GEMEENTE EN HET ARRONDISSEMENT SNEER.
NIEUWS- EN ADÏERTENTIE-BLAD VOOR DE
1873
No. 33.
ACH T-K N-T WIKTIG-STE
23 APRIL
WOENSDAG
Onschendbaarheid van
woningen.
w
■tó'--
Expeditie naar Atjin.
;en
ran
jen
ril.
de
(2) Vergelijk ons nummer van 9 April j.l.
van
ADVER.TENTIËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel daarboven 7 */2 Cents. Alle brieven en stukken,
de uitgave of redactie betreffende, worden franco in gewacht.
iro
De onschendbaarheid of heiligheid der woning
is steeds beschouwd geworden als een attribuut
der personele en
In zijn huis is
van 31 Augustus
Art. 3 der ver-
daartoehetzij bij diezelfdehetzij bij afzonder- i
lijke verordening den last verstrekken.
De bepalingen van artt. 167 en 168 der wet
van 29 Juni 1851 (Staatsbl. n°. 85) zijn op el
ke verordening waarin die last wordt gegeven
en waarop die lastgeving betrekking heefttoe
passelijk.
De onmiddellijke afkondiging, bij art. 171 dier
wet vermeld, mag van zoodanige verordening in
geen geval geschieden.
2. De verordening, welke den last geeft, kan,
tenzij genoodigd, indien daartoe noodzakelijkheid bestaat, bepalen,
dat de uitvoering ten allen tijde mag plaats heb
ben.
Zonder die bepaling mag de last niet tusschen
zons onder- en opgang worden uitgevoerd.
3. De last kan niet worden uitgevoerd dan
in bijzijnhetzij van den kantonrechter hetzij
van het hoofd of een der leden van het Gemeen-
te-bestuurof van een Commissaris van politie.
Van deze uitvoering en van de redenendie
daartoe geleid hebben wordt door hem die
krachtens bovenstaande bepaling daarbij tegen
woordig is geweestbinnen tweemaal 24 uren
proces-verbaal opgemaakt en aan den ingezeten,
wiens woning is binnengetredenin afschrift
medegedeeld.”
en waarvan het gevolg is, dat het in de ge
meente Sneek kracht van Wet hebbend Politie-
reglement bepalingen bevat, die met het vrijheids
gevoel van een Nederlander en diens opvatting
van onschendbaarheid der woning niet best te
rijmen zijn.
Wij citeren
Art. 244 der verordening geeft den commis
saris van politie vrijheid net huis van iemand zijns
ondanks binnen te treden als hij kennis bekomt,
dal een schoorsteen of stookplaats niet volgens
de reglementen is ingerichl of gevaar voor brand
oplevert.
Hetzelfde recht heeft hijen zelfs de brand
meesters, (art. 245) wat plaatsen betreft waar bus
kruit of vuurwerk aanwezig is, of waar vermoed
wordt dat hooi te sterk broeit.
Zoowel des daags als des nachts competeert
hun dat recht.
Den gemeente-architect wordt in zekere geval-
len, art. 248, een gelijke bevoegdheid toegekend.
Nu willen wij niet beweren, dat die verorde-
ningen niet nuttig of overtollig zijn, maar zij zijn
zeer zeker in strijd met de nationale opvatting
van woning-onschendbaarheid en met den geest
der Grondwet niet geheel en al over een te bren
gen.
Wij hebben in dit geval te doen met regle
menten, steunende op een Wet, die wel is waar
uit de Grondwet voortgekomen is, maar niet in
allen opzichte er mede overeenstemt.
Doch men houde in ’t oog, dat, tijdens het tot
standkomen van bedoelde Wet, de reactie in vol
len gang was.
Per slot van rekening mogen wij dankbaar en
blijde zijn dat in de nare dagen van ’53 tot
'62 en van ’66 tot '68 nog niet heel wat anders
is geschied.
Men kon destijds het ergste verwachten en me-
Deze CO URANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
Abonnementsprijs voor 3 maanden is binnen deze Stad ƒ1.65, buiten
de Stad franco ƒ1.90.
met de tegenwoordig plaats hebbende mousson,
de staking der expeditie in overweging zou wor
den genomen.
’s Hage21 April. Blijkens een heden mor
gen bij het departement van koloniën ontvangen
telegram van den gouverneur-generaal van Ne-
derlandsch Indie is de krijgsraad voor Atjin
gepresideerd door den gouvernements-commissa-
ris, eenstemmig van gevoelen geweest, dat de po
sitie onhoudbaar was wegens de geleden verlie
zen en vooral wegens de hevige mousson. Daar
op heeft de gouverneur-generaal in eene door
hem gepresideerde vergadering van den raad van
Indie, welke werd bijgewoond door de komman
danten der zee- en landmacht en door den ge
neraal-majoor Verspijck, besloten tot staking der
expeditieom baar in het najaar te hervatten.
Dit besluit is genomen, vooral met het oog op de
mousson, waardoor de gemeenschap tusschen de
schepen en den wal weken lang kan verbroken
zijn en dus de gelegenheid ontbreken kan om
de troepen naar behooren van voedsel en drink
water te voorzien.
De kust blijft geblokkeerd.”
De treurige afloop dezer expeditie zal zeker een
hoogst onaangenatnen indruk in ons land te weeg
brengen en tot velerlei beschouwingen aanleiding
geven. De vraag hgt voor de hand aan wien
de schuld van het totaal échec, dat onze troepen
te Atjin hebben geleden Zou men nu met
geneigd zijn te veronderstellen, dat die geheele
zaak op hoogst onvoorzichtige bijna zouden
we zeggen onverantwoordelijke wijze begonnen
is. Wat wij voor eenige dagen vreesden(2) schijnt
zich nu, helaas l te bevestigen. Het Ned-Indisch
gouvernement moet volstrekt niet op de hoogte
zijn geweest van de hulpbronnen en strijdkrach
ten, waarover de sultan van Atjin te beschik
ken had. Men heeft de krachten van zijn vijand
weer te gering geacht, en de expeditie, die zoo
uitmuntend heette georganiseerd te zijn, en die
tusschen de regels m gelezen slechts noo-
dig scheen te hebben in hel rijk van den sultan
te komen om te overwinnen. is totaal
mislukt. Eenige honderde manschappen zijn nut
teloos opgeoflerd en aan het prestige van ons ge
zag in Indië is een gevoeligen slag loegebracht.
Wij hopen, dat onze regeering, met name de
minister van koloniën, nu althans niet langer zal
aarseien aan de volksvertegenwoordiging volledige
inlichtingen betredende deze zaak te verstrekken,
en dat de vertegenwoordigers zich niet zullen la
ten afschepen door een zwart gezicht of nijdige
antwoorden van den heer van de Putte, 't Is
al erg genoeg dat de heer Nierstrasz thans de
treurige satisfactie krijgt, gelijk te hebben gehad,
toen hij zijn waarschuwende stem liet hooren, die
natuurlijk «onvaderlandslievend” klonk omdat hij
niet tot de partij behoorde.
De «liberale” minister van koloniën bedenke
dat het voor het nederlandsche volk in ’t alge
meen en vele nederlandsche famihën in ’t bijzon
der, geen onverschillige zaak is, te weten, waar
vóór zijne zonen en betrekkingen daarginds hun
bloed en leven moeten opofferen, en of door ons
gouvernement voldoende maatregelen genomen
zijnom te zorgen, dat die bloedige offers niet
nutteloos worden gebracht.
Zulke vragen staan boven partij-gekibbel en
ze zijn ook volstrekt niet «onvaderlandslievend”
o liberale minister 1
nigeen had er zich op voorbereid, dat het alzoo
zou geschieden.
Zoo eens later aan het licht wordt gebracht
wat er alzoo is gepoogd, beraamd en voorgeno
men in die jarendan zal de natie vreemd op
zien en hare eigene oogen niet gelooven.
Zij zal dan van zich zelve kunnen zeggen
even als de jonge houden, waren wij negen
jaren blind.
Jammer, dat die blindheid zoo lang heeft ge
duurd en later teruggekeerd is.
Het is te hopen, dat de tijd tusschen 185362
en ’66'68 verloopen, te zamen toevallig elf ja
ren, niet weer eene herhaalde uitgave zal bele
ven, want het zou aan Nederland niet tot eer ver
strekken, om van andere nadeeien maar te zwij
gen.
liet in ons vorig nummer opgenomen telegra
fisch bericht, is maar al te spoedig bevestigd ge
worden: de laatste berichten uil Oost-lndië luiden
inderdaad hoogst ongunstig. Het aanvankelijk suc-
cès der expeditie-troepen naar Atjinis spoe
dig door een nederlaag gevolgd geworden.
Nadat het aan de Nederlandsche troepen ge
lukt was, in een aanval op de Atjineezen twee
forten te bemachtigen, hebben zij hun hoofd ge-
stooten voor het hoofdfort. Onze troepen zijn te
ruggeslagen met een verlies van 130 man aan
dooden waaronder de opperbevelhebber, gene
raal Kohier.
Het officieel bericht van den Gouverneur-Ge-
neraal zegt o. a.Er wordt verwoede tegenstand
geboden. De kraton(’), die van zwaar geschut
voorzien en zeer talrijk bezet is, wordt verdedigd
tot het uiterste. Onze troepen worden van alle
kanten gedurig door talrijke benden buiten den
kraton aangevallen. De Regeerings-commissaris
acht vermeerdering van militaire en marine-macht
noodzakelijk.
Een tweede telegram, eveneens van den gou
verneur-generaal, meldde, dat de generaal-majoor
Verspijck tot opperbevelhebber der expeditie be
noemd wasen voorts dat ter versterking der
troepen zou worden afgezonden het stoomschip
Timor”, benevens 2 bataillons en artillerie; waar
aan later nog is ioegevoegd het stoomschip Ban
ka”.
Volgens telegram van kolonel van Baaien van
14 April, is de moskee nabij den kraton met veel
verlies genomen.
De berichten der laatste dagen komen in hoofd
zaak op bovenstaande neder.
De Staatscourant meldt nogdatofschoon
daartoe door den gouverneur-generaal geen aan
vraag is gedaan, door de regeering hier te lande
maatregelen worden genomen voor de onverwijl
de versterking der strijdkrachten in Indië.
Sedert zijn de volgende berichten ontvangen
die nog treuriger luiden dan de bovenstaande.
’s Hage, 20 April. Heden namiddag is bij het
departement van koloniën het volgende telegram
ontvangen
Het bericht van den Commissaris, van 17 April
meldt, dat onze troepen den vorigen dag bij de
kraton, een gevoelig échec hebben geleden. Dien
tengevolge zijn zij naar het strand bivouac terug
gekeerd. De toestand is zoodanig dat, inverband
Een Kraton is een soort vesting; het ver
sterkt verblijf aan een inlandsch vorst.
persoonlijke vrijheid.
men sterk, baas, stelt men de
wetwie inwoont heeft er weinig te zeggen1
wie er vreemd ismoet er, 1
uitblijven.
Bij de oudste volkeren in de oudste tijden
was 't reeds zoo, mits het vrijen goldonvrij-
en of hoorigen hadden dat recht van woning-
onschendbaarheid niet.
In al onze Grondwettendie van '14 uitge
zonderd, treffen wij eene bepaling aan over de
onschendbaarheid van woning.
In die van '48 heet het in art 153«Niemand
mag de woning eens ingezetenen diens ondanks
binnentreden, dan op last eener macht door de
wet bevoegd verklaard dien last te gevenen
volgens de vormen in de wel bepaald.”
Door die bijvoeging is weinig anders gezegd
dan: uw huis is onschendbaar maar dat recht
gaat zoover als het voeten heeft, en bij de wet
kan de loop van dat recht zoo zeer beperkt
worden, dat er heel weinig van overblijft, en het
slechts in schijn bestaat.
Bij ’t Wetboek van Burgerlijke Rechts- en bij
dat van Strafvordering, is de onschendbaarheid
van woning tamelijk wel gewaarborgddoor de
formaliteiten bij het, ondanks den bewoner, bin
nentreden zijner woning in acht te nemen.
Zoo stelt art. 600 van eerstgenoemd Wetboek
de private woning gelijk met aan de godsdienst
gewijde gebouwen, terwijl er dienst in verricht
wordtzittingen van gestelde machten, beurzen
gedurende den beurstijd, vrijgeleide zoolang het
duurt.
Het woonhuis heeft iets heiligs.
Het wordt vergeleken met een burcht.
Een burger uit zijn huis te halen was het
uiterste, wat men van een tyran verwachten kon.
Iemand in zijn eigen huis te beleedigen was j
een onvergeeflijk feit.
Wie een burger in zijn eigen huis geslagen
had, werd veel zwaarder gestraft, dan wanneer
bij 't in het openbaar gedaan had.
Wij zeiden, dat door de clausule in de Grond
wet van ’48 aan het recht van onschendbaar
heid der woning feitelijk een einde kan gemaakt
worden.
Dat is geschied bij de Wet van 31 Aug. ’53,
Stbl., no. 83, welke luidt als volgt
Art. 1. Indien de zorg voor de nakoming
van eenig voorschrift eener plaatselijke verorde
ning hetwelk strekt tot handhaving van
openbare rust of veiligheidof tot bescherming
van het leven of de gezondheid van personen
vereischtdat zijdie met de uitvoering belast
zijn of daartoe moeten medewerken, de bevoegd
heid bezitten de woningen der ingezetenen, huns
- ondanks, binnen te treden, kan de Gemeenteraad
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
SN EEK
Gelet op de bij Raadsbesluit
1872 vastgestelde wyziging van
(OIK i X
SNEEK
<1
3
4
I
D.<»
i
K
9
i
2
9
2
9
1
in-
I