GEMEEA’TE EN RET ARRO WSSEWEXT SAEEK.
NIEÜWS- EN ADVERTEAITIE-RLAR VOOR DE
IS
1876
No. 78.
20 SEPTEMBER.
WOENSDAG
JACHT op WILD.
’EN.'
v:
7,
7,
)7
euriis-l
01'»
7.
SVIlliUI
'g- -
Jelljel
aan
den grond, waar-
v
Een
ne-
De Regeering voedt de hoop, dat eerlang nieu-
met
ekles.
id uni,
1 J1’-
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnernentspnjs voor 3 maanden is binnen deze Stad ƒ1.65, buiten
de Stad franco ƒ1.90.
00 4
)t. -
buiten
luurd-
50
1 wk.
HDW.
ïr.
Aalt-
Au-
Kou-
o Yda
r. Jan
is. -
llauk-
Rein
n.
Uie-
K1n r.
de huishouding
en overzeesche
f
3 A M.
Sept.
7a
7.
!7,n
t
>pt.
Alben1
i Zand-
ramer.
ot deni
Tjille
d. i,
ide tt
Pietje
acte, of hij heeft er we! een, doch 't is Zondag,
of een niet-jachtdag. 't Is vóór of na zonsonder
gang, of er ligt spoorsneeuw hij mag toezien
en zijn kooloogst verdwijnt wettig in der hazen
maag.
SitTKV-fcUMKAVb.
Zitting van Zaterdag 16 Sept.
De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft
heden tot sluiting van de zitting der Slaten-Ge-
neraal de volgende rede gehouden
Mijne heeren In uwe thans afgeloopen ver
gadering werd veel zorg en moeite gewijd aan
verschillende landsbelangen ik heb den aange
nomen plicht te vervullen, u daarvoor den dank
des Konings te betuigen.
Behalve talrijke wetten, voor
van den staatzijne provinciën
bezittingen onmisbaar, werd de herziening der
wetboeken vooruitgebracht door vermindering van
het getal Gerechtshoven en door verbeteringen
het hooger onderwijs is tot
oprichting der Rijkslandbouw-
>.50
5i6
.17
>58
,43
oor I
.15
oor
34
51
oor
oor
oor
14
5
en er
dan
ten
men.
Een landbouwer heeft een niet omheind veld
met boerenkool (moes) beplant; een bende hazen
komt en zij vreten hem dit af; hij heelt geen jacht-
ADVERTENTIEN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel daarboven 7'/2 Cents. Alle brieven en stukken,
de uitgave of redactie betreffendeW’orden franco ingewacht.
gen op Zondag insgelijks verbood, doch daarme
de had de Wetgever van ’52 niet te maken.
Eene grootere verbetering is het geweest, dat
niemand, zonder toestemming, mag jagen op eens
anders terrein.
Wat heeft het conservatisme afgegeven op die
bepaling 1
Het heette dal de jacht er onmogelijk door
werd, want hoe kon de jager weten, waar hij was,
op wiens land; niet alleen hij, maar ook de jacht
opzieners konden onmogelijk daarvan kennis heb
ben.
In de steden vond zoo’n praatje gretig ingang;
ten platten lande echter, waar de jacht toch maar
alleen kan worden uitgeoefend, wist men natuur
lijk welbeter, doch men zweeg er.
De uitkomst heeft geleerd welke waarde het
argument had.
Vóór en na zonsondergang mag niet gejaagd
worden behalve op ganzen en eenden. Werd
die bepaling, of lieverkon zij gehandhaafd wor
den, dan was de jacht op houtsnippen onmogelijk.
Deze komen (althans in Friesland) altijd vóór
dat de zon op is en zijn zoo aanstonds verdwe
nen.
M. i. is de Jachtwetgever niet op de hoogte
geweest van hetgeen hij regelde
De Jachtwetgever beschouwt het wild als het ei
gendom van den eigenaar van
op het wordt aangelroffen
Volgens het oud-Romeinsche recht is dit zoo
valt zeer veel vóór te zeggen; doch hij had
ook den eigenaar de vrijheid moeten laten
allen tijde zijn eigendom tut zich te
we voorstellen in bet belang der defensie tot o-
vereenslemming zullen leiden.
In naam des Koning sluit ik deze vergadering
der Slaten-Generaal.
Zitting van Maandag 18 Sept.
Bij de heden namiddag plaats gehad hebbende
opening van de vergadering dei’ Si iten-Generaal,
heeft Z. M. de koning, na zich op de bij het pro
gramma vermelde wijze naar de vergaderzaal van
de Tweede Kamer in de aldaar vereenigde zitting
der beide kamers Ie hebben begeven gehouden
de volgende
TROONREDE:
Mijne Heeren l
Met een gevoel van innige dankbaarheid voor
al het goede ook dit jaar aan hel vaderland ge
schonken, kom ik in uw midden bij den aanvang
dezer zitting.
Mijne betrekkingen met de vreemde mogend
heden blijven bij voortduring van zeer vriend-
schappelijken aard.
De landbouw bloeit, de longziekte onder het
vee is afnemend, de oogst der meeste veldvruch
ten is zeer voldoende. Zijn in het begin des
jaars eenige streken des lands door overstrooming
geteisterd, de hulpvaardigheid der natie heeft ve
le wonden geheeld.
De bijna voltooide toegangen tot onze handels-
steden, de krachtige doorgezette bouw van spoor
wegen, de verbetering der rivieren en de ont
worpen kanaalverbindingen der noordoostelijke ge
westen met Duitschland, zullen weldra den han
del en der scheepvaart ten bate komen.
De toestand der financiën is gunstig, de steeds
klimmende opbrengst van alle middelen wijst op
den vooruitgang der natie op stoffelijk gebied.
Op de wereldtentoonstelling in Noord-Amerika
worden Nederland’s kunst, zijn nijverheid en wa
terbouwkunde met eere genoemd.
De zee- en landmacht voldeden aan hare ge
wichtige roeping.
Op de versterking onzer levende strijdkrachten
blijft mijn aandacht gevestigd.
In de overzeesche bezittingen wordt nog steeds
buitengewone inspanning gevorderd ter bevesti
ging van ons gezag in het noorden van Sumatra.
Eischte die strijd vele en kostbare menschenle-
vens, ook daar kwijten vloot en leger zich steeds
met volharding van hun plicht.
Overal elders in de Indische gewesten mag de
toestand gunstig worden genoemd.
Groote werken van algemeen nut zijn op Ja
va de uitvoering nabij of worden voorbereidde
laatste overblijfselen van slavernij onder de in
landers op Sumatra’s westkust zijn onder volko
men instemming der hoofden en der bevolking
uitgewischt.
De toestanden in West-Indie zijn slechts voorge-
leidelijke verbetering vatbaar opbeuring van den
landbouw moet door vermeerdering van werk
krachten verkregen worden.
Mochten gelijk ik hoop de verwikkelingen
met Venezuela spoedig hare oplossing vinden
dan zal dit ook Curasao ten goede komen.
Mijne heeren was de afgeloopen zitting een
hoogst werkzame, ook nu reken ik op uwen va-
derlandslievenden ijver bij de behandeling van
menig gewichtig onderwerp.
Tot herziening onzer wetboeken zal uwe me
dewerking op nieuw worden ingeroepen ook tot
verbetering der militaire wetgeving zullen voor
stellen worden gedaan.
De herziening der kieswet is noodig.
wetsontwerp op het lager onderwijs zal u wel
dra bereiken.
De reeds aanhangige voordrachten betreffende de
exploitatie van spoorwegen en lot herziening der
verordeningen op de quarantaine zijn uwer aan
dacht aanbevolen.
In Nederland is de Staat jachtopzichter ten
behoeve van enkele personen, doch ten koste van
het algemeen; want niemand meene, dat de ont
vangsten, voortkomende uil de jachtacten en de
boeten van overtreding, opwegen tegen de uitga
ven die er voor gedaan moeten worden.
Ik laat nu nog in het midden, het groot nadeel
dat het wild aan den landbouwer vooral aan den
kleinen pachter, toebrengt.
Als hij zich niet wil blootstellen aan overtre
ding der Wetmoet hij klakkeloos toezien,
dat zijn eigendom, de vrucht van zijn ploegen
en zwoegen, door het wild wordt weggeroofd.
Hel argument omtrent de zoogenaamde bescher
ming van de wildbaan is doorgaans dat zonder
Jachtwet het wild spoedig zou ophouden te be
staan.
In de eerste plaats zie ik zulks niet in; in de
tweede plaats vraag ik: wat nood
Is de wildbaan een algemeen of bijzonder be
lang
Wat moet wijken, het laatste voor het eerste
of omgekeerd
Indien eens de geheele wildbaan vernietigd werd,
zou dat verlies grooter zijn dan het nadeel, door
het wild veroorzaakt
Maar zou door de geheele afschaffing van de
jacht-beperkende en monopoliserende Wet wel
gevaar voor de wildbaan ontstaan
De ondervinding moet hier spreken.
In Spanje is de Jachtwet verdwenen tegelijk
met de Bouibons.
Zekere Ffrench zegt, dat zij in onbruik is ge
raakt; zij was louter theoretisch en werd daarom
niet toegepast.
Althans, zoo zij ooit ten uil voer is gelegd, zou
dat, volgens hem, al lang geleden moeten zijn.
In Spanje was de theorie dat het wild niet
toebehoorl aan hem, die het geschoten heeft, doch
aan den eigenaar van den grond, waarop het ge
vallen is.
In Portugal kan ieder eene kosteiooze vergun
ning krijgen, om op zijn eigen, op openbaren of
eens anders, niet-afgesloten,mits onbebouwden
grond, het jachtbedrijf uit te oefenen.
Deze bepaling vloeit voort, als nulligheidsmaat-
regel, uit het kwaad, dat het wild aan de land-
bouwvoortbrengselen toebrengt.
In Zwitserland is het wild, even als de nolen-
boomen langs de openbare wegen, eigendom van
den Slaat.
Ieder kantonnaal bestuur geeft gereedelijk aan
iederdie het vraagttoestemming om te jagen.
De Staat zorgt voor de instandhouding van de
wildbaan, op grond, dal deze aan niemand in het
bijzonder doch aar. allen te zamen den Staat
toekomt.
De opening van de jacht wordt telken jare be
paald uilgesleld of heeft geen plaatsde duur
er van wordt verlengd of verkortnaarmate de
omstandigheden zich voordoen.
De tijd is nagenoeg weer daar, waarop in Ne
derland,hier vroeger, daar later, het jachtbe
drijf mag worden uilgeoefend.
In ons land is de jachtwet streng, despotisch,
aristocratisch, kerkelijk.
Ik bedoel de later herziene Wet van 6 Maart,
1852, no. 47.
De gewone burger kan van de jacht geen ge
bruik maken.
De acten zijn te duur en de Zondag is in al
len gevalle als jachtdag uitgesloten.
Men zou haast geneigd zijn te vragen of de
jacht als concurrent van de kerk gevreesd wordt,
den wel of misschien de jachtwetgever gemeend
heeft aan het wild des Zondags rust te moeten
verzekeren opdat dit van zijne kerk mocht ge
bruik maken?
Door hel Zondagsverhod is een groot gedeelte
der natie feilelijk van het jachtbedrijf uitgesloten.
Uit de ellendige Zondagswet vloeit dat verbod
niet voort.
Het is daarom opmerkelijk, dat een liberaal mi
nister gelijk Thorbecke was in deze de Zon
dagswet heeft uitgebreïd.
Ik weet wel, dat de vroegere Jachtwet het ja-
Vallen, klemmen, strikken, vergift, windroeren
en dergelijke moordmiddelen, zijn er verboden.
Op het uithalen van de nesten van zangvogels en van
die, welke den landbouwer nuttig zijn, isstraf gesteld.
De Nederlandsche Wel gever verbiedt het van
gen van kievilten, doch den verkoop er van, niet.
In groote menigte worden ze, over de Lemmer,
naar Amsterdam, Rotterdam, Dordrecht en naar het
buitenland vervoerd.
In dit opzicht is de Wet gebrekkig.
Zij straft de overtreding, doch ’t geen er door
verkregen is, mag in den handel gebracht worden.
Het komt mij voordat de Zwitsersche jacht-
wetgeving goed is.
De jacht zij vrij, mils de jager geen nadeel
anderen of aan hel. algemeen toebrenge.
Tegen het uithalen van nesten van nuttige vo
gels tot welke de zangvogels allen behooren
slelle men zeer scherpe bepalingen.
Alle vogels die zich met dierlijk voedsel voe
den, zijn nuttig; zelfs de roofvogels, daar zij jacht
maken op muizen levend of dood op krengen
en andere der gezondheid nadeelige overblijfselen.
Door het vrijstellen der jacht zegt men zou
de wildbaan spoedig uitgeroeid zijn.
Of dit waar is, weel ik niet, maar ik kan het
niet gladweg aanneinen mits er eenig toezicht
gehouden worde.
Ik put een argument uit het feit, dat de vangst
van lijsters met paardenharen strikken, het van
gen van leeuwrikken en vinken met slagnetten,
vrij, dat het hengelen aan ieder geoorloofd is.
Van die vrije vergunning wordt veel gebruik
gemaakt, en toch heeft noch de wildbaan, noch
het vischwaler er bijzonder door geleden.
Misschien zijn er andere bezwaren tegen de
vrijheid van jacht en visscherij, doch uit de Wet
er op zijn ze mij niet averiuigend gebleken.
Mr. W. F. SCHOOK.
in de rechtsvordering.
De regeling van
stand gekomen en
school verzekerd.
Voor nieuwe middelen van gemeenschap is
een vaste grondslag gelegd in de wel tot aanleg
van Staatsspoorwegen.
Omtrent de herziening der wet op de nationa
le militie had eene stemming in de Tweede Ka
mer plaats, welke de raadsleden der Kroon be
woog, gezamenlijk hun ontslag te verzoeken.
Na rijp beraad en ernstig onderzoek van den
toestand heeft het den Koning behaagd het ont
slag van het kabinet te weigeren.
S