GEMEENTE EN HET ARRONDISSEMENT SNEER. MEWS- EN ADVERTENTIE-BLAD VOOR DE o BINNENLAND. ft - i 1872. No. 75. Z E V E N-E N-T WIN T I G S T E J 18 SEPTEMBER. WOENSDAG I ml- zijne souvereiniteit integendeel het van BIJ WIEN BERUST IN NEDERLAND DE SOEVEREINITEITBIJ HET VOLK OF BIJ DEN VORST Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden is binnen deze Stad ƒ1.65, buiten de Stad franco ƒ1.90. ADVERTENTIËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents, vo<y eiken regel daarboven 7*/2 Cents. Alle brieven en stukken, de uitgave of redactie betreffende, worden franco ingewacht. den elke om dat i. v. aga. van ok, z. De Haagsche Nieuwsbode deelt mede, dat een wetsontwerp op het hooger onderwijs in bewer king is. 1^1 De Belgische Grondwet bevat eene bepaling welkeook om haar praktisch nut, van groote heteekenis is. Zij is die van artikel 25, uitsprekende, dat al le machten van het volk uitgaan, eene bevestiging van hetgeen onze voorouders bij de afzweering van Philips reeds op den voorgrond hadden ge steld toen zij hunne handeling grondden op de toen nog vrij brutale waarheid, dat het volk er niet is om den Vorst, maar de Vorst om het volk. Telkenmale, vooral vóór 1848, is door de mo- narchaal-gezinden en later door de conservatie ven, beweerd, dat onze Grondwet, zoowel die van ’15 als ’48niets meer was dan een pactum tusschen Vorst en Volkwaarbij de eerste ten behoeve van het volk afstand deed van eenige rechten, die hij anders zou hebben gehad, als zijnde deze per se aan het koningschap verbon den. Zij kepden en kennen nog aan den vorst algeheele souvereiniteit toe behalve voor zoo verre deze door de Grondwet besnoeid of beperkt is. Aannemende, dat zij, die dat beweren, ter goe der trouw zijn, moeten wij erkennen, dat hunne stelling niet verdedigingloos is. Het is eene theoretische quaestiedie voor geene oplossing vatbaar isaangezien deze ge heel en al afhangt van het standpunt, waarop men zich geplaatst heeft. Willem I heeft altijd de absolute souvereiniteit gehandhaafd en in praxi de Grondwet beschouwd als een voor hem knellenden band, dien hij zoo veel mogelijk moest losmaken, tot grootmaking en vervulling van eigen wil en eigen belang. Hij vatte het koningschap op als absoluut en heeft er immer naar gestreefd dit absolutisme door te drijven; hij heeft zulks zoolang volgehou den, tot dat de staat zijn ondergang nabij was. In '3.9 stond staatsbankroet en algemeene volks opstand voor de deur de verontwaardiging was groot; de maat was niet alleen vol, maar liep aan alle kanten over. Er was dan ook reden voor te over. De afstemming der begrooting heeft hem ge dwongen te abdiceren. Dat weggaan van »vader” Willem heeft de theoretische quaestie praktisch opgelost, maar, o i., niet voldoende; want force majeure, 't zij mate rieel ’t zij moreel is geen argument. Na veel dobbering, geweifel, getheoretiseer parlij-manoeuvreren en wat dies meer zij, kregen wij eindelijk de Grondwetsherziening van 1848; maar,.de oude quaestie liet men onbeslist. Zij was wellicht te epineus. Wat Belgie gedaan had in '30 durfde men 17 jaren later in Nederland niet! Van wien de Staatsmacht uitgaat, is nog even weinig beslist, als in ’15. Nog steeds hoort men keuvelen en seuren over koninklijke macht en volkssouvereiniteitnog al toos schrijft men over en weêr ten voordeele der der eerste of der laatste, en verdedigt men bei de naar tijdsomstandigheid, dat wil zeggen, naar mate de wind waait, maar verder zijn we niet gekomen- De vraag omtrent Volks- of Vorsten Souverei niteit, is volgens ’t Nederlandsche Staatsrecht niet uit te maken aangezien daaromtrent geene posi tieve bepalingen bestaan. Met de Grondwet in de hand kan men beide verdedigen. Zij, die zich op historisch staalkundig stand punt plaatsen, behoorden voorstanders te zijn der In Twenthe hebben nog steeds werkstakingen plaats aan de groote fabrieken. Van wanorde lijkheden vernamen we in de laatste dagen even wel niet meer. De aankomst van voldoende mi litaire macht, die eindelijk op last van de hooge regeering gezonden werd, om personen en eigen- Zaterdag jl. is door den minister van binnen- landsche zaken de zitting 1871/72 van de Sta- ten-Generaal gesloten. In zijne sluitingsrede wees de heer Geertema, bij de opsomming der oor zaken, dat minder tot stand is gekomen dan men zich had vdorgesteldvooral op het verlies van den uitstekenden Staatsman, die gedurende meer dan het vierde eener eeuw een onmiskenbaar grooten invloed op de ontwikkeling onzer staats instellingen heeft uitgeoefend. Geheel onvrucht baar zeide de heer Geertsemawas de zitting echter nietblijkens verschillende aangenomen wettenwaaronder die tot afkoopbaarstelling der tienden. De algemeene toestand van de Oost-Indische bezittingen is bevredigend. Voorstellen tot ver betering der middelen van gemeenschap aldaar met ondersteuning van Staatswege, zullen worden gedaan. Aan de West-Indische bezittingen zal ’s Konings belangstellende zorg worden betoond door krach tiger hulp om aan de moeielijke omstandigheden, die zij tegemoet gaan, liet hoofd te bieden. De Leidsche rechtbank heeft een geneesheer aldaar die tegen een collega op den publieken weg handtastelijkheden bedreettot drie dagen cellulaire gevangenisstraf veroordeeld. In een Indischen brief aan de Nijmeegsche Nieuwsbode wordt de vraag gesteld of Neder land wel recht had tot herdenking van zijn grootsch verleden van voor driehonderd jaren7, en ontken nend beantwoord op grond van de volgende, maar al te ware opmerkingen «Nederlandershoe noemt gij den man die, met een paar gezonde, sterke armen aan het lijf zich niet schaamt te verklaren, dat hem de kracht ontbreekt om voor zich zelven den kost te ver dienen en daarom van de weldadigheid vraagt, wat hij niet aan eigen werkzaamheden wil verschul digd zijn «Ziet gij in dien man de type van den fleren Watergeus, wiens daden gij herdacht ?/Acht gij hem den echten zoon van 't stoute voorgeslacht «En welk kenmerkend verschil is er tusschen dien man en u, die verklaart dat gij u niet in staat gevoelt door eigen werkzaamheid in het onder houd uwer staathuishouding te voorzien, en daar om de bijdragen van Indië niet kunt missen «Ja, toch, er bestaat verschil. Die man zal in den regel nog schaamte genoeg hebben het zooveel mogelijk verborgen te houden hij op kosten van anderen leeften die anderen meestal onder de meergegoeden zoeken. Maar gij, Nederlanders verklaart het in het openbaar, uwe volksvertegenwoordigers verkondigen het zonder blozenin 's lands raadzaal ten aanhoore van geheel Europa dat het u aan kracht ontbreekt om in uw onderhoud te voorzien en gij heft schatting van die armer zijn dan gij die het noodige moeten derven opdat het u aan niets onlbreke Te Oosterbeek is een eerste luitenant opgevischt, die zich wegens tegenzin in den dienstenz. verdronken had. Het kruit in het kamp te Miiligen is verscho ten en ’t geld is weêr vermorst. De opperbevel hebber heeft gedagorderd. Hij was tevreden over de manschappen. De laatsten zullen ’t niet minder zijn nu ze huiswaarts kunnen keeren. De vergadering der Staten Generaal is gisteren (Maandag) voor het zittingjaar 1872/73 in eene vereenigde zitting der beide Kamers door den Koning geopend. In de troonredewelke Z, M. daarbij uitsprak werd gewezen op de vriendschappelijke verstand houding van ons Land met alle Mogendheden, op den gezegenden oogst, op den bloei der zee- visscherij en op den niet ongunstigen toestand der Cnaniien. Verder werd het volgende medegedeeld Eene wet tot wijziging der militie-wet zal aan geboden worden. De noodzakelijke werken in het belang der defensie zullen met kracht voorlgezet worden. De verandering der rechterlijke inrichting blijft aan de Slaten-Generaal aanbevolenintusschen zullen enkele partiële wijzigingen der wetboeken inkomen. Tot uitbreiding van het kiesrecht, waar het binnen te enge grenzen is beperkt, zal eerstdaags eene welsvoordracht gedaan worden. Een nieuw ontwerp van wet op het hooger onderwijs wordt voorbereid. Te Delft is een adres in omloopwaarbij de commissaris des konings verzocht wordt te be werkendat mr. van Kuyk geen ontslag krijge als burgemeester der plaats waar prins Willem I en andere vorsten begraven zijn Nog al een overwegend motief om vader Kuyk in zijne betrekking te handhaven! Volkssouvereiniteit, omdat de opstand tegen Span je en het vestigen der republiek op haar rust en de vertegenwoordiging (de Staten-Generaal) haar steeds hebben uitgeoefend, terwijl de stadhouder in abstracta nooit iels anders is geweest, dan de eerste ambtenaar van den Staat. Dat men aan den grooten Zwijger de souve reiniteit heeft willen opdragen, bewijst niets voor zijne souvereiniteit integendeel het is juist daaruit onbetwistbaar, dat hij ze niet bezat. Redeneert men uit de instelling van het eerste koningschap, dan is voor de souvereiniteit des konings even veel en even weinig te zeggen, als thans. Al heeft koning Lodewijk zich als souverein aangesteld, dan volgt daaruit geenszins, dat hij het was. De Grondwet van 1806 alleen kan hier uit spraak doen, en daarin wordt met geen woord gerept van souvereiniteit des vorsten. Wel is waar heet het in art. 1, afd. III der Constitutionele Wetten van 1806«De Koning heeft bij uitsluiting, en zonder bepaling de volle uitoefening der Regeering en van alle de macht, benoodigd, om de uitvoering der Wetten te ver zekeren en dezelve te doen eerbiedigen,” maar er wordt bijgevoegd«Hij heeft het volstrekt genot der Preëminentiën en Voorrechten tot nu toe aan deze Waardigheid (t. w. van Raadpensiona ris) verknocht” Lodewijk volgde daarin den Raadpensionaris opdie volstrekt geen souverein was. Daarenboven luidde art. 5. «De algemeene be stiering des Koninkrijks is onder ’t onmiddellijk beleid van Ministers van Staat.” Uit een en ander blijkt eer de niet- dan de wel- souvereiniteit van Lodewijk. Doch ook ai ware hij souverein geweestdan nog zou dat geen argument kunnen zijn voor de souvereiniteit des konings volgens de Grondwet van ’15 en '48. De Grondwet van 29 Maart ’14 droeg aan Willem I de souvereiniteit op in art, 1; die van 24 Aug. '15 echter geenszins. Er wordt wel in gezegd art. 1, dat het groot hertogdom Luxemburg onder dezelfde souvereini teit staat als het koninkrijk der Nederlanden, maar er wordt niet bijgevoegd, bij wien die souverei niteit berust. Uit de souvereiniteit van ’14 te concluderen tot die van '15 gaat niet aanwant er kwam een andere toestand van zaken door de vereeni- ging met Belgiedat geen «souvereine Vorst” gekend had, en daarenboven was er geen sprake langer van den souvereinen Vorster kwam een koning, maar aan wien de Grondwet het attribuut Souverein niet heeft toegekend. De herziene Grondwet van 48 bezigt het woord souverein of souvereiniteit en dat is opmerke lijk nergens. Nu zou men kunnen zeggendat daardoor ’s konings souvereiniteit, als zijnde hem niet uit drukkelijk toegekend, is uitgesloten; doch het zelfde kan ook gezegd worden van het Volk. Uit den aard van ’t koningschap vloeit geen souvereiniteit voort, want de een vat het zus en de ander dus op. Uit het leerstellig Staatsrecht kan geen bewijs gevoerd wordenhet is een kwestie van positief recht. Juist die is bij de Grondwet niet uitgemaakt. Den feitelijken toestand kan men ook niet als bewijs doen geldenwant dan zou het recht al leen afhangen van de opvatting. Willem I zou dan souverein geweest zijn, maar Willem II niet, alhoewel zij beiden onder dezelfde Grondwet leefden. De kleine wijziging in '40 immers heeft in de beslissing der vraag geen verandering ge bracht, Aan het stellig recht getoetst is de vraag voor tweeërlei opvatting vatbaar. De koning heeft vele souvereiniteils-rechten, z. a. het opperbestuur der buitenlandsche be trekkingen, het recht van oorlog en vrede en van verdragenhet oppergezag over zee- en land macht, het opperbestuur der koloniënhel recht van de muntvan gratie, van beslissing in pro vinciale bestuursgeschillen enz.maar aan den ande.en kant staat het volk door zijne zooge naamde vertegenwoordiging, zonder welke de ko ning grondwettelijk zeer weinig van die rechten kan uitoefenen. De zoogenaamde praerogalieven der kroon (ei genlijk souvereiniteits-rechten) zijn velen, doch op den keper beschouwd weinig anders dan phrasen zonder beteekenis, zoo namelyk alles grondwet telijk geschiedt. De koning van Belgie bezit ook vele van die praerogalieven en nogtans is hij geen souverein, want alle machten gaan daar van ’t volk uit. In beide Rijken bestaat de trias politica (wet gevende uitvoerenderechtsprekende macht) maar in het eene is de souvereiniteits-kwestie be slist, in het andere bestaat zij. Dat daarom bij eene eventuëele herziening on zer Grondwet een einde worde gemaakt aan die kwestie, welke voor velen er nog eene is, en het sedert bijna het vierde eener eeuw niet langer behoorde te zijn geweest. Voor ons bestaat geene souvereiniteits-kwestie, doch daarmede is nog niet bewezendat waar heid is, wat wij voor waarheid houden, en wordt althans geen rechlspunl beslist. I SNEEKER COUR 4\I 2. U' I it. gij heft SÉ uw. ital- 6 •us. ritje m i i XsBgb fciüiiiSi

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1872 | | pagina 1