GEMEENTE EN 1IET ARRONDISSEMENT SNEER,
NIEUWS- EN ADVERTENTIE BLAD VOOR DE
1
No. 12.
1877.
T W H I<>
R, G- A 1ST G
J
10 FEBRUARI.
ZATERDAG
Divagatien en Digression
door Quintilianus.
4
4
K JESKECIIT.
4-
4
4
4
4
4
SOEKER (01 HAVE
dije
00.
I.
7,—
50,
BIV X EM. A AB.
aag.
's
alleen voor de
sint
ing
1
den uitgesloten om finantieele redenen, op te ne
men onder de kiesbevoegden.
De zedelijke invloed van onrechtvaardigheid,
onwaarheid, is betwistbaar. Ik ben van
meening, dat eene morele superioriteit, haar be
wijs behoort mede te brengen in zich zelven.
Eene intellectuele meerderheid, karakteristiek door
geringschatting van de macht van het voorbeeld,
behoort niet voetstoots te worden aangenomen.
ng,
ch-
ieJ
5.50
5,5 bb
7,17
7,58
8,43
9.—
door
9,15
door
9,31
9 51
door
door
door
10-14
-
5
2>
>2
',50
5,50
10/8
eur
42.
rd
.me-
ard.
ƒ5
8 a
ru
iste
1.
A M.
zb
H
1
alléén uitbreiding, om hen, die reeds tot dat peil
van ontwikkeling en zelfstandigheid, als ’t door mij
bedoelde, zijn gekomen en niet langer mogen wor-
Het recht, dat aan ieder Nederlander, die aan
sommige bepalingen, bij de wet vastgesteld, vol
doet, de bevoegdheid geeft, zijne vertegenwoordi
gers te kiezen in gemeenteraad, Provinciale Sta
ten en de Tweede Kamer, is ten onzent zeer be
perkt.
Wie echter belang stelt in de maatschappelijke
toestanden; wie overtuigd is, dat het een voor-1
recht moet heeten, zij 't ook zijdelings invloed
te kunnen uitoefenen op den gang der staatsza
ken, op het tot standbrengen, wijzigen of ophef
fen van wettelijke regelingenieder, die de
hooge billijkheid, ja de noodzakelijkheid inziet,
dat de vertegenwoordiging des volks, de wetge
vende macht, ook werkelijk de uitdrukking, de
weerspiegeling is van de maatschappelijke mee-
ningen \an de meerderheid der individuen, in
één woord, eene ware volksvertegenwoordiging
zal er naar streven, het kiesrecht zoo algemeen
mogelijk te maken.
En wanneer wij dan zien, dat de wet dit recht
zóó beperkt, dal om een voorbeeld te noe
men de hoofdstad des Rijks op zijne 300,000
zielen, ter nauwernood een 4000 talkiezers telt;
dat mannen van wetenschap en talent, die eene
Zeker, de Wetgever, de Regeering moet onzij
dig zijn, ook in godsdienstzaken. Hij kwetse,
desgevorderd, de gevoelens van individu’s; zijn
wil, bij de gratie zijner overtuiging, heersche
Maar er zijn regeeringen bij de gratie van
den volkswil.
Voor een Staatsbestuur, representerende een
in godsdienst-partijen verdeeld volk, is een kwet
sen van de godsdienstige gevoelens eener partij
allicht eene consessie aan de meerderheid, otaan
de fractie, die door overwicht van invloed pri
meert.
De Staat, de Regeering qua talis, moet zijn
godsdienstloos.
Ongetwijfeld. Maar de regeerders, de Staats
bestuurders, de Wetgevers, zij, in één woord,
die de dragers zijn der Staatsmacht
Wie in godsdienstzaken onzijdig, onpartijdig
wil oordeelen en beslissen, moet boven die quaes-
tie’s staan.
Voor wie geroepen is tot oordeelen en beslis
sen, behooren die quaestie’s in hun godsdienstig
karakter onverschillig te zijn.
Nadenkende, zal men toegeven, dat enkel hier
in eene waarborg ligt voor ’n onpartijdige dé-
cissie.
Een Regeering, niet godsdienstloos, die in het
voor- of nadeel eener godsdienst-parlij beslist,
laadt de bedenking op zich van een goddienend
beslissen in partijdigheid.
Het recht tot overheersching eener minderheid
op grond van morele en intellectuele superiori
teit, is niet bewezen door eene bewering der
meerderheid, dat die superioriteit, in hoogeren
zin, aan hare zijde is.
Maar, zulk eene bewering aannemende voor
bewijs van haren inhoud, blijft de vraag, of een
bevorderen van ’t algemeen belang door een ophef
fen tot hooger peil, eene overheersching kan recht
vaardigen, welke op schending van overeenkomst
berust. Ik erken het zedelijk recht eener mo
rele en verstandelijke meerderheid, tot leiden, be
sturen, vóórgaan; maar geef in bedenking, of de
uitoefening van dat recht, ook door de natuurlij
ke en wettige rechten eener minderheid, behoort
te worden beperkt. Zoo ja, dan is, nadat het
bestaan eener morele en intellectuele superio
riteit is aangenomen, een onderzoek naar de rech
ten der minderheid aan de orde.
Niemand kan rechter zijn in z’n eigen zaak.
Natuurlijk. Er is immers geschil. Hierin ligt de
noodzakelijkheid van onrechtin eene beslissing
door partij.
‘t Spreekt van zelfdat wie gelijk meent te
hebben in eene kwestie, ten gunste zijner zaak
zal willen termineeren. Wie zijn tegenpartij in
T gelijk stelt, heeft opgehouden partij te zijn.
De zaak is eenvoudig en wordt in beginsel door
ieder toegegeven, vooral, wanneer het eene kwes
tie geldt waarbij men niet betrokken is.
Niet zoodra is dat het geval, of men wil rech
ter spelen, en de rol op zich nemen welke
men veroordeeldt. Wie als derde, als onzij
dig persoon zich stem wil geven in de kwestie
wordt afgewezen als niet belanghebbend in de
zaak, welke eik der partijen wil beslissen, gelijk
het niet behoort.
Vrijheid van Godsdienst is eene ongerijmdheid.
Wat zou er worden van de wet, van de orde en
het gezag, indien het vrijstond, te handelen naar
godsdienstige overtuiging
Ik erken die ongerijmdheid, en begrijp, dat
godsdienstvrijheid mogelijk blijft voor hen, die
zoo’n onmogelijkheid décreteren en sanctioneren,
door de uitspraken hunner adhéêrende wijsheid.
Zou «Godsdiensl-vrijheid” soms monopolie zijn
voor regeerders
Gevraagd: «Zijn de wetten, welke de vrijheid
van godsdienst beperken, d. i. haar consequentie
uitsluiten, in strijd met de godsdienstige gevoe
lens van Staatsbestuurders
Abstraheerde de wetgever, bij het créëren van
de wet, in het algemeen belang, zijne godsdien
stige overtuiging
De wetgever stelle zich op onzijdig standpunt.
Goed gezegd. Maar hoe, indien zoo’n we_tge-
ver behebd is met godsdienstighedens
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden franco per post ƒ1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende franco
in te zenden.
Aan het regeeringsverslag over ’t onderwijs
187576 worden wat het lager onderwijs
betreft de volgende cijfers ontleend
Het aantal openbare scholen voor gewoon la
ger onderwijs is in 1875 met 8 afgenomen, dat
voor m. u. lager onderwijs met 5 vermeerderd.
In het aantal bijzondere scholen is niet veel ver
andering gekomen. In 15 gemeenten van ons
vaderland bestaan tot heden nog geen openbare
lagere scholen.
Hel onderwijzend personeel is vrij aanzienlijk
vermeerderd, voornamelijk door uitbreiding van
het aantal kweekelingen. Het aantal hulponder
wijzers aan de openbare scholen is zelfs met
43 verminderd, het aantal hulponderwijzeressen
daarentegen met 52 vermeerderd.
Aan 180 openbare lagere scholen is een hulp
onderwijzer aan ’t hoofd geplaatst.
Hel aantal schoolgaande kinderen is toege
nomen. De openbare dagscholen werden in
1875 door 6578 leerlingen meer bezocht dan in
1874. Het schoolbezoek op de avondscholen is
daarentegen afnemende. Ér waren in Nederland
in Jan. 1876 nog 84113 kinderen tusschen 6
en 12 jaar op geen enkele dagschool ingeschre
ven. In ’74 bedroeg dat cijfer ruim 87000.
Het aantal leerlingen, die kosteloos onderwijs
ontvangen, is in 1875 aanmerkelijk toegenomen.
Die vermeerdering bedraagt
openbare scholen 16299.
Het getal van hen, die tot den onderwijzers
stand werden opgeleid, vermeerderde met 117.
Nieuw gebouwd of verbeterd werden 194 schot 1-
lokalende subsidien krachtens art. 36 van
rijkswege verleend, ten bedrage van ƒ115,144
strekken hoofdzakelijk om daarin tegemoet te
komen. De rijksuitgaven ten behoeve van het
lager onderwijs vermeerderden met ruim ƒ33,000,
de provinciale met 3272, de gemeentelijke met
bijkans ƒ477,000.
Over het geheel werden, na aftrek der school
gelden, ruim 6 millioen guldens aan het lager
onderwijs ten koste gelegd, een vermeerdering
sedert 1874 van ruim 3/2 ton gouds.
ADVERTENTIËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel meer 7’/a Cents. Bij abonnement is de prijs be
langrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den
Uitgever.
eereplaats innemen onder de burgers van onzen
Staat, zooals: hoogleeraars, onderwijzers, art
sen, schilders, enz door de ongelukkige be
palingen van onze kieswet, hierin gerugsteund
door de grondwet, zijn uitgesloten van allen
rechtstreekschen invloed op de verkiezing der
vertegenwoordigers, die geroepen zijn ook hunne
belangen te verdedigen of te handhaven, dan kan
het niet anders of de zucht naar uitbreiding van
dat recht moei hoe langer hoe duidelijker zich
uilspreken, en die uitbreiding zelve eene nood
zakelijkheid worden, die zoo spoedig mogelijk
door nieuwe meer rationeele regeling moet wor
den tot stand gebracht.
Maar, waar de billijkheid het kiesrecht moet
toekennen ook aan hen, die niet voldoen aan de
finantieele voorwaarde, bij de wet vastgesteld,
zou daar eene uitbreiding tot den uitersten grens,
tot algemeen stemrecht, niet de meest gewenschte
zijn ‘l
Voor de toekomst of als ideaal zeer zeker ja;
voor het tegenwoordige en lettende op de prac-
tijk, neen.
Geen algemeen stemrecht in Nederland, zoo
lang de treurige geschiedenis van andere landen
ons tot afschrikkend voorbeeld kan zijn. Al mo
ge het gros van ons volk algemeen op hooger
standpunt staan, dan dat van menig ander land,
men make zich geen illusies, dat hier geene fei
ten zich zouden voordoen, die ons zouden doen
gruwen van eene algemeene kiesbevoegdheid, die
voor geid of een postje veil is. Laten de om-
kooperijen bij de verkiezingen in Engeland het
ons getuigen; laat de pas gehouden verkiezing
van gedelegeerden in Amerika, aan wien de be
noeming van den president is opgedragen, waar
bij de gruwelijkste onregelmatigheden, bedreigin
gen en moorden zelfs niet uitbleven, ons ten
voorbeeld zijn; laat de herinneiing aan de ver
kiezingen van dezen zomer in Belgie, waarbij de
clericale invloed zich dermate liet gelden, dat
door de geestelijken openlijk van den kansel den
leeken-kiezers op straffe van eeuwige verdoeme
nis verboden werd, andere candidaten te kiezen,
dan door hen waren aangewezenwaarbij inge
vulde stembilletlen de kiezers bij den ingang van
het stembureau, ja zelfs bij de stembus in de
hand geduwd werden; laat dit alles ons af
schrikken, om algemeen stemrecht in te voeren,
vóór het volk achter de kiezers geheel doordron
gen is van de groote verantwoordelijkheid, die
hun met dat recht op de schouders wordt gelegd
vóór allen door voldoend onderwijs dermate zijn
ontwikkeld of door weltelijke bepaling zoodanig
zijn beklemd, dat zij zelfstandig hunne stem kun
nen en moeten uitbrengen.
Al moet er met kracht gestreefd, gewerkt
worden, om die toestand zoo spoedig mogelijk te
doen intreden al is het verre van mij, der
Nederlandsche Werkheden-vereeniging er eene
grieve van te maken, dat zij de bespreking van
de middelen om tot algemeen stemrecht te ge-
i raken, telkens aan de orde stelt, vooralsnog
i.
Geen maatschappelijk vraagstuk, buiten de
onderwijs-quaeslie misschien dat meer hoof
den tot nadenken en méér pennen in beweging
heeft gebracht, dan dal omtrent het stemrecht.
De hevige oppositie, die dezer dagen in de
Vlaamsche provinciën van Belgie en met name te
Antwerpen en Gent zich openbaart tegen hel
Wetsontwerp van den Minister Malou, eene op
positie die men denke aan de Schouwburg-
standjes tot revolutie had of zou kunnen over
slaan, ware de Minister niet zoo wijs geweest,
om nu reeds gedeeltelijk toe te geven aan de
gegronde grieven der liberalen, door intrekking
van een enkel artikelde bij onze werklie-
den-vereenigingen telkens weer aan de orde ge
stelde vraag hoe geraken wij tot algemeen stem
recht?; de misbruiken bij gehouden verkiezin
gen, als o a in den vorigen zomer te Eist het
zijn zoovele bewijzen, hoe moeilijk hel is, eene
wet samen te stellen, die aan aller wenschen te
gemoet komt.
Tegen de bij ons vigeerende kieswet zijn
het is algemeen bekend vele bezwaren. De
grondslag, waarop volgens die wel, de kiesbe
voegdheid rust, is ook in dit blad vroeger meer
dan eens besproken. Nu echter de Minister van
B. Z. aan den raad van State een gewijzigd ont
werp der kieswet heeft ingezonden en de behan
deling daarvan misschien reeds binnen kort in
onze Tweede Kamer zal plaats vinden, is het
zeker niet overbodig, de regeling van het kies
recht volgens de bestaande wet aan de billijk
heid te toetsen en de middelen, die tot ophef
fing van de vele bezwaren zouden kunnen wor
den aangewend, nog eens na te gaan, op gevaar
af oude en door anderen beter gezegde waarhe
den op nieuw onder de aandacht onzer lezers te
brengen.