NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR DE BINNENLAND. GEMEENTE EN HET ARRONDISSEMENT SNEEK. 1873 No. 35. ACH T-E N-T WINTIGSTE J 30 APRIL. WOENSDAG State n-G e n e r a a 1. Op 1 Mei. Eene herinnering. Bekendmaking. Bekendmaking. Zitting Maandag 28 April. I. TWEEDE KAMER. Zitting Zaterdag 26 April, a Ieder burger, die zich in de stemregisters had doen opschrijven, kon dadelijken invloed op het bestuur van den Staat uitoefenenwas er zelfs toe verplicht. ADVERTENTIËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents, voor eiken regel daarboven 7’/a Cents. Alle brieven en stukken, de uitgave of redactie betreffende, worden franco ingewacht. a i 8 BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente SNEEK, Gelet hebbende op art. 7 van Zijner Majesteils besluit van den 7en September 1828 (Staatsblad no. 55)roepen bij deze op alle personen, welke als gehuwd of als weduwnaar met kind of kinderenin de tweede klasse van de Alge- meene Rol der Schutterij, in het vorige jaar op gemaakt, zijn gebrachtdoch sedert dien tijd door het overlijden van hunne vrouwen of kin deren de bevoegdheid hebben verloren, om in die klasse te verblijven, en dus alsnu in de eer ste klasse der voor dit jaar te formeeren alge- meene Rol gerangschikt moeten worden, om van zulke veranderde omstandigheden ter Secretarie dezer gemeente kennis te geven vóór den 15 der volgende maand; zullende, bij verzuim dezer aan gifte, de belanghebbenden, in gevolge art. 8 van voornoemd Koninklijk besluit, bij de schutterij worden ingelijfd en bovendien tot eene geldboe te en gevangenisstraf verwezen worden. Voorts wordt ter kennis van de belanghebben den gebracht, dat zij, die hun 34e jaar hebben voleindigd, alsmede zij, die gedurende vijf jaren bij de réserve hebben gestaan desverkiezende kunnen worden ontslagen; wordende dus elk, die van dit recht wenscht gebruik te maken, aange maand om zulks uiterlijk vóór den 30 Juni aan staande ter Secretarie aan te geven. En op dal niemand hieromtrent eenige onkun de zoude kunnen voorwenden, zal deze worden afgekondigd en geplaatst in de Sneeker-Courant. Sneek den 29 April 1873. Burgemeester en Wethouders voornoemd HAMERSTER DIJKSTRA. De Secretaris H. FENNEMA. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van SNEEK brengendoor dezeter kennis van de ingezetenen, dat, van het verslag van den toe stand dier gemeente, over het jaar 1872 het welk, ter voldoening aan art. 182 der Gemeen tewet, den Raad is aangeboden in zijne zitting van den 21 dezer maand, afdrukken verkrijgbaar zijn gesteld ter Secretarie, voor den prijs van 25 Cent. Sneek, 28 April 1873. HAMERSTER DIJKSTRABurg. H. FENNEMA, Secretaris. In de zitting van heden zijn de wetsontwerpen tot verhooging der indische begrooting over 1873 en de verstrekkingen voor het departement van oorlog, zonder discussie, aangenomen. Maandag, ’s morgens te elf uurzal de discussie aanvan gen over de nota van den minister van koloniën, betrekkelijk Atjin. Daarna zijn eenige kleine wetsontwerpen aan de orde gesteldzullende vervolgens worden voorgesteld de hervatting der rechterlijke organisatie. Bij koninklijk besluit van den 23n dezer is, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend aan jhr. mr. C. L. van Beyraa thoe Kingma als voorzit ter van het waterschap de Lemsterslmsen be noemd tot dijkgraaf van het dijksbestuur van Wijmbritseradeel c. a. contributie zeedjjken de heer A, J. Breeuwsma. Deze CO URANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden is binnen deze Stad ƒ1.65, buiten de Stad franco ƒ1.90. Het zal morgen, 1 Mei, juist drie vierde eener eeuw geleden zijn, dat in de Nederlandsche Re publiek eene democratisch ingerichle Staatsrege ling in werking trad. Die Staatsregeling van 1798 was een kind der democratische actie tegen de aristocratische re action van te voren. Zij draagt alle sporen er vanmaar is nogtans in vele opzichten ook nu nog een voorbeeld van staatswijsheid en goed in zicht in de nationale zaken. Zij is in meer dan een deel beter dan de Grondwet van ’48; ook omdat zij volkomen en algeheele scheiding van Staat en Kerk invoerde en het verkiezingstelseldoor haar gehuldigd al was ’t geen rechtstreeksch niet op geld en geld alleen steunde. Daarenboven gebood of liet zij toe eene her ziening om de vijf jaren. De reactie heeft echter in 1801 haar grooten- deels weten te vernietigen. Wat het eerste punt betreft, de scheiding van staat en kerk, bepaalde zijdat ieder burger vrijheid had te gelooven wat hij wilde en te dien aanzien allen op gelijke zekerheid en be scherming konden rekenenmits de openbare orde niet gestoord werd door den uiterlijken vorm, waaronder het geloof zich voordeed (veelwijverij, naaklloopers, enz.) De Staat kende geen geloofsbelijdenis en ver bond dus aan de belijdenis van kerkelijke leer stelsels noch vóór-, noch nadeel. Daarom bezoldigde hij ook geen geestelijkheid maar moest ieder kerkgenootschap zorgen voor ’l onderhoud van zijnen eeredienst, van de bedie naren er van en de gestichten er voor. Niemand mocht buiten zijn kerkgebouw ver schijnen met eenig orde kleed of teeken van een kerkelijk genootschap. Alle geestelijke goederen en fondsenwaaruit de geestelijkheid der voormalig heerschende kerk werden bezoldigd of gepensioneerd, werden nati onaal verklaard om er gedurende de eerst drie volgende jaren de traktementen van genoemde gees telijkheid uit te betalen en de pensioenen voor altijd, voor zooverre de gepensioneerden geen ƒ600 uit eigen inkomsten hadden. Van 't overschietende zou een fonds voor nati onale opvoeding enz. worden opgericht. De heerschende kerk was afgeschaft en daar mede vervielen van zelf de geestelijke goederen niet de kerkelijkedie privaat kerkelijk ei gendom zijn, aan den Staat. In 1801 bleef dit zóó, maar werd iederdie 14 jaar oud was en eenig inkomen had, genood zaakt zich bij een kerkgenoodschap te voegen, en wel om er aan te contribuëeren 1 In 1801 dus geloof van ambtswege, op politie- bevel. I De vereischten tot inschrijving waren: 1°. ou- derdom van 20 jr. 2°. verklaring van trouw (op burgertrouw) aan de Staats-regeling. De ingeschrevene kreeg dan eene akte van burgerschap. Alle burgers hadden stem in de grondverga deringen. Wie er gedurende 3 jaren niet geweest was (zonder afdoende redenen) verviel voor 3 jr. van zijn burgerschap en daardoor tegelijker tijd van ambten bedieningen en pensioenen. Die grondvergaderingen waren samengesteld uit de burgers van de naast bij elkander wo nende 500 zielen. Veertig grondvergaderingen vormden ééne di- stricls-vergadering. Elke grondvergadering koos één persoon als vertegenwoordiger en een als plaatsvervanger; als mede één kiezer en plaatsvervanger ter districts- vergadering. De kiezers ter districtsvergadering kozen een afgevaardigde uit de vertegenwoordigers door de grondvergadering benoemd. Had meer dan de helft der grondvergaderingen in één district den- zelfden persoon als vertegenwoordiger aangewe zen, dan was hij benoemd en had de districts vergadering niets te doenanders deden de kie zers daar eene keuze uit de lijst van vertegen woordigers eigenlijk gezegd candidatenwant meer waren zij inderdaad niet, al mocht buiten hen geen keus op een ander tot afgevaardigde worden gedaan. De grondvergaderingen waren niet veel anders dan kiescolleges, doch voorzien van macht. De verkiezing was getrapt, maar minder erg, dan tol 1848 't geval wasterwijl ’t geheele volk er deel aan nemen moest, en tegenwoordig nog niet 1 op 35 ingezetenen het mag. Daar de Grondwetgevers te goed inzagendat zij niet onfeilbaar waren, was in de Staatsregeling bepaald, dat telken vijfjaren te Utrecht eene com missie van herziening zou vergaderen, die te let ten had op alle adressen, raadgevingen, enz., bij haar te dezen aanzien ingekomen. In 4 maanden tijds moest zij met haar werk gereed zijn en de noodige voorstellen gedaan hebben. De grondvergaderingen stemden over de voor stellen met ja of neen. Dit was dus een plebiscit en werd rechtstreeks genomen. Rechtens gold de Staatsregeling niet langer dan voor 5 jaartenzij zij op nieuw werd bevestigd. De Staatsregeling van 1798 bevatte, behalve dit nog veel ander goeds, wat nog zeer bruik baar zou blijken te zijn, indien het min of meer gewijzigd werd ingevoerd. Zij ging uit van het volgend beginsel, in art. neergeschreven »Doe eenen ander niethetgeen gij niet wenscht, dat aan u geschiede. »Doe aan anderenten allen tijdezoo veel goeds, als gij, in gelijke omstandigheden, van hun zoudt wenschen te ontvangen.” In de zitting van heden is de discussie over de notabetreffende Atjinaangevangen. De zaak nam al dadelijk zeer breede proportiën aan. De heer van Lijnden was de eerste spreker. Hel resumé zijner rede is, dat de verantwoorlijk- heid der oorlogsverklaring en van den toestand waarin wij verkeerenten laste komt van het opperbestuur, dat is, de regeering hier te lan de datbehoudens nadere inlichtingen, de oor log niet is gerechtvaardigddat vooralsnog ook niet bewezen is de noodzakelijkheid der expédi- tie en dat hij wijders verlangt te weten wat nu verder gedaan zal worden. De heer Hafïmans meentdat de noodige in lichtingen omtrent de aanleiding tot den oorlog en de inrichting der expéditie, zoomede de ge voerde correspondentiënontbreken. De nota van den minister geeft veel wat niet noodig is maar het noodige wordt gemist. Hij dringt aan op overlegging van nadere stukken. De heer de Roo van Alderwerelt waarschuwt tegen partijdige oordeelvelling. Hij meentdat onze politiek medebracht Atjin te annexeren maar oordeelt, dat de zaak noch diplomatiek noch militair behoorlijk was voorbereid. Bij zulk een gewichtig vraagstuk vervallen parlementaire con- sideratiën en is het lot van het kabinet voor hem van ondergeschikt belang. Hij hoopt op vol doende inlichting. De heer van Rees betoogt breedvoerig, dat de oorlog ontwijfelbaar is gerechtvaardigd. Het échec ontmoedigt hem niet. Nederland is krachtig ge- 1 noeg om de geleden nederlaag te herstellen. Over de uitvoering van den oorlog behoudt hij zich zijn oordeel voor daaromtrent ontbreekt nog de noodige kennis. De heer van Zuijlen is even als do heer van Lijnden van oordeel, dat de regeering moet aan- toonen dat de oorlog was gerechtvaardigd en dat zij met beleid heeft gehandeld. Hij ontkent een en ander. De heer Gratema betoogt: 1. dat de nota on- wederlegbaar bewijs levert van de groote lank moedigheid en bedachtzaamheid der Nederland sche en Indische regeering2. dat bet zoover gekomen is door de beleedigingen van Atjindat het Nederlandsch-Indische gouvernement niet an ders kon dan den oorlog te verklarenwilde het ons gezag en prestige bewaren en handhaven 3, zelfs zij, die met spreker tegen de uitbreiding van gezag zijn, moeten na het gebeurde de re geering in hare moeilijke taak steunen omdat het geldt onderdrukking menschenroofstrand roof; slavernij, waarbij de gansche menschheid belang heefthij vermaant tot eendracht. De heer Gremers wederlegt de oppositie tegen de regeering, terwijl men erkent nog niet genoeg op de hoogte te zijn. Hij had gehoopt, dat men zich om de regeering had geschaard. Zijne re de bepaalt zich hoofdzakelijk tot de oorlogsver klaring daar nopens de expéditie zelve enz. de berichten ontbreken. Morgen voortzetting der discussie. 3 I 1 1 i’ 6 i SNEEKER COURANT.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1873 | | pagina 1