GEMEENTE EN HET ARRONDISSEMENT SNEEK.
NIEUWS- EN ADVERTEXTIE-BLAD VOOR DB
I»
I
1 -
No. 102
1873.
ZATERDAG
20 DECEMBER,
Eene aanmaning om betaling.
B
Kze n n i s
e v i n
end
e k
in akin g.
L
J
te
’.i .tiliillllHIWB
3na
tze
WETHOUDERS
van
ste
en
ec»
van
waar
weduwnaar
8
4
een vreemdeling, al is zijn
zeer
Wegens de invallende Kerstdagen zal
de Courant Zaterdag e. k. niet worden
uitgegeven.
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden is binnen deze Stad ƒ1.65, buiten
de Stad franco ƒ1.90.
men
nog
10
11
op de
i zich
d
en
1 v
18,
ar-
O'
D
van
zen
te
er-
Ts-
nd.
O’
WETHOUDERS
33
en,
van
z v
d v
tje,
m
De gelijkenis van den onrechtvaardigen rech
ter, in Lucas XV11I, is voor Nederland bescha
mend.
Die
recht aan
9 uur
I
bespelen der luit veroordeeld is, lot groot genoe
gen der Droogstoppels in Nederland, die, volgens
Veth, associés zijn van de Slijmeringen in Indie.
Hebben de Nederlanders wel eens berekend
op hoeveel millioenen, op hoeveel menschenlevens,
de expeditie te staan zal komen (ook al slaagt zij
nu), die een getfolg ie van dezelfde oorzaak, die
Multatujli’s naam tot schandteeken voor Neder
land zal doen zijn, niet reeds nu, maar voor altijd
Moge ’t jaar ’74 zich kenmerken door het doen
van recht 1
ADVERTENTIËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Gents,
voor eiken regel- daarboven 7 */a Cents. Alle brieven en stukken,
de uitgave of redactie betredende, worden franco ingewacht.
onrechtvaardige rechter deed eindelijk
de weduwe, opdat zij hem door haar
aanhouden niet het hoofd zou doen breken.
Die rechter had dus een hart en ook nog gevoel
voor recht.
M. i. was die rechter minder onrechtvaardig
dan wel lui.
Ten slotte kan dat voor de rechtvragende wel
op ’t zelfde neerkomenmaar er beslaat toch
altijd kans dat de luiheid wijkt en er eindelijk
nog recht gedaan wordt.
Nederland staat lager dan die rechter.
Bet is bijna tweemaal zeven jaar geleden, dat I
er een werk verscheen, welks inhoud een rilling
door hel land deed gaan en groote ongerustheid,
ja verontwaardiging, in de gemoederen deed ont
slaan.
Men vroeg elkander afzou ’t waar zijn dat
Nederland een roofstaat is
Het stond toch zoo aan ’t slot van den »Max
Havelaar:”
«Tusschen Oost-Friesland en de Schelde
Ligt er een roofstaat aan de zee.”
In dat boek werden gezaghebbers in onze O.I.
bezittingen openlijk aangeklaagd, dat zij hun plicht
verzaakten, hun eed schenden, de stem der men-
schelijkheid van T geweien en de eer smoren
dat zij de Javanen kortom ieder kent dat
treurige werk en heeft zeker met verontwaardiging
de lange akte van beschuldiging gelezen.
Die verontwaardiging strekte den Nederlanders
tot eer, want zij bewijst, dat zij gevoel voor recht
bezaten; althans zoo die verontwaardiging wel ge
meend is geweest en die rilling waar.
Ook de geschiedenis van die akte van beschul
diging is treurig, niet het minste ook omdat zij
geen verontwaardiging opgewekt heeftdoor
welk negatief feit die eerste verontwaardiging ver
dacht voorkomt.
De Tielsche Courant vroeg
«Maar is die beschuldiging gegrond
«Als Nederlander, als mensch, valt het moeie-
lijk te gelooven. Doch hij (de schrijver) ver
klaart alles te kunnen bewijzen, hij duidt de schul
digen als met den vinger aan en tart hen uit,
hem van eene enkele onwaarheid te overtuigen.”
De Tielsche Courant vorderde den Oud-Gou-
ve.rneur Generaal (Duymaer van Twist) oud-
residenlen, oud-assistent-residenten op in naam
van Nederland en eigen eer, om tegen te spreken.
De Tweede Kamer, het Volk van Nederland en
de Dagbladpers werden gesommeerd te onderzoe
ken, wat waar, wat onwaar was.
Getuigen werden gehoord eene menigte zelfs
en er werd bevondendat de zaak
3 en 4
5 en 6
7 en 8 's middags 12
9 en 10 ’s namiddags 1
jaar zijn in^etreden, en die alzoo ge-
1 1 voor
Bij ongesteldheid afwezigheid of ontstentenis
is zijn vader, of, is deze overleden, zijne moeder,
of, zijn beiden overleden, zijn voogd tol het doen
van die aangifte verplicht.
De wijze, waarop van het doen van aangifte
blijken moet, wordt door Ons bepaald.
Art. 20. Hij die eerst na het intreden van
zijn 19de jaar, doch vóór het volbrengen van zijn
20ste ingezeten wordt, is verplicht, zich, zoodra
dit plaats heeft, ter inschrijving aan te geven by
Burgemeester en Wethouders der gemeente, waar
de inschrijving, volgens art. 16, moet geschieden.
Daarbij geiden de bepalingen der 2de en 3de
zinsnede van art. 18.
Zijne inschrijving geschiedt in het register van
het jaar, waartoe hij volgens zijn leeftijd behoort.
Naar aanleiding van bovenstaande bepalingen
maken Burgemeester en Wethouders verder be
kend, dat op Donderdag den 8sten Januari 1874
ten Gerneentehuize alhier eene bijzonder zitting
zal worden gehouden tot inschrijving der manne
lijke ingezetenen, die op den Isten Januari 1874
hun 19de
boren zijn in 1855, en wel
Wijk 1 en 2 ’s morgens
Terwijl overigens ds inschrijving Ier Secretarie
dezer gemeente kan geschieden van ’s morgens 9
tot ’s nam ddags 1 uur.
En zal deze worden afgekondigd waar het be
hoort, den 17 en 31 December 1873.
Burgemeester en Wethouders van Sneck>
J. ten GATE.
De Secretaris
H. FENNEMA.
BURGEMEESTER en
de gemeente SNEEK
Gelet op art. 19 der Wet op de Nationale
Militie van 19 Augustus 1861 (Staatsblad no. 72),
en op de Wet van 1 Mei 1863 (Staatsblad no. 44).
Brengen door deze ter kennis der ingezetenen,
dat in Hoofdstuk III dier wet, handelende over
de inschrijving voor de militie, onder anderen
voorkomt het navolgende
Art. 15. Jaarlijks worden voor de militie in
geschreven alle mannelijke ingezetenen, die op
den Isten Januari van het jaar hun 19de jaar
waren ingetreden.
Voor ingezeten wordt gehouden
1. hij, wiens vader, of, is deze overleden
wiens moederof, zijn beide overleden, wiens
voogd ingezeten is volgens de wet van den 28sten
Juli 1850 (Staatsblad no. 44);
2. hij, die, geen ouders of voogd hebbende
gedurende de laatste, aan het in de. eerste zin
snede van dit artikel vermelde tijdstip vooraf
gaande, achttien maanden in Nederland verblijf
hield
3. hij, van wiens ouders de langstlevende in
gezeten was al is zijn voogd geen ingezeten
mits hij binnen het rijk verblijf houdt.
Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreem
deling, beboerende tot eenen Staat, waar de Ne
derlanders niet aan den verplichten krijgsdienst
zijn onderworpen of waar ten aanzien der dienst
plichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is
aangenomen.
Art. 16. De inschrijving geschiedt
1. van een ongehuwde in de gemeente,
de vader, of, is deze overleden, de moeder of,
zijn beiden overleden, de voogd woont
2. van een gehuwde en van eer<
in de gemeente waar hij woont
3. van hem, die geen vader, moeder of. voogd
heeft of door dezen is achtergelaten, of wiens
voogd buitenslands gevestigd is, in de gemeente,
waar, hij woont
4. van den buitenslands wonenden zoon van
een Nederlander, die ter zake van ’s lands dienst
in een vreemd land woont, in de gemeente waar
zijn vader of voogd het laatst in Nederland ge
woond heeft.
Art. 17. Voor de militie wordt niet ingeschre
ven
1. de in een vreemd Rijk achtergebleven
zoon van een ingezeten, die geerTNederlander is;
2. de in een vreemd Rijk verblijf houdende
.ouderlooze zoon van
voogd ingezeten.
3. de zoon van den Nederlander, die ter zake
van ’s lands dienst in Rijks overzeesche bezittin
gen of Koloniën woont.
Art. 18. Elk die volgens art. 15 behoort te
worden ingeschrevenis verplicht, zich daartoe
bij Burgemeester en Wethouders aan te geven
tusschen den Isten en Sisten Januari,
nog erger was,fdan in de akte van beschuldiging
was aangetoond.
De aanklager had de manier van openbare mi-
nisteriên niet gevolgd: hij had de schuld niet ver
zwaard maar de zaak zeer verlicht voorgesteld.
Later zelfs bleek, dat de handelingen, waarover
plainte was, in Lebak zoo oud waien als de weg
naar Romedat het er zoo scheen te behooren.
De hoogleeraar Veth sprak in het Augustus-
nommer van de Gids van ’60 't volgend vonnis
uit
«Sedert heeft Havelaar met de zijnen gebrek
geleden hij is het vqorwerp van den smaad der
Droogstoppels want de Droogstoppels in Ne
derland maken altijd gemeene zaak met de Slij-
meringen in Indie hij is geworden Multa-
tuli, niet alleen in aangenomen naam, maar in
derdaad.
«En wat bewijst nu het feil, dat na zijn ont
slag werkelijk een onderzoek naar de knevela
rijen in het regentschap Lebak plaats had, dat
de Regent een scherpe vermaning ontving,
eenige mindere hoofden werden afgezet
Primode waarheid van het spreekwoord
dat de kleine dieven gehangen worden, terwijl
men de groote laat Joopen.
tSecundo dat de zaak te veel ruchtbaarheid
had verkregen, om nu nog gesmoord te worden.
r> Tertio: dat de knevelarij in Lebak al zeer
erg moet geweest zijn, wanneer zelfs een Resi
dent, die zoo gaarne schipperde, en zoo ongaarne
een inlandsch hoofd vervolgde, constateren moest,
dat er werkelijk reden tot klagen bestond en bij
gevolg
Quarto: dat Havelaar volkomen gelijk had.
Tegen dat vonnis, bij verstek gewezen, is nim
mer verzet gedaan, doch wel heeft de natie het
nooit ten uitvoer gelegd.
Een der veroordeelden heeft het aan zich zelf
geëxecuteerd door zieh van kant te maken, doch
de overige veroordeelden bleven vrij, ja zyn zelfs
bijzonder geacht en geëerd.
Tusschen dat vonnis en heden liggen 13 en
bijna ’/a jaar.
Het is, dunkt mij, lang genoeg voor de veront
waardiging voor ’t vaderland en voor de eer.
Men bedenke het wel, dat deze schuld voor
geen verjaring vatbaar is; integendeel zij wordt
dagelijks grooter en zal ten slotte onaflosbaar zijn,
even onuitwischbaar als de smetwelke op die
plaatsen kleeft, waar de doode zee iseven on
aflosbaar als de schuld aan Oldenbarnevelt aan
de de Witten, om van meerderen maar te zwij
gen.
Dat men zorge, dat de naam van Nederlander
niet overal in het buitenland een scheldnaam wor
de, want er zyn helaas! landen, waar hij ’t reeds
is.
De Havelaarszaak is buitenlands meer bekend,
dan men denken zou.
De Max is in hot Engelsch vertaald en
verspreid, vooral onder de hoogere klassen der
maatschappij, en wekt daar walging, omdat
weetdat hij waar is maar men weet er
niet, dat de martelaar voor recht en waarheid in
de kosten van ’t proces, dat hij won, en tot het
BURGEMEESTER en
de gemeente SNEEK
Gezien de missive van den Commissaris des
Konings van den 11 December 1865, ie afdee-
Img no. 2170, betrekkelijk de Certificaten van
Nederlandschen Oorsprong of bewerking Gelet
op artikel 3 van het koninklijk besluit van den 1
December 1865 (Staatsblad no. 131) houdende
bepalingen omtrent de Certificaten van Neder
landschen Oorsprong of bewerking, ter uitvoering
van art. 11 der wet van 3 Juli 1865 (Staatsblad
no. 76) luidende als volgt
«Jaarlijks in Januari wordt door het gemeen
tebestuur opgemaakt: eene lijst van hen, die
«in de gemeente een vak van Nijverheid uit-
«oefenenwaarvan de voortbrengselen met Cer-
«tificaten van Nederlandschen oorsprong of be-
«werking tegen een lager recht in Nederlandsch
«Indië kunnen worden ingevoerdvoor zoo
«verre zij op de wijze, in de volgende zinsnede
«bepaald het voornemen hebben te kennen ge
sgeven om goederen ter verzending naar Ne-
«derlandscli Indië te vervaardigen of te bewer-
«ken.
«Om op die lijst geplaatst te worden, melden
«belanghebbenden, daartoe bij openbare kennis-
«geving opgeroepen zich aan ter Secretarie
«der gemeente met overlegging van een af-
«schrift van hun patent.
Roepen bij deze op alle zoodanige ingezete
nen of belanghebbenden, die in de gemeente
een tak van nijverheid uiloefenen en i
lijst verlangen geplaatst te wordenom