1 MEIIWS- EN ADEERTENTIE-READ lï’OR HE GEMEENTE EN HE T ARRONDISSEMENT SNEER. j ij. wof:nsdag No. 46. 1875. J N. N Q fa,a» 4 s- >P I JT I, CT A r. de Mr. W. F. S. BIO EH LA A E>- N ver maar ip t 16 f 8 G 8 0 0 Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. Abonnementspiijs voor 3 maanden is binnen deze Stad ƒ1.65, builen de Stad franco ƒ1.90. de voelstompjes der Chi- En toch gebiedt volgt men haar i. 0 iM 7 3 3 12* IJ id i 5 r s n n >r 5 >r 4 1 >r r r I >i- en g- >0 m ADVERTENTlEN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents, voor eiken regel daarboven 7% Cents. Alle brieven en stukken, de uitgave of redactie betreffendeworden franco ingewacht. Volgens het Vaderland zal de onthulling van het Thorbecke-monument op Kaas- of Reguliers- les moet volgen en een wandelend modeplaatje worden,maar in hoofdzaak moet men aan haar gehoorzamen. ■- De moord op Mevrouw van der Kouwen ge pleegd, wordt van tijd tot tijd nog eens opge warmd, hoewel het fijne van de zaak nog maar steeds niet aan den dag schijnt te komen. Zoo zijn nu weer te Rotterdam naar de cellulaire ge vangenis overgebracht de herbergier Jut en zijn vrouw. De geruchten, dienaangaande verspreid, eischen echter nadere bevestiging. Het ultramontaansche Dagblad^HW Tijd zegt als laatste woord voor de verkiezingen «Alleen door vast aaneengesloten af te gaan op één doel, kunnen wij dat doel bereiken. «Alleen, door als één man op te staan en te spreken, heeft onze stem beteekenis en kracht. «Door harden strijd hebben wij het liberalisme uit de R.-Catholieke districten verdreven. «Het liberalisme moet overal worden versla gen. «Dat is de leus. «Het liberalisme moet worden verslagen, want dat is het kwaad. «Nog ééns: het liberalisme moet worden slagen. «Die eisch doen wij in naam der vrijheid in naam van het recht en die eisch zal wor den uitgevoerd. «God sla ons bij met zijne kracht en zegene en behoede het Vaderland I” vier hoeken onder zijn stoel zitten te pruilen, alsof hij ze te gering voorschot op haar pandjes had gegeven, bij regenbuien schijnen te doen. De aansprekers-steek de dienders-steek de officieren-steek, de Napoleon’s-steek zijn afschu welijk. In de halsbekleedsels speelt de mode eene wis pelturige rol. Vroeger werden ze, eenige voelen lang om den hals gewonden; de kin werd er in verborgenalsof hij zich schaamde voor den neus, die er boven zit, of kiekeboe met den mond wou spelendassen van wit katoen, van zwarte zijde, met en zonder strikken of knoopen; van voren of van achteren vastgemaakt. Later zoo smal als mutsenlintnu weer lang en met on mogelijke knoopen. Dassen van allerlei kleur, stof en vorm. Er zijn er nog wel, die cravatten gedragen heb ben van varkenshaar, dunne baleintjes of gespou wen riet een mode, die de halsbekleeding tot eene soort van zaag maakte en den nek fot stijf staan dwong, maar die thans door bijna nie mand meer gevolgd wordt. Boorden, slap en hard als staal, liggend, staand, omgeslagen rond, vierkant, spits, ja in honder- derlei vormen, doch doorgaans onpraktisch en leelijk. «De mode is een dwa?e zaak «Maar geeft aan ’t menschdom veel vermaak Niet alleen in de kleeding speelt de mode de baas, maar in godsdienst, spijzen, dranken, litteratuur; kunst, handel nijverheid ja in allés zoodat, al noemen wij haar niet almachtig men toch hare groote macht erkennen moet. Wat mode is, is mooi, al is het in strijd met alle regelen van smaak en schoonheidsgevoel. Wat is leelijker, wansmakelijker dan het dra gen van chignons, waaruit bovendien nog ziekten voortkomen; die booge hakjes aan de dameslaars jes die nagenoeg onder het plat van den voet staan en het gaan belemmeren. Wie lacht niet om nesche vrouwen van aanzien de mode die voetverminking en stipt op. In de vorige eeuw lieten de mannen zich het hoofd scheeren en zetten monstreuze pruiken op, waardoor ze geleken op wolhoopen en waaron der zij ’t van de warmte bijna niet konden uit houden. In Engeland tooien koetsiersrechters en de speaker in ’t parlement zich nog zoo. Enkelen zullen zich nog de gepoederde hoof den, vooral van vrouwen, herinneren. De poe der reikte tot haast aan de werkhrauwen toe. En dan die poedeljassen, welke zoo lang waren, dat ze langs den grond sleepten. Kapsels van dameszoo hoog en zwaar, dat ze met een slok gesteund moeten worden. In enkele dier dwaze tooisels zaten ijzeren ge raamten. Schepen, kanonnen, zwanen en andere dieren torens, vruchten, ja wat al niet, droegen de da mes, die naar de mode gekleed gingen, op haar hoofd. Bloemtuinen en vogels op het hoofd te, dragen was, nog niet zoo lang geleden, de mode. Japonnen met een sleep van drie el zouden nu leelijk staan vroeger lag daar niets buiten sporigs in. Hoe langer sleep, hoe voornamer de juffer waszonder sleep was veel te burger lijk. Het gelaat te beplakken met zwarte pleistertjes (mouches) ging voor sieraad door en is later wéér in gebruik gekomen, even als het bestrooi en van het haar met goud- en zilverpapieren lo vertjes. De vuile cosmétique heeft tot op dezen dag nog niet -uilgediend. Er is een lijd geweest, dat de taille der da mes onmiddellijk onder de armen een aanvang nam; ook dal het geheele bovenlijf der japon en de mouwen weinig meer waren dan smalle lin ten. Soms waren de rokken zoo nauw dat de juffer de geheele wijdte uitstapte, zonder daarom nog groote passen te maken. Ook heelt men rokken gehad, die ter nauwer- nood aan de knie reikten. Bij de Israëlieten was het mode de beenen der huwbare meisjes, even beven den enkel, met een korte ketting te vereenigen. Mansrokken welker panden halverwege den rug begonnen en tot aan de hielen toe kwamen; en dofmouwen, diejnet de ooren gelijke hoogte hielden. Vesten die den geheelen buik bedekten en Zes letters zijn het, die het al regeerende •mode. Er is niemanddie zich niet aan de mode stoort. Wie meent dat niet te doen, heeft het mis hij gaat alleen maar niet mede met de mode en wordt daarom uitgelachen doch hij stoort er zich wel aan, daar hij eene vroegere mode volgt. Hij komt dus wat achter aan en is uit den lijd. Ik herinner mij in zekere stad eene juffrouw, die zeide dat zij de mode verachtte. Toen de crinoline-mode op haar hoogst was droeg zij er geen; integendeel zij vernauwde hare rokken, en deed dit op eene zeer in ’t oogloopende wijze. Tot straf noemde men haar ^Holland op zijn smalst" en de straatjeugd vergezelde haar, waar zij zich vertoonde. Door hare abnormaliteit ver schafte zij der politie veel werk. In diezelfde dagen was er een op het land wonend heer, die gekleed ging als voor80jaren Hij droeg eene staartpruik en steek, rok, lang cainisool, korte broek, lage schoenen met groote zilveren gespen en langen stok in de hand. Hij verachtte de mode, zooals hij zeidemaar waarom dan die der vorige eeuw gevolgd Als hij in de stad kwam, had hij veel bekijks. De menigte hield hem voor gek; dat was hij niet, maar wel excentriek en excentriek zijn grenst vele malen aan gek zijn wat namelijk den uilerlijken vorm betreft. Terecht zong Horatius est modus in rebus sunt certi denique fines (in alle dingen is een maat, er zijn grenzen, die men niet mag over schrijden.) Wie tegen de mode zondigt, heeft het publiek legen zich en plukt zelf de wrange vruchten er van, in den vorm van spot. Bespot te worden is nog erger dan beklaagd te worden want aan ’t laatste komt een einde, aan het eerste niet. Wéé dengenen, die in den spot is Ik heb er een gekend, die Papageno werd ge noemd en zoo door spot vervolgd werd, dat hij de stad verlaten moest. Men herinnere zich den armen Leidschen aan spreker Kikman die door spot bijna broodeloos werden van wien Klikspaan (Kneppelhout) in zijne Studentypen schrijft. Bij hem woonde zeker jong student, die, met een brom 'in, zijn huis niet kon vinden en aan een straatjongen vroeg: Kun je m’ ook zeggen waar of Kikman woont, Kikman, die op de Breestraat woont." Toevallig harmonieerden die woorden met den dreun der taptoe. Waar K. zich vertoonde, werd hem die deun toegegalmd en schaterde het publiek in lachen uit. Op die wijze werd hij onmogelijk gemaakt, om dienst te doen. Vooral toen die deun hel verlengstuk kreeg»die met zijn lange dunne beenen voor de lijkkoets loopt, lijkkoets loopt” enz. 1 Kikman had in dezen geen schuld, maar wie de mode veracht wél. 'L Ik wil niet beweren, dat men de mode in al- vesten van welke nagenoeg niets te zien was anderen weder wier lapellen voor bij de schou ders uitstaken. Mouwen waardoor de hand geheel bedekt werd en mouwen die even over den elleboog kwameh.’ Ik heb jassen gekend, die zoo lang waren, dal ze op den grond hingen. Men noemde ze jas sen met souspieds soep-jassen kuilen-kloppers enz. Zij zijn opgevolgd door een ander uiterste door schier pandelooze jassen, vrijschieters ge- heeten die even over de heupen hingen. Velen onzer zijn nog gekleed geweest met kui tendekkers, of spanbroeken, die zoo aan het been sloten, dat het aan- en uittrekken heel wat moei te inhad en het dragen er van pijn deed. Hoe is het mogehjk geweest in souspied-broe- ken te gaan zonder van vermoeidheid er bij neer te vallen Men getroostte zich dat, want ’t was mode. Wij hebben ook elastische broeken gekend die het gaan belemmerden en als de souspied brak, den wandelaar in een lastige positie brach ten. Ik herinner mij dat dit geschiedde met zekeren dandij op de pantoffel-parade in Utrecht’s Maliebaan. Krak 1 en de eene pijp schoot lot boven de knie. Het was, alsof hij aan den eenen kant maar een zwembroekje aanhad. Ik heb nooit iemand meer verlegen gezien ’t was om er medelijden meê te krijgen. «Kijk hij eens 1” riepen de jongens en wandelaars, vooral die van de schoone sexe, had den er pret van. Nuhet was ook vermakelijk. Wee dengenen die gesouspied-broekt op hel ijs viel zoodat zijn broek op de knie scheurde wat toch doorgaans het geval moest zijn’. Voor de bretelmakers is het verdrijven dier soort van broeken groot nadeel geweest daar ze grootendeels gedaan werk kregen. Belachelijk, ja beklagenswaard verwijfd was de gewoonte, dat de heeren aan iederen vinger een ring droegen, soms zelfs aan den wijs- en mid delvinger twee of drie stuks. Ten tijde van Francois I hadden de Parijsche fatten, toen beaux, later lions geheeten, een dia mant in het linker oor hangen, de fluweelen baret hing over het rechter; zij droegen puntbuiken, de dames puntrokken, zoodat van een paar, dat naast elkaar ging en een hoek omsloeg, de heer zichtbaar was in de ingeslagen straat, vóór dat hij de andere verlaten had, en de dame nog in de uitgegane, hoewel zij er niet, meer in was. Naar prentverbeeldingen af te gaan, moet zoo’n paar ruim zes voet te zamen voor- en achter- tooisel gehad hebben. Maar mode was heten dus mooi Onze heerenhoeden zijn leelijk en stijf de sleeken zijn nog leelijker. De onpractische driepunt, welke nog enkele erg orthodoxe dominé’s dragen is afschuwelijk en als ’t regent, hoogst lastig, daar hel water er als uit drie gooten van af loopt. Bijna op de manier als bij Vondel (ik bedoel zijn standbeeld te Amsterdam), de vier oude bessen, die aan de

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1875 | | pagina 1