NIEUWS- EN ADVERTENTIE-BLAD VOOR DE
GEMEENTE EN HET ARRONDISSEMENT SNEER.
25 SEPTEMBER.
ZATERDAG
EN.
2,00.
1,00
0,50
I.
i.
7,17
0
ent.
SULhl.K co
ld.
>em-
,eek,
)O a
ee-
50.
75
It IAA EXLAMI.
met
en
kens
‘lost.
jven
f be-
voor
:hre-
aan-
ifer,
rden
van
ente
van
5),
'60,
•eta-
nber
lo.
2,00,
en
terst
5.50
6,555
7,53
8,43
9—
door
9,15
door
9,34
J.51
loor
!oor
loor
114
voor het laai
de Maatschap-
ADVERTENTIËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel daarboven 7 ’/2 Cents. Alle brieven en stukken’
de uitgave of redactie betreffende worden franco ingewacht.
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementspiijs voor 3 maanden is binnen deze Stad fl.65, buiten
de Stad franco ƒ1.90.
Idem van Y. de Boer, om een plekje grond
ichter zijne tabakskerverij.
7. - - -
•eener
8.
Ai
ke
Zondagmorgen had aan het spoorwegstation te
Heerenveen een ongeval plaats, dat betreurens-
waardige gevolgen had kunnen hebben. Een
heer, die van Zwolle kwam, had aldaar even den
trein verlaten en schijnt de waarschuwing »in-
stappen” niet te hebben gehoord, althans hij liep
A M.
3ept.
/8
s
‘/.o
In de pers heeft dezer dagen tot een levendi-
gen pennenstrijd aanleiding gegeven eene door
STATE1Ï-CEWEBAAL.
Eerste Kamer.
Zitting van Dinsdag 21 Sept.
De Kamer heeft heden, nadat de heer den Tex
zitting had genomen en de heer de Vos van
Steenwijk het voorzitterschap had aanvaard, de
werkzaamheden aangevangen. Op voorstel van
den heer Duijmaer van Twist is besloten, over
morgen een interpellatie te richten aan de Mi
nisters van Binnenl. Zaken en van Financiën,
over de overeenkomst met de Rijnspoorwegmaat
schappij gesloten.
Zitting van Donderdag 23 Sept.
In de zitting van heden is het adres in ant
woord op de troonrede, nadat alleen de paragraaf
over Suriname aanleiding had gegeven tot eenige
woordenwisseling aangenomen met algemeene
stemmen.
De interpellatie van den heer v. Twist over de
spoorweg-aansluiting te Rotterdam in verband
tot het contract met de Rijn-spoorwegmaatschap-
pij, is aangevangen. Zoowel de gereserveerde als
de publieke tribunes zijn overvol bezet.
De heer Duijmaer van Twist heeft de geheele
Maar hij gaf als zijn gevoelen te kennen dat
ook als die Maatschappij ongeneigd bleek milli-
oenen uit te geven voor een werk dat geheel
tegen haar zin afgeknot was, toch nog hare oude
verplichting volgens het contract van 1867 bleef
bestaan.
Met bijna algemeene stemmen nam de Eerste
Kamer hel gewijzigd ontwerp aan dat daarop
door den Koning werd bekrachtigd.
Wat voorzien werd, gebeurde. De directie der
R. S. M nam met de wijziging geen genoegen
maar op de vraag van de Tweede Kamer hoe
het met de zaak stond, ontving deze den 30sten
Aug. de inlichtingen, die tot den storm tegen de
Regeering aanleiding hebben gegeven.
Uit deze inlichting vernam men, dat de Re
geering met de R. S. M. weder een geheel an
dere regeling had getroffen. Volgens deze over
eenkomst verleent de Maatschappij share mede
werking” om de uitvoering te verzekeren der
concessie voor de lijn LeidenWoerden aan
de heeren de Bordes en baron Sloet verleend.
Daarentegen wordt zoo die lijn op 1 Juni
1878 voltooid is, de Rijnspoorwegmaatcschappij
ontslagen van hare verplichting tot aanslui
ting te Rotterdam en zij is daarvan evenzeer
ontslagen, indien de Staten-Generaal het algemeen
nut van de lijn LeidenWoerden met betrekking
tot de onteigening niet erkennen. In die geval-1
len ontvangt zij tevens het als waarborg gestorte
kapitaal van 1 millioen terug. Desniettemin be
houdt zij tot 1 Juni 1880 de bevoegdheid zich
omtrent het maken der vertakking te Rotterdam
te verklaren en moet zij bij deze verklaring de
som van 1 *4 ton storten.
De Minister betoogt, dat de verbinding te Rot
terdam, die reeds 30 jaar is nagelaten, haar ge
wicht heeft verloren en «meer een belang is van
de Rijnspoorwegmaatschappij dan van het publiek
verkeer.” Daarmede nu is het, onzes inziens
zegt het Hand. geheel in strijd, dat de Mi
nister zijne onderteekening heeft verleend tot de
wet van 3 Dec. 1874, waarbij het algemeen nut
wordt erkend ter onteigening ook van de beperk
te perceelen, die voor de aansluiting te Rotter
dam benoodigd zijn. En het behoeft dan ook,
gelooven wij, geen betoog, dat het publiek be
lang in veel ruimer mate is betrokken bij de
verbinding lusschen twee groote spoorweglijnen
in de tweede stad des Rijks, een groot centrum
van verkeer en van handel, dan bij die in een
provinciestad als Leiden, waardoor slechts een
zeer beperkt gedeelte des Lands gebaat wordt.
Blijkbaar heeft de Rijnspoorwegmaatschappij
groot belang bij de verbinding tusschen Leiden
en Woerden. Maar ook de verbinding te 'Rot
terdam schat zij klaarblijkelijkheid niet zoo laag
als de Regeering thans doet, want zij behoudt
zich tot 1880 de bevoegdheid voor, die verbinding
tot stand te brengen.
De Regeering had echter, volgens het Hand.,
geen oogenblik in het denkbeeld moeten treden,
om de Rijnspoorwegmaatschappij te ontslaan van
de verplichting om te Rotterdam aan te sluiten.
Bij elke voorkomende gelegenheid had zij die
Maatschappij moeten noodzaken, de aansluiting
tot stand te brengen. Van opzettelijk gunstbe
toon ten behoeve der Maatschappij verdenkt het
blad de Regeering niet, maar wel vindt het bij
haar eene onbegrijpelijke zwakheid en een raad
selachtige geringschatting van een door haar zel
ve nog onlangs erkend algemeen belang.
Idem van G. de Jong c. s., om plaatsing
gaslantaarn in de Polstraat.
Brief van heeren Voogden der Algemeene
.rmen, nopens ’s raads goedkeuring hunner re
kening 1874.
9. Idem van de Directie van het Stads-werk-
.huis, aangaande ’s raads besluit over hare reke-
|ning 4874/75.
10. Verslag der Commissie van onderzoek der
VERGADER ING
van den Gemeenteraad van SNEEK,
op Zaterdag 25 September 1875
’s namiddags 6 uur.
Punten ter behandeling:
Resumtie der notulen.
2. Mededeeling van goedgekeurde raadsbeslui
ten, ingekomen stukken, enz.
3. Adres van S. Hofstra c. s., om verhooging
Iharer jaarwedden als helpster bij het onderwijs
(in de handwerken.
4. Idem van Johs. van Akkeren, om verhoo
ging zijzer jaarwedde als 3e klerk ter Secretarie.
5. Idem van eenige beambten aan de Waag,
,om verhooging van salaris.
6. Idem van Y. de Boer, om een plekje grond
F
de Regeering met de Rijnspoorweg-maatschappij
gesloten overeenkomst over de spoorwegaanslui-
ting te Rotterdam en gisteren (zie St.-Gen.) zijn
de ministers van binnenlandsche zaken en van
financiën daarover in de Eerste Kamer geïnter
pelleerd. In het Handelsblad wordt de toedracht
der zaak aldus uiteengezet
Toen de Nederlandsche Rijnspoorwegmaatschap
pij in 1845 concessie kreeg tot den aanleg van
de lijn Utrecht naar Rotterdam, werd haar te
vens de verplichting opgelegd, een verbindings
lijn te maken »van de Maas tot nabij het stati
on van den Hollandsehen spoorweg”. Aan deze
verplichting is nooit voldaan wel werd de Rijn-
spooi weg-maatschappij dikwijls tot uitvoering aan
gemaand wel werd zij in hooger beroep door
den rechter veroordeeld aan hare verplichting
gevolg te geven, maar de weg is er nog niet.
In 1867 echter trad zij met de Regeering in eene
schikking zij kreeg toen de concessie voor den
aanleg der lijn Gouda’s Gravenhage en nam
wederom de nu duidelijker omschreven verplich
ting op zich om een verbindingslijn te maken ter
aansluiting »aan den Hollandsehen spoorweg”.
De richting dier lijn werd bij deze overeenkomst
tevens bepaald en de Rijnspoorweg-maatschappij
stortte een som van één millioen gulden als waar
borg, dat het thans ernst was.
Het duurde echter nog tot 1874, vóór dat het
onteigeningsontwerp voor de verbinding de Sta-
ten-Generaal bereikte. De inhoud van dat ont
werp week in belangrijke mate af van de rich
ting, die in 1867 was bedongen. De lijn werd
nl. korter genomen in verband met de richting
van den staatsspoorweg door Rotterdam. Het
ontwerp werd goedgekeurd, doch eerst nadat de
Tweede Kamer, door aanneming van een amen
dement van den heer Tak, er een belangrijke
wijziging in had gebracht. Bij ’t ontwerp n.l. was
meer grond tot onteigening aangewezen dan voor
de verbindingslijn strikt noodig was; er was nog
een terrein bewesten het centraal station aan toe
gevoegd, dat de Rijnspoorweg-maatschappij voor
rangeerstalion wenschte te bezigen. Dat terrein
nu werd door het amendement-Tak er uit geligt.
De meerderheid was van gevoelen, dat de Rijn
spoorweg-maatschappij op die plek aan geen af
zonderlijk rangeerstation behoefte had, dat inte
gendeel het bedoelde terrein behoorde gereser
veerd te blijven voor mogelijke uitbreiding van
het centraal-station, met name voor de toekom
stige lijn naar den Hoek van Holland, langs den
nieuwen waterweg.' De Kamer liet zich van de
ze overweging niet afbrengen door de krachtige
bestrijding, die de Minister Heemskerk tegen het
amendement voerde, vooral op grond dat Je Rijn
spoorweg-maatschappij niet gedwongen ken wor
den met eene andere wijze van aansluiting, dan
het ontwerp bood, genoegen te nemen. De meer
derheid echter beschouwde alleen de verbindings
lijn, maar niet het rangeerstation als een zaak
van puhliek nut en weigerde dus
ste de gedwongen onteigening aan
pij toe te staan.
Zoo afgeknot bereikte het ontwerp de Eerste
Kamer. Deze stelde dadelijk in haar verslag de
vraag, of de Regeering zich hij de wijziging had
pedergelegd en of de Rijnspoorweg-maatschappij,
ingeval zij er geen genoegen mede nam, dan nog
altijd verbonden bleef de verplichting volgens de
oorspronkelijke regeling, die van 1867, te maken l
Twee dagen later volgde de openbare beraadsla
ging. De Minister gaf toen te kennen, dat hij het
gewijzigde ontwerp wel niet goedkeurde maar
het niet had ingetrokken na de aanneming van
het amendement omdat hij toen daartoe geen
machtiging des Konings had en ook omdat het
altijd mogelijk bleef, dat de Rijnspoorweg-maat
schappij zich ten slotte er bij zou nederleggen.
geschiedenis der aansluiting te Rotterdam herin
nerd, om den ernstigen twijfel te rechtvaardigen,
of door loslating dier verplichting.de regeering
het algemeen belang heeft behartigd. Hij zoo
mede de heeren van Eijsinga en Pincoffs, betoog
den dat de vrije beslissing der vertegenwoordi
ging door art. 4 der gesloten overeenkomst is
belet. De ministers van binnenlandsche zaken en
van finantiën hebben zich langdurig verdedigd te
gen de verschillende feiten. In het algemeen be
lang meenden zij niet beter te hebben kunnen
doen dan den aanleg der lijn LeidenWoerden
te verzekeren, daar het belang der Rotterdamsche
aansluiling veel verminderd en waar de Rijnspoor
weg-maatschappij niet gebonden was, het geamen
deerde onteigeningsplan uit te voeren.
Aan het slot der zitting heeft de heer Duij
maer van Twist de volgende motie voorgesteld
De eerste kamer, dank betuigende voor ’s minis
ters gegeven inlichtingen oordeeltdat door de
overeenkomst van 5 Juli/29 Juni 1875 het alge
meen belang niet behoorlijk is behartigd.
Morgen 11 ure voortzetting.
Tweede Kamer.
Zitting van Dinsdag 21 Sept.
In de Kamer hebben heden de beide commis-
siën tot onderzoek van de geloofsbrieven der nieuw
gekozen leden gerapporteerd, zijn op haar advies
allen toegelaten, behalve de heer Heemstra en
is besloten nadere inlichtingen in te winnen om
trent eenige onregelmatigheden ten aanzien van
diens verkiezing in het kiesdistrict Haarlemmer
meer voorgevallen.
Daarna werd overgegaan tot het opmaken
ner lijst van drie candidaten voor het voorzitter
schap.
Tot eersten candidaat is bij eerste stemming
gekozen de heer Dullert, met 55 van de 75 stem
men; de heer Messchert had 12, de overige stem
men waren verdeeld of in blanco.
Tot Tweeden candidaat is verkozen de heer
Storm van ’s Gravesande met 42 tegen 31 stem
men, op den heer Messchert uitgebracht, terwijl
de overige stemmen verdeeld waren.
Tot derden candidaat is benoemd de heer Cre
mers, met 38 tegen 29 stemmen, op den heer
Luijben uitgebracht.
Deze lijst van candidaten zal aan den Koning
worden aangeboden.
Zitting van Donderdag 23 Sept.
Tot voorzitter der kamer is benoemd de heer
Dullert, die deze betrekking met eene rede heeft
aangevaard.
Ingekomen is een aantal wets-ontwerpen,
waaronder de begrooting voor Nederlansch-Indië
en den aanleg van staatspoorwegen in 1876.
Morgen te twee ure zal de minister van finan
tiën de slaatsbegrooting voor 1876 aanbieden.
Aangaande het adres-de Rochemonl, als strij
dig met art. 92 der grondwet, is overgegaan tot
de orde van den dag.
Op voorstel der commissie van onderzoeknaar
de geloofsbrieven van den heer Heemstra, is be
sloten, nadere inlichtingen en stukken van den
minister van binnenlandsche zaken fe vragen.
De afdeelingen hebben benoemd: 1. tot voor
zitters, de heeren Wintgens, Blussê, Gevers, van
de Putte en Jonckbloet; 2. tot ondervoorzitters,
de heeren Schimmelpenninck, Smitz, Mirandolle,
Cremers en de Roo; 3. tot commissie voor het
adres in antwoord op de troonrede, de heeren
Schimmelpenninck, Mackay, Tak, Kappeijne en
Kops.
Verslag der Commissie van onderzoek der
begroetingen van de Algemeene Armvoogdij en
den Schuttersraad, voor 1876.
11. Ontwerp-besluit tot het verleenen eener
subsidie aan de Algemeene Armvoogdij voor
1876.
11a. Ontwerp-reglement voor de gemeentelij
ke Muziek- en Zangschool en instructie voorden
onderwijzer aan die inrichting.
12. Benoeming van een onderwijzer aan de
Muziek- en Zangschool.
13. Beantwoording van Burg, en Weth. op
de verslagen der Sectiën, over het onderzoek der
gemeente-rekening, 1874.
14. Voorstel van dezelfden tot vaststelling
eener Verordening, regelende den werkkring der
Commissie van beheer over gemeente-eigendom-
men.
15. Alsvoren tot vaststelling eener Verordening,
regelende de bestemming van het Ziekenhuis.
16. Alsvoren tot af- en overschrijvingen op
de Gemeente-begrooting, 1875.
17 Alsvoren tot het maken van een regen
bak bij het in aanbouw zijnde schoolgebouw.
18. Alsvoren aangaande den gerechtelijken
eisch van mr. G. W. A. baron van Haersolte
I tot teruggave van hoofdelijken omslag, over 1874.