GEMEENTE EN BET ARRONDISSEMENT SNEER. NIEUWS- EN ADVERTENTIE-RLAD VOOR DE EN. I I I 1873 No. 81. 8 OCTOBER. WOENSDAG lets over den toestand van het onderwijzend personeel* 1 in - ,00. o, io,a aan- Maar An je ser en ornelis udsend Hiem- A'illem beide lobma v Iles s hem, ;a met fasian- ia van Marlje - Een I Nalezing op het Provinciaal verslag over 18»2. Verveeningen. Er zijn 12 vergunningen door den komng ver- I >7-/4 38% )1% 10% 5% il% 100% )9% 37% 30% ADVERTENT1EN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents, voor eiken regJel daarboven 7’% Cents. Alle brieven en stukken, de uitgave of redactie betredende, worden franco ingcwacht. en toch zijn 100% 230'/2 vonden eigenlijk niet, men heeft het afgeschafte door de ondervinding als nadeelig geblekene gebruik wéér ingevoerd. Wij bedoelen hetgeen op bi. 3 te lezen staat: de waarneming van neven-bedieningenvooral van kerkelijke. In Friesland is dit bijna regel geworden de Wet laat het trouwens toedoch als groote uit zondering. Dat de onderwijzer er kerkelijke baantjes bij waarneemtis èn oneer voor zijn stand, èn na deelig voor ’t onderwijs. Als voorzanger, of organistof kerkhoïrichter als klokluider of kerkfloreen-ont vangerof wat ook is hij in dienst van kerkvoogden, die hem ad libitum kunnen ontslaan, van wie hij dus af hankelijk is, naar wier oogen hij moet zien, ter wijl hij levens onder den predikant staat. Het hoodzakelijke gevolg is dat zij indirect ja meermalen direct, invloed op 't onderwijs uit oefenen. Het onderwijs wordt op die wijze, langs een omweg, met de kerk vereenigd; zóó zelfs, dat daar waarde kerkelijke betrekkingen vrij wat opleveren, de kerk voor een goed deel de benoeming van den onderwijzer in handen heeftwel niet rech tens, maar toch feitelijk. Bevalt de kerkelijke richting van den onderwij zer niet aan kerkvoogden, welnu: zij maken hem geen kerkelijk bediende of ontslaan hem. Daarenboven is de mogelijke vereeniging een onrecht, gepleegd aan andere kerkgenootschappen dan hel Nederlandsch Hervormde. Een R. K. onderwijzer kan toch geen bediende in de Herv. kerk zijn en ook niet in zijne eige ne kerk, want de schooluren beletten dit. En hoe verdedigt men de vereeniging Een surplus van inkomen-is voor den dorps- Vgl. Provinciaal Verslag over 1871, bl. 497 en volgg. Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden is binnen deze Stad ƒ1.65, builen de Stad franco ƒ1.90. zijn, niet alleen blijft, maar zelfs toeneemt, naar mate de levensmiddelen duurder worden. Wordt het vooruitzicht minder slecht gemaakt, dan is T niet noodig hulponderwijzers buiten de school te vormen. Er zullen in dal geval wel meer komen, die zich op het onderwijs toeleggen, en T zal dan niet noodig zijn hulponderwijzers builen de school te recruleren; wat ook zeker minder go$d is, dan ze in en nit de school te zoeken. Praktijk is bij het lager onderwijs hoogst noo dig en die doet men buiten de school niet op. De meerdere knapheid, d. j. geschiktheid, van den onderwijzer moet men niet zoeken in de meer dere kennis die hij heelt dan zijn collega X Y of Z maar in zijn lakt van onderwijs geven waarvan duidelijkheid en eenvoudigheid hoofdfac toren zijn. Zonder praktyk is de noodige geschiktheid een witte raaf. «Er is geen bedrijf zoo slecht, dat zyn meester niet voedt,”is voor onderwijzers niet geschreven. Van slechts een zeer klein getal van hen kan gezegd worden, dat ze een tamelijk bestaan hebben. Velen lijden gebrek letterlijk opgevat is dit waar; do meesten hunner lijden gebrek in over- drachlelijken zin. Hier en daar heeft men uitgevonden om den onderwijzer een onderstandje te geven; of, uilge- onderwijzer niet verwerpelijk Zeker niet, maar de bron waaruit het komt, is wel verwerpelijk. Men kon den onderwijzer ook wel straatveger maken 1 Doch laten wij den verdediger E. K. in het Schoolblad van Maart zelven doen spreken:. «Nu weel ik wei dal men meent dal de ker kelijke betrekking den onderwijzer verlaagt in hel oog zijner mededorpsbewoners doch dit is zoo niet. De kerkelijke betrekking zal hem eer verhoogen in de meening van ’t groot publiek. Men moet den dorpsvoorzanger niet gelijk stellen met die betrekk’ng in de stad de toestanden zjn 'buiten geheel anders en daardoor ook de verhoudingen die er uit ontslaan Onze dorpe lingen zijn juist niet altijd even rijk in het kie zen van gepaste woorden zoo kwam bijv, eens een kerkvoogd tot my met de volgende woor den joik wou u eens gelastenof gij zoo goed wilt zijn, mij dat plèizier te doen.” T Bleek mij spoedig, dat de goede man dat woord gelasten had hooren gebruiken, en zeker mooi gevon den, maar dal hij het niet gebruikte in den zin, dien wij er aan zouden heelden. De christelijke mannen doen genoeg hun best om de beide be trekkingen onvereenigbaar ie doen verklaren en vinden ia. de mannen in den aanhef dezes be doeld gewenschle en zeker ongedachte helpers. Ik weet welmen zegt, de Iraclemenlcn moe ten hooger zijn, moeten voldoende zijn I Ja, zij moesten dat zijnmaar de vervulling zal nog wel lang tot de pia vota belmoren. Endal de kerkelijke betrekkingen het prestige van den on derwijzer zouden benadeelenhiertegen protes teer ik ten sterksteop grond van veeljarige bekendheid met dorpsdenkbeeldcn en dorpsvoor- oordeelen.” Het zou den onderwijzer niet verlagen Ei lieve, het aangehaalde bewijst immers juist het tegendeel. Of is T niet vernederend voor een’ onderwijzer, afhankelijk te zijn van een man, die de woorden, welke hij spreekt, niet eens verstaat En dit wordt hier toch tot vergoelijking gehaald van ’s kerkvoogds uitdrukking, zelfs dit daargelaten: het onderwijs is eene te belangrijke, te dierbarete heilige zaak om het met knechten-baantjes te vereenigen, teneinde de uitoefening er van mogelijk te maken. Vóór allesde onderwijzer behoort onafhanke lijk man te zijn, zal hij rnenschen vormen. Dat is nu niet zoo, en daarvan kunnen de ramp zalige gevolgen niet uitblijven. Men make den onderwijzer hel leven mogelijk; men dwinge hem niet tot kerkeknechts- of andere bedieningen, of wel: men schaffe ’t onderwijs af. Dat de «christelijke mannen” 't met ons in deze eens zijn, bewijst niet tégen maar vóór de zaak, die wij verdedigen. Uit de overeenstemming bij zooveel verschil blijkt de juistheid onzer bewering. In het Verslag der Provincie Friesland over ’72 leest men, Hoofdst. VIII, bl. 15, de volgende woorden van een ongenoemd districts schoolop ziener «De Wel laat 70 kinderen aan één onderwijzer over, die met 30 meer dan de handen vol heeft en thans treft men meer scholen met 1ÜU kinde ren aan, waar slechts één onderwijzer is: een gevolg van de karige jaarwedden, een toestand dien ik heb voorspeld niet achterwege kan blijven.” Hetgeen daar gezegd wordt, is waar, maar de vorm, waarin het gekleed wordt, is kakographisch, bijv. Hij heeft meer dan de handen volwat dan nog meer de beenen de rug de oogen de borst Er zal waarschijnlijk bedoeld zijnde handen meer dan vol, d. i. overvo). «En thans treft men meer scholen met 100 kinderen aan” men mocht verwachten dal daarop zou volgen: dan in ’71, ’70 of zoo iets maar neen, er volgt op «waar slechts.’’ De be doeling zal geweest zijn vele, zeer vele, te vele. Een toestand, dien ik heb voorspeld niet ach terwege kon blijven, lees: dal niet.(’) Hoe overigens de karige "bezoldiging de oorzaak is, dat er vele scholen zijn, waar het getal school- gaanden te groot is voor één onderwijzer, is niet, recht duidelijk. Althans hoofdoorzaak is.het niet slechts eene verwijderde bij-oorzaak, De Wet zegt in art. 18 uitdrukkelijk datwanneer 't getal schoolgaande kinderen meer dan 70 iser een kweekeling moet zyn, en boven 100 een hulpon derwijzer. Dat deze niet te bekomen zijn, ligt niet geheel aan den Wetgever, maar aan de gemeentebestu ren die hun plicht niet doen, en ook een weinig aan Gedeputeerde Staten, die, zonder aanmerkin gen te maken, begrootingen goedkeuren waarop zulke onderwijzers-lractementen zijn uilgelrokken. Twaalf blz. te voren »’t Getal kweekelingen was bij het einde van 1872 weder belangrijk minder dan bij het einde des vorigen jaars. «Door de meeste hooldonderwijzers en door sommige hulponderwijzers werdenmet de ver- eischte toestemming, nevenbedieningen waarge nomen. Grootendeels bestonden die uit kerkelij ke betrekkingen.” Op bl. 3 en 15 komen de zooeven aangehaalde tekstwoorden voor, waarover wij eene preek zul len houden, in verband met iets anders. In Friesland bestaan 328 openbare scholen voor gewoon lager onderwijs met even zoovele hoofd onderwijzers. Een hunner heeft een’ bezoldiging van 250 gul den; 1 van 265; 1 van 2871 van 290; 2 van 300; 1 van 350; 34 genieten 400 4 van 400 449 23 van 450—499 60 van 500 10 van 501—549, 20 van 550; 13 van 551599; 32 van 600te zamen uitmakende het getal van 203. De overigen hebben meer, zooals tol en met 700, 46; 800, 25; 900, 21; 1000, 10 (a)‘ Minder dan 601 genieten 203 hoofdonderwy- zers, of 62 Zeshonderd gulden in ’tjaar, geeft, per dag ver deeld, voor iederen dag nog geen 164% ct. Dat geen onderwijzersgezin daarvan behoorlijk beslaan kan, ook al komt er vrije woning bij, be hoeft langer geen beloog. Iedereen weet het T is, herhaaldelijk uiteengezet en bewezen. Nogtans zijn er 128 hoofdonderwijzers wier arbeid hun minder dan ƒ501 ’s jaars oplevert 45 beneden de 450 enz. Men zegt en de kakographisch schrijvende schoolspecialiteil volgt dien amen” dat de schuld aan den wetgever ligt. Gedeeltelijk is hel waar, maar geheel is het dat volstrekt niet. De Wetgever schrijft immers nergens voor, dal het minimum regel moet zijn. Zóó onbarmhartig zóó dom is de Wetgever niel geweest. In 1872 was het gemiddeld getal kinderen, dat in Friesland de openbare scholen bezocht, onge veer 38000 of 116 per school. 1 Gemiddeld zouden er alzoo moeten zyn 380 hulponderwijzers; er zijn er slechts 234. Het onderwijs kan dus niet volledig zijn. Toch is de toestand in Friesland belrekkelijk nog gun stig le noemen, als men hem vergelykl bij dien in andere provinciën. Een derde der wettelyk noodige hulponderwij zers ontbreekt 1 Natuurlijkwie zal een beroep kiezen, waarvan hij de zekerheid heeft, niet te zullen kunnen bestaan? De eenige, die bij dezen toestand welvaart, is de Haarlemmer Cour, en nog een paar andere bladen, voor welke de geadverteerde vraag naar hulponderwijzers een rijk vloeiende bron van in komsten is. De toestand wordt dagelijks erger wij nog pas in ’t begin daarvan. Er is wel is waar gebrek aan hulponder'wij- zend personeel, doch er bestaat toch nog eenig aanbod; er zyn nog hulponderwijzers maar weldra over een jaar vier vijf, zullen zij er niel meer zijn. Hel bewijs ligt voor de handhet getal kwee kelingen wordt van dag lol dag minder. In ’72 waren er nog slechts 129 tegen 156 in ’71. Welnu waar geen kweekelingen zijn, kunnen geen hulponderwijzers komen en ten slotte ook geen hoofdonderwijzers. Men meent dat er wel hulponderwijzers kunnen gevormd worden langs een anderen dan den kweekelingen weg. Wij betwisten dal niet; namelijk het kunnen, zonder te treden in een onderzoek van de vraag: of kunnen hier ook goed kunnen moet zijn maar wel ontkennen wij het zullen, omdat de oorzaak waardoor zij nu bijna niel te krijgen COI JR AN S\ S3 b 1 M. Oef. ►8% Het is voor een leek waarlijk erg zóó te schrij ven maar voor eene onder«ijs-spccialiteit, die hoofdon- derwijzers examineert, witlicht in Ncderlandsche taal en stijl, is het meer dan ergerlijk. Bijua zoo ergerlijk, als de vermelde feiten, d. i. aller ergerlijkst.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1873 | | pagina 1