GEMEENTE EN WET ARRONDISSEMENT SNEER.
NWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR DE
L
1873.
ACH T-E N-T W I N T I G S T E
No. 69
27 AUGUSTUS.
WOENSDAG
Noord-Hollandsche Friesche
Spoorweg.
De Wetgeving op den
laster.
I
'4
4
'i
4
4
SNEEKER COURANT
Eli-
jng-
00,
-
12
duid.
De wet laat het hem
ze-
10,4
ADVERTENTIËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel daarboven 7’/a Cents. Alle brieven en stukken,
de uitgave of redactie betreffende, worden franco ingewacht.
Kal-
llar-
ner-
l9-
!UW-
icob I
itha- -
z v
i te
urk-
ong-
Jijlze
nne-
ema
zsma
Het Comité Bloem c. s. heeft zich lot den Mi
nister gewendmet het verzoek om mededeeling
der bezwaren, die bij de Regeering bestaan le
gen de geprojecteerde richting in Noord-Holland
en tegen het gecombineerde der onderneming in
beide provinciën, en het zal nu dus wel ’t beste
zijn, eerstaf te wachten óf en wélk antwoord
zal worden ontvangen, voor en aleer men het
aan Amslerdamsche-, Rotterdamsche- of Harhn-
ger invloeden gaat toeschrijvendat er bij de
Regeering bedenkingen bestaan tegen de spoor
weg- en havenplanneu van hel Comité Bloem c s.
Er zijn er, die in het ongunstig antwoord van
den Minister op de aanvraag van het spoorweg-
comité Bloem c. s., aanleiding wdlen gevonden
hebben tot de gedachte aan gelijke belemme
rende invloedenals waaraan sommigen ’t toe
schrijven, dat nog altijd de spoorweg-aansluiting
bij Ihrhove niet is tot stand gekomen.
Wel laat het zich begrijpen, dat de doorvoer-
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
Abonnementsprijs voor 3 maanden is binnen deze Stad ƒ1.65, buiten
de Stad franco ƒ1.90.
De bepaling des Wetgevers is dan ook tame
lijk duister en, waar zij dat^niet is, curieus.
Laster volgens de wet (art. 367, C. P.) is: het
iemand wie ’took zij, ten laste leggen van da-
den, die, zoo ze waar waren, hem zou blootstel
len aan lijf- ol boetstraffelijke vervolging en of
wel enkelaan de verachting en den haat der
burgeren.
Men ziet het terstond, dat er gesproken wordt
van vervolging, niet van veroordeeling.
Als bijvoorbeeld een onkundig ambtenaar er
iets strafbaars in zag dat men socialist is en eene
plainte desbetreffende aannam zou hel strafba
ren laster opleveren, iemand aldus te noemen
Indien men voor een veertigtal jaren iemand
nieuwlichter of Scholtiaan of Koksiaan genoemd
hadzou dit strafbare laster geweest zijn, aan
gezien de aanhangers dier secten inderdaad van
ambtswege werden vervolgd.
Laster volgens de wet zal vaak met eigenlijken
lasler niets te maken hebben, en wat ieder voor
laster houdtstraffeloos moeten blijven, om dat
het ten laste gelegde niet strafbaar is, of noch
in verachting noch in haat brengt.
Wal alzoo gerekend wordt iemand in haat of
verachting te brengen, hangt geheel van wille
keur af.
Onlangs is beslist, dat de woorden »die man
besteelt mij” daartoe niet behooren.
De toevoeging van smeerlap, is meermalen niet
strafbaar verklaard, omdat het eigenlijk betee-
kenl: een met vet verzadigde wollen lap, die on
der de sleepbalken der sleepkoetsjes wordt ge-
houden, ten einde deze gemakkelijk over de straat
steenen te doen glijden.
iwke
Dirk
ueid
1
n j
Wat lasler is, kan ieder weten, die de betee-
kenis der woorden kent. Velen nogtans kennen
haar niet en verwisselen het begrip van laster
met dat van kwaadspreken en liegen. Vandaar
verwarring, die niet zelden de aanleiding is van
lasler. Wie toch iemand om eene leugen den
naam van lasteraar geeftmaakt zich zelf juist
schuldig aan datgeen waarvan hij een ander be
ticht.
Iemand lasteraar te noemen, ishem eene zeer
leelijke hoedanigheid aanwrijven, die, zoo zij waar
is, hem buiten den omgang met menschen be
hoort te plaatsen, want wie lastert, is gevaarlijk
voor de maatschappij en harer onwaardig.
Een lasteraar staat zedelijk even laag, zelfs la
ger nog, dan een sluipmoordenaar.
Tegen dezen toch kan men voorzorgsmaatre
gelen nemen, tegen gene niet.
Laster is de leelijksle ondeugd, waarmede een
mensch kan behebt zijn.
Door rede en spraak staat hij bovenaan in het
dierenrijk; door lasteren misbruikt hij beiden en
stelt zich lager dan het laagste zijner reder en
sprakelooze natuurgenooten.
Wat laster iswijst het gevoel van zelf aan
doch wat strafbare laster is, weten weinigen.
Het Gemeentebestuur van Sneek
Voldoende aan de uilnoodiging, voorkomende
in het besluit van Heeren Gedeputeerde Staten
van Friesland, dd. 7 Augustus 1873, n°. 12 (Prov.
blad n°. 196)
Brengt ter kennis der ingezetenen
dat ter Provinciale Griffie te Leeuwarden
voor den prijs van 50 Cents, afdrukken verkrijg
baar zijn gesteld van Prov. blad no. 107, bevat-
oog op het alleraanzienlijksle transito van Enge
land en Noord-Duitschland, de tol Standkoraing
van den Noord-Hollandsch Frieschen spoorweg
even weinig zal wenschen, als de aansluiting bij
Ihrhove; (immers door een en ander zou niet
slechts Harlingen, maar zou ook een handelsha-
ven le Hmdeloopen tot de Noord-Duitsche han
delplaatsen 22 uren gaans korteren afstand over
land verkrijgendan de Ilollandsche havens)
maar dat door ’s Lands Regeering de tegenstrij
dige belangen in de gelegenheid zouden worden
gesteld zich in dezen te laten gelden, dat blijkt
nog niet.
Wel weten wij en reeds sedert lang dat
het naar de inzichten der oprechte Harlinger
Friesche Courant sserieus” waar moet zijn dat
de Friesche uitvoerhandel en de Twenlsche fa-
brieknijverheid geen anderen handelsweg behoeft,
dan die welke 't stoomvaart-monopolie der Engelsche
maatschappij Robertson te Harlingen aanbiedt
zoo ook dat Friesland niet veel meer spoorwegen
zou kunnen hebben, en eigenlijk nog maar ééne
lijn maar die dan ook wal ook de Staten
der Provincie, het Gemeentebestuur en ingeze
tenen van Sneek en elders wenschelijk mochten
achtenin ’t belang van Harlingen moet
moet worden aangelegd maar wij stellen ons
daarom nog zoo dadelijk niet voordat de ad
viezen der oprechte (sicbij de Regeering van
overwegenden invloed zijn.
Toen onlangs door de Tweede Kamer hel wets
voorstel tot den aanleg van een lijn Arnhem
Nijmegen werd aangenomen, was door de Re
geering te kennen gegeven dat zij in de eerste
plaats bedacht was op hulp van Staatswege voor
spoorwegen in Noord-Holland en in het Zuid
westen van Friesland en wij lettende op
deze verklaring en nog ook daaropdat tegen
de richting der lijnen in het plan Bloem c. s.,
wat Friesland betreftgeen bedenking bij de re
geering bestaatzijn van meening dat de Har-
linger Frieschezich wel wat al te veel kan
voorstellen van den invloed harer somtijds
ongemotiveerde, somtijds dwaze veroordeeling
van spoorwegplannen, welker tot standkoming zij
zelf vroeger hartelijk wenschte; wel te ver
staan toen er nog aan het bureau van de re
dactie van dat blad geen geldendebetoogen
waren ingelcverd dat het duidelijk moest
worden gemaakthoe de belangen van Fries
land zich altijd oplossen in die van Harlin
gen!
Evenzoo is hel metschurkwant het woord
beteekent een paal in de weide, waar tegen het
vee zich schuurt.
Er bestaan gewijsden, waarbij beslist is, dat
het geoorloofd is een agent van politie rakker te
noemenomdat men vroeger zeide de Schout
met zijne rakkers.
Nogtans kan niemand er aan twijfelen, dat die
benamingen wel degelijk aan verachting bloot
stellen.
Tusschen de wet en de waarheid ligt een wij
de kloof.
Hoe weinig de strafwelgever zich om waar
heid bekreund heeft, blijkt uit de bepalingen van
art. 368.
Daarin wordt voor valsch verklaard alle te
lastelegging waar van het hewijs niet blijkt uit
een vonnis of authentieke akte.
Wie dus iemand die onder getuigen bekend
heeft een zeker bepaald voorwerp gestolen te
hebbeneen dief noemt, of het bekende over
vertelt, begaat strafbare lasterja zelfs ook al
had de dief het in een eigenhandig geschreven
en onderteekend stuk verklaard.
Volgens den strafwelgever is alléén dat waar,
wat in een vonnis of ander authentiek stuk staat,
daargelaten of dat stuk de waarheid beval.
Naar de duidelijke bepaling der wet, mag men
dus iemanddie wegens diefstal in eersten aan
leg veroordeelddoch in hooger beroep is vrij
gesproken, een dief noemen want het vonnis,
waarbij hij des wegens veroordeeld is, bestaat.
Er is slechts sprake van een vonnis en geens
zins van eindvonnis of uilerlijk gewijsde.
Of de wetgever ’t zoo bedoeld heeft weten wij
niet en is ook de vraag niet. Dat is onverschil
lig.
De vraag alleen is wat staat er
Daarenboven mag in hel strafrecht geen bepa
ling worden uitgebreid of bij vergelijking uilge-
legd ten nadeele van den beklaagde, in casu der
van laster betichte.
Uit het aangevoerde volgt, dat de wetgeving
op den lasler in zeker geval het waarlyk-laste-
ren begunstigt, door het toe te laten.
Men zal zeggen: dat is onzin. En zoo is het
ook. De lasterwetgeving is onzinnig en bevor
dert het lasteren.
Is laster strafbaar gesteld, dan moet hij ook
worden omschrevenom het criterium van het
strafbare te kennen; is er eene bepaling van ge
geven, dan is de deur wagenwijd opengesteld om
straffeloos te lasterenwant geene definitie be
staat er of kan er bestaan, die volkomen is.
Men kan en het geschiedt door negatie
lasterenbijv.»ik zal niet zeggen, dat jij dien
diefstal bij A. onlangs bedreven hebt, want jij
bent een eerlijk man, dat weet iedereen 1”
Zeer goedmaar inderdaad is de aangespro
kene door die negatie als den dief van A. aange-
Hij is zelfs verregaand gelasterd; doch
heeft niets in te brengen.
niet toe.
Of anders: »ik zal je iets zeggen, dat je
ker nog nooit van een ander hebt gehoordje
bent een eerlijk man.’’
I
Zonder lasterwet zouden dergelijke venijnige handel van Amsterdam en Rotterdam, met het
lasteringen niet ontstaan zjjn want er was
dan geen reden voor om ze te maken.
Doeltreffend is de straf evenmin, want niet de
veroordeeling wegens welteiijken laster maakt ie
mand tot lasteraar, maar alleen het feil van las
ter.
De rechter kan iemand evenmin tot een laste
raar maken, als hij hem mooi, leelijk, deugdzaam,
slecht, recht, krom, dik, dun, enz. kan maken.
De openbare meening brandmerkt den laster
aar, doch geenszins het rechterlijk oordeel.
De van laster vrijgesproken lasteraar blijft een
lasteraar, zoo hij er een is, en wordt als zoodanig
bejegend de daarvoor veroordeelde daalt in nie-
mands achting, indien het door hem vermelde
voor waarheid wordt gehouden.
Geen vonnis heeft eenige kracht, om den las-
ter-klager voor onschuldig te doen houden aan
het hem ten laste gelegde; in tegendeel: de open
bare meening houdt den triumpherenden klager
meestal verdacht wantïzoo er niets van aan
was, waarom er dan zooveel beweging over ge
maakt Zoo spreekt de vox populi.
Soms gaat de te lastelegging wel eens zoo ver,
dat de belasterde genoodzaakt is eene vervolging
te provoceren en zich zelf juist daardoor een
blaam te bezorgen.
Zonder lasterwet zou hij niet in verzoeking zijn
gebracht aldus te handelen.
Elke lasterwethoe ook ingerichtbelet den
laster niet, doch bevordert hem.
Ten gevolge der wetgeving vindt de laster ge-
reeder ingang, dan zonder haar ’t geval zou zijn.
Het publiek is door de wetgeving op den las
ter in een zeker dilemma gebracht.
Het zegt bijv. indien ’t niet waar was, zou de
uilstrooier wel gestraft wordandus is het waar,
althans zoo goed als waar; en wordt de laster
aar inderdaad gestraft, dan houdt het in vele ge
vallen den gelasterde voor geheel of gedeeltelijk
schuldig.
In alle gevallen werkt de wel slecht; om nu
niet eens te spreken van hateljjke vervolgingen
waaraan een onschuldige kan bloot staan.
Waarlijk: de straf van den lasteraar moet niet
bij den rechter berusten men late haar veilig
over aan de openbare meening, even als elk an
der oordeel over wat zedelijk of onzedelijk wat
deugd of ondeugd zij.
Onder de bestaande wetgevingen op den laster
is zeker de Napoleontische bij ons vigerende
de allerslechtste.