GEJIEEVJE Dll ET ARROMIISSEXENT SAEEK.
MEI WS !A ADVERTENTIEBLAD VOOR DE
Z/TÊtfZMtf.
WOENSDAG
No. 21.
13 MAART.
Burgemeesterlijke censuur?
t
oi r t v r
SiEEKM
I
J
i
werd over
L
B.
eene
van
a
1
1
I
I
1
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementspiijs voor 3 maanden is binnen deza Stad ƒ1.65, buiten
de Stad franco ƒ1.90.
I
l
1.
2.
3.
„De
tapperijen en
i en samen -
den 4den Juli 1850 (Staatsblad
de het Kiesrecht enz.
Maken by deze bekend, dat de lijsten, aanwij-
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER en -WETHOUDERS
de gemeente Sneek
Gelet op artikelen 10, 34 en 35 der Wet van
no. 37), regelen
van ontucht, behoort aan den burgemeester.
Hij waakt tegen het doen van met de openbare orde
of zedelijkheid strijdige vertoöuingcu.
Art. 188 der Gemeentewet luidt aldus
politic over de schouwburgen, herbergen f
alle voor het publiek openslaande gebouwen
komsten, openbare vermakelijkheden en openbare huizen
weet werd niet alleen door den heer van Lier
als ondernemer van de door den burgemeester
geweigerde voorstelling, hiertegen geprotesteerd,
maar ook door ingezetenen van ’s llertogenbosch
een bezwaarschrift bij de Tweede Kamer inge
diend over dez. huns inziens onrechtmatige
bandenng van den heer Luyckx.
In hare zitting van Dinsdag jl. nu
deze zaak door de Kamer beraadslaagd en ten
slotte de conclusie van het verslag omtrent de
regeeringsinlichtingen desbetreffende, zonder hoof
delijke stemming goedgekeurd. Die conclusie
hield eene dankbetuiging in aan de Regeering
voor de door haar verstrekte inlichtingen. De
slotsom is dezedat de waarnemende burgemees
ter te ’s llertogenbosch binnen de grenzen der
wet en der burgemeesteriijke macht gebleven is,
toen hij de opvoering van Pariser Leben ver
bood. M. a. w. elke burgemeester wordt bij
meer genoemd art. 188 een onbeperkt recht toe
gekend van tooneel-censuur, zonder aan eenige
controle van hooger bestuur te zijn onderwor
pen.
Ik behoef er zeker niet op te wijzen tot welke
treurige consequenties zoodanige wets-interpreta-
tie noodwendig moet lijden, en hoe daardoor èn
de tooneelkunstenaar èn het publiek, dat belang
stelt in tooneelvoorstellingen, overgeleverd is aan
de luim, aan het vooroordeelom kort te
gaanaan de willekeur van het een of ander
burgemeesterlje. Wat gisteren geschiedde met
Pariser Leben ik zal het zedelijk gehalte van
dat stuk volstrekt niet verdedigen, maar wijs er
slechts op, tot welke consequenties soortgelijke
handelingen kunnen en moeten leiden wat
gisteren geschiedde met Pariser Leben, kan mor
gen gebeuren met Vorstenschool" of andere de
gelijke stukken. De burgemeester vindt eenvou
dig goed het stuk onzedelyk te verklaren, of strij
dig met de openbare orde, en la mort sans
phrase is uitgesproken over de voorgenomen
uitvoering.
Nu weet ik wel, dat niet alle burgemeesters
op deze wijze misbruik want zóó blijf ik het
noemen zouden maken van eene bevoegdheid
hen bij de wet toegekend, maar de mogelijkheid
daartoe bestaat toch; de kunstenaar en het kunst
lievende publiek zijn in dezen geheel afhankelijk
van den burgemeester-alleenheerscher. Is dat bil
lijk en is dat niet in strijd met ons begrip van
individueele en maatschappelijke vrijheid
Behoudens vele flink ontwikkelde en respecta
bele mannen, vindt men onder de burgemeesters
toch ook wel individuen die weinig ontwikkeld
en weinig gerespecteerd zijn. Iederdie ook
maar eenigszins op de hoogte is van de wijze
waarop sommige burgemeesters gefabriceerd en
aan 't hoofd eener gemeente geplaatst worden
zal ’t ons moeten toestemmen, dat aan de kunst
en den kunstenaar telkens een slag in ’t aange
zicht gegeven wordt, zoo dikwijls zij zich zouden
moeten onderwerpen aan de censuur van dergc-
lijke kunstrechters. Wie toch waarborgt hen, wie
ADVERTENT1ËN van 1 tot.4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel daarboven 7 /z Cents. Alle brieven en stukken
de uitgave of redactie betreffende worden franco ingewacht.
dat er bijv, onder hen velen gevonden worden
die even weinig idee van kunst hebben, als ’l pu
bliek waarvoor zij optreden, en wier moraliteit
gelijken tred houdt met de walglijke tooneel-
producten waarvan zij zich de tolk maken
Maar dezen zouden al heel spoedig van het
tooneel worden verdrongen, als wij ophielden hen
te steunen en aan te moedigen; als wij ons niet
tevreden stelden met de slechte kost, die zij ons
voorzetten en het streven van den waren kun
stenaar beter op prijs stelden.
Gaarne erken ik echter dat in den laatsten
tyd teekenen van vooruitgang te bespeuren zijn
en zich verblijdende verschijnselen vertoonen
die op een betere toekomst voor ons tooneel
doen hopen. Ik behoef hier slechts te herinne
ren aan de oprichting van het tooneelverbond
datin 't leven geroepen door mannen, die hart
hebben voor de kunst en waarvan sommigen
zelf vaak met vrucht voor het tooneel werkzaam
waren reeds de grond legde voor een tooneel-
school, waar de toekomstige kunstenaar gelegen
heid vindt zich veelzijdig te ontwikkelen en te
bekwamen voor zijn schoone, maar moeilijke loop
baan. Voorts mag er met voldoening op gewe
zen worden dat letterkundigen van naam in
den laatsten tijd meer en meer hunne krachten
beginnen te wijden aan het tooneel en dat hun
ne pogingen om onze tooneel-litteratuur met
oorspronkelijke stukken te verrijken ook meer
en meer door het publiek op prijs wordt gesteld.
Vooral de wijze waarop Multatulïs «Vorsten
school” dezer dagen door het publiek werd ont
vangen mag m. i. als een verblijdend verschijn
sel worden aangemerkt en met grond doen hopen
op een betere toekomst. Waar toch het publiek
zóó ondubbelzinnig zyne sympathie betuigt aan
den auteur en diens scheppend genie waar
het zulke doorslaande blijken geeft van ingeno-
heid met het ernstig streven van den kunstenaar
om zoo’n meesterstuk zóó Hink weer te geven
als het gedaan werd door het looneelgezelschap
van den nieuwen Rotterdamschen Schouwburg
gesterkt met de dames Kruseman en Baart, daar
mag men immers niet twijfelen aan eene betere
toekomst voor het tooneel en den tooneel-kun-
stenaar
En toch begon ik mijn artikel met eene jere
miade
Ja, lezer En ziet hier, wat mij daartoe aan
leiding gaf:
De meesten uwer zullen zich zeker nog wel
herinneren hoe voor eenigen tyd met zekere
animositeit geschreven werd over het verbod van
den heer «7. T. Luyckx toen waarnemend bur
gemeester te ’s llertogenbosch en dezer dagen
aldaar overleden over diens verbod om de
operette Pariser Leben aldaar op te voeren. Hij
grondde dat vetbod op art. 188 der Gemeente
wet waarbij hem de bevoegdheid werd toege
kend tot zoodanige handeling.1) Gelijk men
De kunst schijnt toch maar gedoemd te zijn
in Nederland perse verschoppeling te moeten blijven.
Niet alleen het nederlandsche publiek behandelt
den kunstenaar nog maar al te dikwijls als een
bedelaar van wien men zich met een braspen
ning mag afmakenmaar ook de regeering
werkt meê om het stiefkind op «water en brood”
te houden.
«Kunst is geen regeeringszaak” werd voor eeni
ge jaren met zekere pathos geleeraard door een
der «geachte” voorgangers van ons volk en
al lokte dat gezegde dan ook meermalen een
krachtig protest uit van de zijde van hen, die
wel degelyk ook in het aankweeken van kunstzin
een krachtig middel zien om een volk te ontwik
kelen en te beschaven, iets waarvoor eene regee
ring ook in haar eigen belang niet onver
schillig mag zijn toch bleef het bij ons bij
*t oude en werd van regeeringswege weinig of
niets voor de kunst gedaan.
Dat de kunstzin van ons volk dan ook over
’t algemeen nog op zoo’n lage trap van ontwik-
wikkeling staat en de ware kunstenaar hier wei
nig aanmoediging vindt voor zijn ernstig streven,
behoeft niemand te bevreemden.
Dit laatste nu geldt vooral van den tooneel
kunstenaar. Nog maar al te weinig is het denk
beeld doorgedrongen, dat het tooneel kin en
moet zijn een leerschool voor het volk dat
hel strekken kan en moet om hoofd en hart bei
de te ontwikkelen en een kweekplaats moet wor
den ter bevordering van het schoone en goede.
De tooneelkunstenaar nu, die aldus zijne roeping
opvat en wiens ernstig streven het is, om door
het ten tooneele brengen van degelijke stukken
van bekwame auteurs, den smaak van het pu
bliek te beschaven en te veredelen zal wei
nig sympathie en steun vinden bij het publiek,
dat nog maar al te zeer verzot is op monster
achtige spectakelstukken; op drama’s, die soms in
slachthuizen schijnen geboren te zijn, want ze
rooken meestal van bloed of wel op operettes
als: Pariser Leben, Madam Angot, en hoe deze
gedecolleteerde tooneel-nonsens verder moge ge
doopt zijn.
Het Nederlandsch tooneel wordt op die wyze
nog maar al te zeer bevolkt met allerlei misge
boorten uit den vreemde en ons publiek slikt die
slechte kost, die bovendien nog meestal in slecht
nederlandsch voor hen wordt opgedischt, met
graagte. En aan den nederlandschen acteur, die
zijne roeping ernstig opvat en niet verkiest meê te
doen met de wansmaak van het publiek blijft
ten slotte toch slechts de keuze over tusschen
Madam Angot’s of... bezwyken. Het eene toch
wordt beloond met stampvolle zalen en recettes;
het andere gestraft met ledige banken en
hongerlijden. Is het wonder, dat hij eindigt met
zijne roeping ontrouw te worden en zich enca-
na lieert met «Madame Angot’s etc.
Of onze tooneelkunstenaars zelf ook schuld
hebben aan dezen treurigen toestand Wie zou
’t durven ontkennen Wie onzer weet het niet,
VERGADERING
VAN DEN GE MEENTE BAAD VAN SNEEK,
op Zaterdag 13 Maart 1875
's namiddags 6 uur.
Punten ter behandeling:
Resumtie der notulen.
Mededeelingen.
Voorstel van Curatoren der Lalijnsche school
der Commissie van toezicht op het M. O.
en
»tot verandering der namiddagschool-uren aan de
Lat. en H. B. Scholen.
4. Idem van den heer J. ten Gate, aangaande
de richting waarin het te stichten schoolgebouw
zal worden geplaatst.
5. Brief van den heer S. van Braam, omtrent
eene huurovereenkomst van het aangekochte hee-
renhuis met een gedeelte van den tuin.
6. Adres van H. van der Linden, om
gratificatie uit de Gemeentekas.
7. Bericht van Mevrouw Gooide Jough, dat
zij van hare betrekking bij het onderwijs afstand
wenscht te doen, met verzoek om eenig pensi
oen.
8. Voorstel van Burgemeester en Wethouder»
tot oprichting eener openbare school voor m. u.
1. onderwijs voor meisjes.
waarborgt het publiek dat die heeren censoren
eenig begrip hebben over kunst en dus bevoegd
zyn om als kunstrechters op te treden? En
waar verwierven zij zich wel het diploma dat
hun het recht geeftals zèdemeester in T hoog
ste ressort te oordeelen Zou ook in deze mis
schien het verstand moeten komen met het ambt;
of zag de Nederlandsche wetgever wellicht in ei
ken toekomstigen burgemeester reeds een Mae
cenas wiens kunstrechterlijke uitspraak per se
onfeilbaar moest zijn
Ik weet het niet, maar wél weet ikdat het
gebeurde te ’s llertogenbosch een gevaarlijk in
cident stelt, waardoor de kunstenaar en het pu
bliek voortaan geheel zullen zijn overgeleverd aan
de willekeur van een enkel individu. En dat
strijdt immers met al onze begrippen van recht i
Men verkondige van regeeringswege de
vroeger ook door ons bestredene theorie
«kunst is geen/egeeringszaak 1”; onze regeering
weigere desnoods ook maar een enkele penning
op de begroeting uit te trekken ter bevordering
en ondersteuning der kunst, maar men wake
er dan toch voor, dat de tooneelkunstenaar en het
publiek voortaan worde overgeleverd aan de wil
lekeur van den eersten den besten dwarsdrij-
venden burgemeester.
Daartoe is het m. i. dringend noodig, dat hoo
ger beroep van de beslissing des burgemeesters
op art. 188 der Gemeentewet worde toegelaten
en zou dus bedoeld artikelnoodzakelijk in dien
geest behooren te worden gewijzigd.