan geschieden van ’s morgens
9 tot ’s namiddags 1 uur.
En zal deze worden afgekondigd waar het be
hoort den 13 en ‘27 December 1871.
Burgemeester en Wethouders voornoenid,
I1AMERSTER DIJKSTRA.
De Secretaris
II FENNEMA.
en mag in Ne-
officierdan ten koste van zijne
betrekkingvan daar dan ookdat de meeste
officiers sedert lang het denken hebben afge
schaft.
Zijn ze eenmaal tot dien rang opgeklommen
dat zij hunne gedachten zonder veel gevaar voor
disciplinaire- en andere straffen, zouden kunnen
uitendan hebben zij het óf verleerd óf zijn zoo
gewoon geraakt aan brutaal en dom militair ge
weld dat zij niet beter wetenof zulks is een
onder- zoo niet het hoofdbestanddeel van mi
litaire eer en het grootste sieraad van den offi
cier.
Uitzonderingen zijn ermaar uit den aard der
omstandigheden komen ze zeer weinig voor.
Een liberaalflink en voor zijn betrekking ge
schikte minister van oorlog, zal eene chimère blij
ven, zoolang men voor de portefeuille er van
een officier kiest.
Intusschen zullen zoolang het hoofd van den
Staat in het officierschap (blijkens zijne kleeding)
het summum bonum zietsteeds de ministers
van oorlog uit officiers gekozen wordenen zul
len steeds de hoofden van dat departement on
geschikt onbekwaam en nietpassend zijn in een
liberaal ministerie, terwijl, hoedanig ook de richting,
van welk ministerie ook, zijn mogede uitgaven
voor oorlog als weggesmeten zullen beschouwd
moeten worden.
Bij ongesteldheid afwezigheid of ontstentenis
is zijn vader of is deze overledenzijne moe
derof, zijn beiden overleden, zijn voogd lot
het doen van die aangifte verplicht.
De wijze waarop van het doen van aangifte
blijken moetwordt door ons bepaald.
Art. 20. Hij die eerst na het intreden van
zijn 19e jaar doch vóór het volbrengen van zijn
20ste ingezeten wordt is verplicht zich zoo-
dra dit. plaats heeft, ter inschrijving aan te ge
ven bij Burgemeester en Wethouders der ge
meentewaar ‘de inschrijving, volgens art. 16,
moet geschieden.
Daarbij gelden de bepalingen der 2de en 3de
zinsnede van art. 18.
Zijne inschrijving geschiedt in hel register van
het jaar waartoe hij volgens zijn leeftijd be
hoort.
Naar aanleiding van bovenstaande bepalingen
maken Burgemeester en Wethouders verder be
kend, dat op Vrijdag den 5den Januari 1872 ten
Gemeeuteliuize alhier eene bijzondere zitting zal
worden gehouden tot inschrijving der mannelijke
ingezetenen, die op den Isten Januari 1872 hun
19de jaar zijn ingetreden en die alzoo geboren
zijn in 1853 en wel voor
en 2’s morgens 9 uur.
De geheele zitting was heden gewijd
algemeene beraadslagingen over hoofdstuk Kolo
niën.
De hh. NierstraszWintgens en Bergman
hebben de koloniale politiek van het Ministerie
op algemeen of financieel terrein bestreden. De
heer van Sijpesteijn heeft alleen de West-Indische
toestanden besproken.
De hh. Gevers Deijnoot en
hebben eenige vragen aan den Minister van Ko
loniën gedaan afgescheiden van eenige politiek.
Morgen voortzetting.
8’s middags 12
10’s namidd.
fed
De aftreding van den minister Engelvaart is een
^feit, dat niemand, die geen vriend is van mili-
.T.iir despotisme, niet met genoegen zal verno
men hebben. Zijne houding in het schandaal
Janssen toch had zijne positie op zedelijk stand
punt onhoudbaar gemaakt. Door de heeren Gis-
ser en Keizer ongemoeid te laten, ja erger dan
ditheeft hij den geheelen militairen stand in
de oogen van het publiek gecompromitteerd
maar daarenboven is de hr. Engelvaart volslagen
onbekwaam en ongeschikt voor zijne betrekking,
daarin echter geenszins verschillende van een
zjjner voorgangers, die ook in een gegeven geval,
-even gelijk hij, brutaal militair geweld, den infe
rieur door diens superieur aangedaan, zouden ge
handhaafd en zelfs toegejuicht hebben.
Engelvaart’s opvolger zal de tiende minister
van oorlog zijn sedert de herziening der Grond-
«oet.
Wie die tiende zal zijn of wat hij doen zal
.Weten wij metmaar weldat sedert 1848 tus-
71 tfehen de 250 en 300 millioenen gulden voor oor-
I log door Engelvaart en diens voorgangers zijn
I uitgegevenwelke bevonden zijn geworden te
zijn weggegooidwel welen wijdat de eene
I minister voor, de ander na, de uitgaven, vóór hem
I gedaan, afgekeurd heeft, en dat het er ten slotte
I met onze legerorganisalie en het materieel aller-
l jammerlijks! uitziet.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de
Gemeente SNEEK,
Gelet op art. 19 der Wet op de Nationale Mi-
liftie van 19 Augustus 1861 (Staatsblad no. 72),
Brengen door deze ter kennis der ingezetenen,
dat in Hoofdstuk III dier wethandelende over
de inschrijving voor de militie, onder anderen
voorkomt het navolgende
Art. 15. Jaarlijks worden voor de militie in
geschreven alle mannelijke ingezetenen die op
den Isten Januari van hel jaar hun 19de jaar
waren ingetreden.
Voor ingezeten wordt gehouden:
1°. hij, wiens vader, of, is deze overleden,
moeder, of, zijn beiden overleden wiens voogd
ingezeten is volgens de wet van den 28sten Ju
li 1850 (Staatsblad no. 44)
2°. hij diegeen ouders of voogd hebben
de gedurende de laatsteaan het m de eerste
zinsnede van dit artikel vermelde tijdstip voor
afgaande achttien maanden in Nederland verblijf
hield
3°. hij van wiens ouders de langstlevende
ingezeten was al is zijn voogd geen ingezeten
mits hij binnen het rijk verblijf houdt.
Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreem
deling behoorende tot eenen Staat, waar de Ne
derlander niet aan den vei plichten krijgsdienst is
onderworpen of waar ten aanzien der dienst
plichtigheid hel beginsel van wederkeerigheid is
aangenomen.
Art. 16. De inschrijving geschiedt
1°. van een ongehuwde in de gemeente, waar
de vader, of, is deze overleden, de moeder, of
zijn beiden overledende voogd woont
2°. van een gehuwde en van een weduwnaar
in de gemeente waar hij woont
van hemdie geen vadermoeder of
voogd heeft .of door dezen is achtergelaten, of
wiens voogd buiten ’s lands gevestigd isin de
gemeentewaar hij woont
4°. van den buiten ’s lands wonenden zoon
van een Nederlander, die ter zake van ’slands
dienst in een vreemd land woont, in de gemeen
te waar zijn vader of voogd het laatst in Neder
land gewoond heeft.
Art. 17. Voor de militie wordt niet ingeschre
ven
1°. de in een vreemd Rijk achtergebleven
zoon van een ingezetendie geen Nederlander is;
2°. de in een vreemd Rijk verblijf houdende
ouderlooze zoon van een vreemdelingal is zijn
voogd ingezeten.
Art. 18. Elk, die volgens art. 15 behoort te
worden ingeschrevenis verplichtzich daartoe
bij Burgemeester en Wethouders aan te geven
tusschen den isten en 31 sten Januari.
In drie-en-twintig jaren twee honderd vijftig
a driehonderd millioen gulden onnut en doelloos
uitgegeven is eene zaakdie wel waard is tot
nadenken op te wekken.
Hierbij komt nog dat al die ministersde
een meer, de ander minder eene malaise bij
het corps officieren hebben doen ontstaan welke
'in tijd van nood wel eens zeer verderfelijk zoude
kunnen of liever moet werken.
Van al die negen ministers is er geen een be
kwaam of geschikt voor zijn ambt geweest en
heeft in geen enkel liberaal ministerie er een ge
zeten die er in behoorde.
Van waar dat verschijnsel
Deels het gevolg van de dwaze meeningdat
>aan ’t hoofd van hel departement van oorlog
een officier moet staan, en deels daarvan, dat
die officier een hoofdofficier moet zijn.
Een officier kan in zijn vak hoogstzelfs schit
terend bekwaam zijn en daarbij een goed admi-
nisiraleur wezendoch daardoor wordt geen
minister gevormd.
Dat de minister van oorlog een officier, een
hoofdofficier is, daar hebben wij niets tegen, maar
wel dat men minister van oorlog wordtom
dat men hoofdofficier is en dat men het niet
wordtomdat men het niet is,
Bij dit departement vindt ten dezen en in bij-
A.na alle opzichten iels plaals wal bij geen an
der voorkomt.
Was de gevolgde wijze van benoeming goed,
dan moest men baar ook bij de overige
Oorlog. departementen volgen en de hoofden van dat van
1 justitie allen kiezen uit leden van den hoogen
raadbij de vorige departementen van eere.
i diensten een predikant uit eene der groote ste-
i denkeen bisschep of aartsbisschop hebben be
noemd, enz.; voor dat van finantiën een bankier
of bestuurslid der Nederl. Bank enz.
Dat zou dwaas zijnzal men zeggen; nu, even
dwaas is het monopoliseren van de portefeuille
van oorlog bij hoofdofficieren.
Dat het anders kan heeft indertijd de heer
Lotsy bewezen, die als burgemeester van Dord
recht tot de portefeuille van marine werd ge
roepen en haar bijna 5 jaren lang behouden heeft.
Lotsy had nooit bij de marine gedienden
zij is nooit in zoo’n goeden staat geweest, zoo
wel wat officierenequipage en materieel be
treft, als gedurende zijn bestuur.
Zoo als ons leger is ingerichtwat de officie
ren aangaat, is het nagenoeg eene onmogelijkheids
dat er een minister, die geschikt is, uit kan
voortkomen.
Om aan ’t hoofd van zaken te staan is een eerste
vereischtezelfstandig en vrij denken. Bij de
tegenwoordige inrichting onder ’t vaderlijk
bestuur van WiLlem I was ’t nog erger mag
een officier niet denken, of, wat er vrij wel
mede gelijk staatzijne gedachten niet mede-
deelen.
Doet hij het en bevalt het zijn chef niet’t
zij uit onkunde godsdienstopgewondenheidvrees
voor overschaduwd te worden, of wat dies meer
zijdan wordt hij gestraft en soms voor een
raad van eer (te weten militaire') gebrachtdie
hem ter uitwerping voordraagt.
Zelfstandig en vrij denken kan
derland geen