NIEUWS- EN ADÏERTENTfE-RlAD VOOR DE GEIIEEME E\ HET WWSSEffiTSXEEK. LL No. 30. 1875. 14 APRII WOENSDAG L E E N E N. J 4 a. SM. I'M. II 01 It Vi B IMWEK L AJV zoo- I ■4 r Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. Abonnementspiijs voor 3 maanden is binnen deze Stad ƒ1.65, buiten de Stad franco ƒ1.90. 31 >na ia- ria /an 6 r. te 'an gr t, m !F. n- :ca en v. er. kje pe rik sr- de ie- ert e. je 17 n, 6 2 ADVERTENTIËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents, voor eiken regel daarboven 7'/2 Cents. Alle brieven en stukken, de uitgave of redactie betreffende worden franco ingewacht. Ok goede gronden zegt het Vaderland te kun nen verzekeren, dat de beweringen van een te Utrecht aangehouden beschonken persoon, dat hij de moordenaars van mevrouw van der houwen zou kunnen aanwijzen, niet meer zijn dan dron- kenmanspraatjes. Van eene driemaandelijksche preventieve gevangenschap te ’s Hage van ge noemden persoon, is aldaar mede niets bekend. nen doen en voor op zich kunnen nemen schaduwzijden en wordt Nieuw en oud. Beide richtingen in de staat huishoudkunde kwamen verleden Zaterdag met elkaar in botsing in de Vereeniging voor Statis- Volgens het jaarboekje voor het lager onder wijs is het aantal candidaten voor de betrekking van hulponderwijzer van 951 in hel jaar 1867 gedaald tot 565 in 1874. Intusschen had, vol gens de vermeerdering van scholen en leerlin gen, het gevolg van de toename der bevol king en van de meer algemeene behoefte aan on derwijs, het aantal minstens tot 1000 moeten aangroeien om in de behoefte te voorzien. Dit zijn sterk sprekende bewijzen voor den ongun- stigen toestand van ons onderwijs. Te Gouda stonden dezer dagen voor het kantonge recht vij f fabrikanten tei echt wegens overtreding der wet op den kinderarbeid. Hunne verdediging vonden ze, naar hun zeggen, in de omstandigheid, dat de leeftijd der kinderen zoo moeielijk is te conlrolceren. tiek, die toen te Amsterdam vergadering hield. Werd de oudere richting vertegenwoordigd door de hh. de Bosch Kemper en Vissering, de andere verdedigd door de hh. van Houten, Pekelharing, Levyde Jong Goeman Borgesius, tusschen beide partijen in stonden de hh. Mackay, Mees en van Cappelle. In zijn inleidend woord bracht de Voorzitter, de heer de Bosch Kemper, hulde aan de nieuwe rich ting, bekend onder den naam van '’Katheder- of modern-socialisme”, in zoover zij veel goeds be vat. Hij vreest haar echter omdat zij op het ge zag steunt en eene voortzetting is der Duitsche bureaucratie. Zij streeft naar de uitgebreide staats zorg en is voor de individueele rechten en verplich tingen gevaarlijk. Zij versterkt het geloof in po litie, in wetten en vermindert het vertrouwen in geestelijke ontwikkeling Haar oordeel over de oude staathuishoudkundigen is onbillijk en partij dig; de stelsels van deze laatsten zijn niet uit sluitend op zelfzucht gegrond, en hebben niet al leen de belangen der bourgeoisie, maar die van het geheele volk op het oog, gelijk hij met een beroep op verschillende geschiiften staafde. De heer Vlissering vulde dit betoog aan, doch begon met de opmerking, dat de beide richtingen dich ter bij elkander staan dan men aanvankelijk meen de. Ook hij bestreed de beschuldiging van zelf zucht, gericht tegen de bourgeoisie en legen man nen, wier hart zoo warm voor het volk klopte als dat b. v. van een Cobden. Wal zij met hun laissez-faire bedoelden was strijd tegen de ver derfelijke privileges van hun tijd tegen het on gerijmde stelsel van de handelsbalans tegen de beschermende tarieven en wetten legen de gil den corporation en premiën die enkelen be voordeelden maar de vrije ontwikkeling belem merden. Het is dus onbillijk aan de oudere economisten te verwijten dat zij deden wat in hun tijd te doen was, doch minder op, de betere verdeeling van den rijkdom gelet hebben. Dal men daaraan-thans alle krachten wijdt keurde Spr. goed doch hij betwijfelde of men zich op den goeden weg bevond. Hij toonde aan dat de nieuwe school de natuurlijke wetten die in de maatschappij heerschten miskent en naar het communisme, dat is: naar eene op willekeur ge gronde inrichting der maatschappij heenvoert. Volgens de nieuwe leer moet de Staat de con currentie beperken maar juist de vrije concur rentie is eene voorwaarde van ontwikkeling, van orde van beschaving van allerlei verbetering. De nieuwe leer wil alles organiseeren, zij wil het evenwicht der belangen door staatszorg doen verbreken, maar hoe zal de Staat dat alles kun- alles de verantwoordelijkheid Zeker bestaan er vele er veel geleden-dat hebben ook de oudere staathuishoudkundigen ge zien en getracht te verbeteren. Maar de Staat zal alles niet op zich kunnen nemen. De nieu we richting gaat volgens Spr. niet uil van het werkelijk bestaande maar wil cp een reeks van abstracties een reeks van proefnemingen bouwen. Zij spreekt over het kapitaal den ar beid den vierden stand den Staat alsof men met die verschillende grootheden naar willekeur manoevreeren kan als met de stukken op een schaakbord. Toch zijn al die abstracties slechts menschen kapitalisten die arbeiden arbeiders die kapitaal bezitten of willen verkrijgen, of ook menschen met hartstochten en eigen inzichten die men gezamenlijk «Staal” of «Rvgeering” noemt. Wil men die nu alles laten organiseeren? Eene leer, die tol zulke gevolgtrekkingen leidt, daar hapert iels aan. Hij geloofde dat uit het stre ven de’r nieuwe school misschien veel goeés kan voortspruiten, doch dat zij tot dusverre niet op den goeden weg is. Wie aan een vriend leent, opent de deur voor vijandschap, want, vraagt hij het geleende terug, dan wordt zijn vriend boos vraagt hij het niet terug, dan is hij hel geleende doorgaans kwijt en wordt hij-zelf boos. Om des vredeswille moest leenen strafbaar zijn, althans niet in de zeden zijn opgenomen. Leenen is eene der verkeerdste gewoonten, die ik ken. Leenen en geven stond reeds vroeg gelijk want er staat geschreven, zoowel in het Nieuwe Leenen en leenen is twee. Er zijn leenen die winstgevend zijn (by v. in Friesland) en aan den leenhebber een jaarlijksch inkomen geven doch ’t is niet mijn plan daarover te schrijven, alhoewel over die leenen heel wat te zeggen zou vallen, zoowel wat betreft oorsprong, vergeving en vooral den handel, welke er in gedreven wordt. »Die leenen »Zijn niet, wat de luiden meenen." Ik wil schrijven over het leenen van het een o f ander, onder verplichting van het geleende te rug te geven, hetzij dan in natura of in ande ren vorm, met of zonder renle. De Wet noemt zulk uitleenen bruikleening, een woord, dat niemand bezigt en bijna onverstaan baar is. Zij voegt er bij, dat bruikleening om niet geschiedt en de leener het geleende aan den uitleener moet terug geven, terwijl hij er voor moet zorgen als een goed huisvader, en uitlee ner eigenaar blijft. Ja wel goeden morgen geleend goed wordt veelal beschouwd als eigendom en er wordt zorg voor gedragen, alsof het roofgoed ware. Uitleenen heet een vriendschapsdienst en dat is het ook met dien verstande, dat de beste vrienden door het leenen vijanden worden. Als gij een werk uitleent van drie deelen, moogt gij blijde zijn, als gij er twee terug ont vangt. Uitgeleende boeken komen terug als ze al terug komen met ooren, scheuren, vuile vin ger drukken, vetvlekken, kantteekeningen, bemor ste banden, gebroken ruggen, kreukels en aller lei hoedanigheden die een boek niet hebben moet. Een curieus staaltje van uitleening Zeker hoogleeraar in de rechten te Amster dam leende aan zeker bekend advokaat ter zel- der plaatse hel kostbare werk van Merlin ques tion» de droit. Na verloop van ruim een jaar vroeg hij het terug en kreeg van zijn »vriend” ten antwoord dat dat werk zijn eigendom was en hij het nooit geleend had van zijn vriend, doch als zijn vriend, de hoogleeraar, het ter leen wilde hebben, hij hel met pleizier krijgen kon, mits tegen regu, om leen-rusie te voorkomen. Later leende die hoogleeraar nooit anders boe ken uil, dan tegen ontvangbewijsdoch hij had de verkeerde gewoonte ze te verliezen. Hetgeen ik hier ter neder schrijf is historisch. Naar het Vaderland verneemt, zal de minis ter van Justitie het wetsontwerp tot regeling van den rechtstoestand der coöperatieve vereenigin- gen, dat reeds bij den Raad van State is ge weest, en waarin de heer van Lijnden hoofdza kelijk de beginselen der Belgische wet heeft ge volgd, binnen kort aan de Tweede Kamer aan bieden. Het Vaderland behelst een hoofdartikel, waar in het blad zich verklaart, zoowel tegen het stre ven der ultramonlanen als tegen dat der Protes- tantsche drijvers. De «zwarte viiderlandsloozen”, zooals het blad eerstgenoemden betitelt, gebruiken al haar invloed tot schade van ons volk. Zij ont duiken de wetten met list of trotseeren ze met stalen voorhoofd. Zij verduisteren de geschiede nis, verstompen den geest op fraterscholen, kwee- ken geloofshaat, en bereiden een religieoorlog voor. Maar nauwelijks minder te duchten is het stre ven van eenige Protestantsche drijvers. Het Hervormde kerkgenootschap heeft door zijn kies stelsel de macht bij de onbeschaafde menigte over gebracht en de massa wordt nu door eenige Protestantsche pausjes, die ijveren voor hun eigen dogma-gezag bewerktgeleid en gebruikt. Met hun restitutiestelsel bedoelen zij niet anders dan hun scholen te doen betalen door den staat. Zij willen hun Protestantsche dogma’s op school bren gen die den kinderen niet geleerd, dat is opgedrongen, ingestampt kunnen worden, dan ten koste eener gezonde geestesontwikkeling. Neem het restilutie-stelsel aan en de Prote.ftant- sche drijvers zullen de menigte bewerken haar pressen voor hun scholen en de kinderen der bedeelden naar die scholen drijven. En bij dui zenden zuilen zij opgekweekt worden tot blinde volgers van geestdrijvende en heerschzuchlige Protestantsche pausjes. Tegen dit drijven zoowel als tegen dat der ul tramonlanen één beginsel in tweeërlei vorm dat tot geestverstomping geestelijke tirannie en geloofshaat leidt verzet zich hel Vaderland, en Vraagt voor zich den naam niet van «anti- ultramonlaan”, maar van «anti-clericaal.” Testament als in den Codex Justivianeus »wie den arme geeft, leent den Heer”. Om dat geefleenen aan te moedigen, wordt er bij gevoegd dat het later duizendvoudig wordt teruggegevenwaarlijk een goed lokaas voor woekeraars, die er echter weinig meê ophebben. Leenen geschiedt om niet, behalve bij de ban ken van leening, die, bij gebrek aan wettelijke regeling, zooveel rente nemen, dat na zes jaren gewoonlijk het onderpand voor ’t geleende kapi taal aan renle verloren gaat. Bij sommige menschen is het leenen zoo’n diep ingewortelde gewoonte, dat zij er niet builen kun nen. Als ze opstaan, beginnen ze te leenen, om er niet mede te eindigen voor dat ze naar bed gaan. Ik heb een familie gekend, die alles bij de bu ren leende, zelfs het eten voor den hond (histo risch). Ais men een van die familie zag aan schellen, verschrikte hij, die bezocht werd, daar hij vooraf wist, wat het doel van hel bezoek was. Wilt gij van iemand afwezen, die U verveelt leen hem dan iets; tien tegen één, dat gij voor een langen tijd van hem ontslagen zijt. De zonderlingste dingen worden geleend, als japonnen, die niet passen, hoeden en schoe nen, die te groot of le klein zjn, levensbehoef ten, voorwerpen om mede te pronken, die niet zelden beschadigd terug komen. Wilt gij van een vriend een vijand maken, leen hem dan geld, en gij zijt nagenoeg zeker, dat hij beginnen zal met kwaad van U te spreken, om te eindigen met uw doodsvijand le zijn. Geleend geld wordt zelden of nooit terug ge geven; en zoo was het al eeuwen lang vóór on ze tijdrekening. Wij lezen dan ook reeds in het boek Tobias, dat men geen geld moet uitleenen zonder briefjeomdat het anders niet terug ge geven wordt. Leenen aan een ander is een vriendschaps dienst, doch kan soms een slechte streek zijn. Men kan iets uitleenen, wat den leener be komt als den hond de worst. Daarom bepaalt de Nederlandsche wetgever, dal, wie iels uitleent, hetwelk zulke gebreken heeft dal de leener, die er zich van bedient, daarvan schade heeft, hij (de uitleener) die schade moet vergoeden, zoo hij die gebreken gekend en ver zwegen heeft. Men denke eens aan een koldcrig paard, meu bels vol ongedierte, een schurftig schaap, of wat dies meer zij. Voor den uitleener kon derhalve op die wijze het leenen, behalve het verlies of het bederven van het geleende, nog hel nadeel opleveren, dat hij schadevergoeding moest geven. Leenen moest uit hel gebruik geraken, ook om der gezelligheidswille want wat is ongezelliger dan dat vrienden van vroeger, ten gevolge van het leenen, vijanden worden en elkander bejege nen gelijk de hond de kat, die tusschen elkaar hel volgende gesprek hielden II. «Bedrog leeft ge nog K. «Ja verdriet «Gelijk gij ziel.” Mr. W. F. S.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1875 | | pagina 1