NIEUWS- EN ADVERTENTIE BLAD VOOR DE
GEMEENTE EN HET ARRONDISSEMENT SNEER.
fc
I
ZATERDAG
9 NOVEMBER.
iN.
D R TE-EN-DERTI O S TE. J A.iA R'G A‘N G.
Na 91.
1878.
2e
31.
uk.
AFGITAMSTA^.
OI R KT.
SIEEKER
50.
HI1VWEXLANB*
/o
50.
tste
00;
,00
sft
je
Deze COURANT verschynt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden ƒ1.franco per post ƒ1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffendefranco
in te zenden.
-
:,50
-
ieo
4
lize
n-
id
t>k
li
n
'd
ren
ird.
30
12
a
t>or
,15
«or
.34
.61
oor
oor
oor
.14
-10
U.
de
en,
be
di
en,
ing
I er
ali-
mi-
nt-
en,
ait-
.35
.30
.53
>83
,43
,00
00.
- -- ..I -- -- - r --- - -
tegen het dreigend voortdringen
naar de Britsch-Indische bezittingen.
M
I
I
10
B
I
B
I
i«
neelvoorstellingen opvat, meldt men aan ’t Hand
dat in een comediestukje bet woord: sakker
loot” in «sapperloot”, en de zinsnede «mijne
vrouw is met de dames St. Vincentius uil” in:
«mijne vrouw is op visite” is veranderd.
en wanneer het uur tot handelen daar is, dan
z(jn de redetwisten Byzantijnse!),
«Krachtig voorbereiden in Nederland, krachtig
handelen in Indië, krachtig doortasten in Atchin
zoo stemmen wij in met den bescheiden
wensch van zekere afdeeling der Tweede Kamer,
«dat aan dezen oorlog, zoo mogelijk, spoedig een
einde mocht worden gemaakt.”
De veldwachter te Heerlen heeft een «trooper,
die op hem aanlegde, zoodanig door een schot
ferwond, da’ men voor zijn behoud vreest. De
justitie te Maastricht heeft zich tot onderzoek
naar Ubach-over-Worms begeven, alwaar de ver
wonde strooper tehuis behoort. Volgens een an
der bericht zou de veldwachter, twee strooper*
ontmoetende, zyn geweer hebben aangelegd zon
der te willen vuren, maar ging het schot toch
af en trof een der stroopers in de tyde, die ee-
nige aren daarna aan zyne wonden is overledea.
ADVERTENTIËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel meer 1'/2 Cents. Bij abonnement is dé prijs be
langrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den
Uitgever.
Bij Koninklijk besluit is het eereteeken tot be-
looning van eervolle langdurige werkelijke dienst
bij de schutterden o. a. toegekend aan Julius de
Jong, sergeant-muzikant, en Siebe van der Werf,
korperaal-tamboer, beiden bij de dienstd. schut
terij te Sneek.
De Tweede Kamer is bijeengeroepen tegen
Dinsdag 22 dezer, ’s middags 2 uur.
Hel Hand, wijdt een artikel
Land en Volk.
II.
Wat het dierenrijk betreft, zoo bezit Afghani
stan vele en uitstekende paarden, welke in menigte
naar Indië worden uitgevoerdhet gewone last
dier is hel kameelde os dient hoofdzakelyk voor
het ploegen. Schapen, in ’t byzonder die met
breede platte staart, worden bij geheele kudden
aangefokt. De leeuw komt veel zeldzamer voor
als de tijgervoor ’t overige treft men overal
wolven, hijena's, jakhalzen, beeren, vossen, hazen,
zeker soort van herten, elanden en antilopen aan;
in de oostelyke berglanden komt het wilde schaap
en de geit voor. Het land is ryk'aan steenzout;
eenige riviertjes voeren wat goud aan; ook koper,
ijzer, lood enz. wordt rykelijk gevonden in het
noorden en oosten.
Bij de 4 millióen inwoners, die het land telt,
geldt de Koran als het heiligste wetboek. Ge*
ioonlyk echter zoekt ieder zich zelf recht te
verschaffen en de persoonlyke wraak gaat voor
weltelyk en eervol door. In het oosten zyn de
Alghanen hoofdzakelijk stad-, in het westen voor
I het meerendeel tentbewoners. Het zijn men
schen van een slanke lichaamsbouw, met aangena*
me, sprekende gelaatstrekken van de kaukaiische
type en met zwarte, vurige oogen. Het zwarte,
eenigzins grove haar, hangt hun in lange lokken om
het Iwofd de baard is lang en vol. Hun klee-
ding bestaat uit een donker gekleurde broek, een
tot aan de knie reikende jas, een ruime schapen
pels, een pelsmuts en bruinlederen lage laarzen.
Over *t algemeen nadert de kleeding in het
oosten des lands meer de indische-, in het wes
ten meer de perzisclie dracht.
Onder Emir Ali, die in 1863 aan de regeering
kwam, is de centralisatie-machi meer en meer
toegepast geworden op de op zichzelf levende
stammen. Sedert het streven naar zelfstandig
heid van den kant van deu zoon van den emir
T
den gouverneur Jahub Chan ta Herat, het behoud
dezer provincie in gevaar had gebracht, behoo-
ren de gouverneurs niet meer tot de naaste fami-
lie-leden, maar tot de meest verknochte dienaren
van het vorstelijk huis. Met echt oostersch wan-
trou^ett’W’orden die hoogfJe beambten echteFvoort-
durend bewaakt, dikwyls verplaatst, én geregeld
naar Kaboel ontboden om daar de rekeningen
van de belastingen te laten verifieeren. Toch
heerscht ook hier overal de oude kwaal, die elke
oostersche huishouding kenmerktontrouw en
zelfzucht der beambten.
Het finantie-wezen is er slecht, de inkomsten
zyn onzeker en de wijze van belastingheffing is
willekeurig. Geregelde belastingwetten kent men
er niet.
Onverwachts valt de belastingheffer met zyne
gewapesden in de dorpen of in de legertenten
en heft eene belasting in vee en granen. Hoogst
verwerpelijk is de wyze van uitbetaling van trac-
iementen en soldyen, door het algeven van be
wijzen van volmacht. Aan den ambtenaar en
officier wordt het vervolgens overgelaten, om de
<hem toegewezen naturalién, in het met name ge-
noemde district, zelf te gaan halen.
aan grondujets-
herziening. Het blad hoopt dat de regeering
deze «allerbelangrijkste aangelegenheid* niet uit
het oog zal verliezen maar ziet niet in, dat er
zoo dringende haast bij is als van sommige zij
den is beweerd. Van een kabinet trouwens, dat
beginnen moest met een herziening der wel op
het lager onderwijs en zich dadelijk geplaatst
zag tegenover financieele moeilijkheden als we in
geen 30 jaren hebben gekend, mag niet in bil
lijkheid gevorderd worden dat het vóór alles die
herziening aan de orde stelle.
In geen geval verzet zich de tegenwoordige
grondwet legen grondige verbetering van onze
financiën. De regeering heeft door de successie
belasting getoond, dat zij streeft naar gelijkmati
ge verdeeling van lasten, en uit de aangekondig-
de kapitaalbelasting blijkt, dat zij op dien weg
wil voortgaan. Dit zijn gunstige teekenen.
Het besluit als volgt«Sedert de ver
werping der inkomstenbelasting in 1872 is de
toestand gelukkig in menig opzicht ten goede
veranderd. Naar het zich liet aanzien, Lebben
wij thans weder 'een aaneengesloten meerderheid,
die het ernstig voornemen heeft, de regeering in
haar voornemens te steunen en niet wederom
door innerlijke verdeeldheid zichzelf tol machte
loosheid te doemen. Laat ons van die gunstige
omstandigheden gebruik maken om zooveel mo
gelijk tot stand te brengen wat reeds terstond
na de vorige grondwetsherziening werd verwacht,
maar steeds is uitgebleven. Reeds de zekerheid,
dat elke poging tot grondwetsherziening het on
derwijsvraagstuk weder te voorschijn zal roepen,
is volgende opt^ tot'vooczwhpgjieid te stemmen.”
.1 i
Als. een staafje hoe ernstig het stedelijk bestuur
UIT DE PERS.
Wij vestigen de aandacht onzer lezers op het
volgende artikel van de Tijd
«De oorlog in Atchin moet ten einde worden
gebracht, is gelijkluidend metAtchin moet wor
den onderworpen. De eisch van het oogenblik
is dusde spoedige onderwerping van Atchin.
Het is de plicht der Regeering dien eisch in al
zijn volheid te begrijpen en te vervullen. Eene
zware plicht, waarbij de steun van de volksmee-
ning onmisbaar en onwaardeerbaar tevens is.
«Onder de vele ellenden, die de oorlog in At
chin ons heeft gebracht, is niet de minste deze
dat zij ons getoond heeft, hoe diep het partij
wezen bij ons in merg en been doordrong. Van
den aan vang af is deze krijg een wapen geweest,
waarmee de koloniale partijen elkaar bestreden.
Het voordeel was aan de zijde der conservatieve
partij, want alle rampen en jammeren overvielen
ons tijdens liberale regeeringen, en de glorieuze
periode van generaal Pel verlichtte de grauwe
dagen van het Ministerie-Heemskerk. Maar bo
venal het Sumatra-tractaat en de oorlogsverkla
ring waren daden van liberale regeeringen.
«Het kon niet missen of dit alles moest tegen
de liberale partij en haar regeeringsbeleid worden
gekeerd. Niet geheel ten onrechte, al blijft het
waar, dat de toestand in Indië het gevolg was
van zoowel conservatieve als liberale misgrepen
De politieke strijd was er niet minder hevig om,
en het zou niet te bejammeren zijn geweest, in
dien men in het Noorden van Sumatra even krach
tig en even aanhoudend had gestreden ais op het
Binnenhof.
«Zou men nu mogen hopen dat aan dit alles
een einde kan komen? Hel oogenblik is daaitoe
ernstig genoeg. De oorlog met Atchin is een
nationale ramp. Hij verteert onze geldmiddelen,
verwoest ons leger, bedreigt onze rust, vermin
dert ons prestige, maakt onzen toestand onzeker,
hachelyk zelfs. Dat alles in Indië, maar in Ne
derland is de terugslag niet minder fel. Op een
der criliekste oogenblikken in de geschiedenis
van Europa slaan wij voor een deficit. Voor dit
alles bestaat slechts één geneesmiddel de spoe
dige en volkomen onderwerping van Atchin.
«Een ander is er niet. Al is het duizendmaal
waar, dat ook de verovering van Atchin ons in
de eerste jaren geen baten zal brengen, vast staat
het ook, dat na de onderwerping de kosten gaan
deweg zullen verminderen en onze macht her
steld zal zijn. Aan de rechtvaardigheid, aan de
bétrekkelijke noodzakelijkheid van den'oorlog valt
wel moeiehjk te twijfelen; zou iemand durven
verzekeren dat de uitbarsting op dén duur te
vermijden viel te Maastricht de zaak van de censuur op de too-
«Maar indien dit aldus is, laat ons dan over
eenstemmen in den kreetHandelen, Handelen!
Straks, als de overmoedige en zeeschuimende
roofstaat is onderworpen, kunnen wij weêr gaan
twisten wie de schuld beheort te dragen;- de
lichtzinnigheid van den een of de traagheid van
den ander. Dan kunnen wij oordeelen, vonnissen,
ja de historie schrijven. Maar nu behoort er te
worden gehandeld eendrachtig, onversaagd en
snel. Wy hebben voor het oogenblik geen be
hoefte 'aan de welsprekendheid van den heer
Wintgens, maar wel aan de taal van het geschut.
«In aangelegenheden als die van Atchin behoort
het volk als één man op te staan. Hel geldt hier
onze eer, ónze waardigheid en ook ons behoud.
Al is het waar, dat de liberale Regeering in alles
de party naar de oogen ziet en het volk vergeet;
wij kunnen
De organisatie en de sterkte van het leger was,
volgens de laatste in 1863 van Engelsche zijde
gedane opgaaf, als volgt: De geregelde armee
werd geschat op 16 regementen infanterie, ieder
op eene nominale sterkte van 800 man, 3 cavalerie-
regementen, elk 300 paaiden sterk, en een artil
lerie park met 1 mortier, 5 belegerings-, 76 veld
stukken en 6 bergkanonnen. Bovendien waren
er 1500 man ongeregelde troepen en, als laatste
lichting, eene militie, waarvan somwijlen 1000
tot 1500 man op een bepaalde plaats bijeen konden
worden gebracht. Zeer sterk was hierbij vooral de
cavalerie; zij kan op 20.000 man worden ge
schat. De bewapening bestondbij de geregelde
troepen infanterie uit geweren met getrokken
loopen, voor een gedeelte zelfs uit achterladers
bestaande, die gedeeltelijk in het tuighuis te Ka
boel uit de gewone voorladers waren gemaakt
bij de cavalerie bestond zij uit karabijn en sabel.
De geregelde armee draagt blauwe jassen, roode
kouzen en hooge laarzen; de cavalerie is uitste
kend beredenhet voorkomen der soldaten is
krijgshaftig, hunne houding uitstekendhet En-
gelsch-Indisch exercilie-reglement werd in 1874
in de landtaal vertaald. De artillerie moet in
den laatsten tijd op 4 zware-, 17 muildieren- en
5 rydende batterijen gesteld worden, nadat er
sedert 1874, volgens Russische aanwijzingen, te
Kaboel eene groote artillerie-werkplaats werd op
gericht en het sedert dien tyd tot de liefhebbe
rij van den Emir behoort deze getrouw te be
zoeken. Men mag daarbij gerust aannemen, dal
Rusland er ook anderzyds wel het zijne toe zal
hebben bygedragen, om de Afghaansche krijgs
macht zooveel mogelijk te versterken.
Als men de kaart van Afghanistan raadpleegt,
zal men ontdekken, dat Turkestan, ten noorden
tusschen Afghanistan en Rusland gelegen, slechts
een smalle scheiding vormt tusschen die beide
landen, en dat dit het bolwerk is 't welk
Rusland nog van Britsch-Indie scheidt. Al het
land, ten zuiden van den Oxus gelegen, is sedert
1868 meer of minder afhankelijk van den Emir
van Afghanistan, Sedert dien tijd werd Wakhan,
Badakschan, en in 1875 zelfs Maimana, in zeke
ren zin van hem afhankelijk, en van Engelsche
zijde werd veel gedaan byv. door het Jtpestaan
van subsidiën in geld eh'door Tiet* leve’rèn vkn
wapenen (alleen in 1873 omstreeks i /a millióen
in geld en 20.000 geweren) om den Emir in
zyn bestuur te versterken. Dat alles heeft de
goede verstandhouding tusschen beiden ech'er
niet kunnen herstellen. Zoolang dergelijke be-
tiekkingen hebben bestaan, was de onderlinge
verhouding trouwens nooit bevredigend. De vor
sten van Afghanistan haten de Engelschen, om
dat deze bun indertyd hunne bezittingen in de
oude provinciën van den Indus hebben afgeno-
men. Emir Ali nu houdt gelyk wij reeds
hebben opgemerkt zijne handen naar beide
kanten geopend wie het meest biedt hééft
hem. En de fout van de Engelschen is juist,
dat zy tè weinig hebben gedaan om de vriend
schap van Afghanistan voor zich te verwerven
en met dat land een of- en definitief verbond te
sluiten, teneinde zich daardoor te waarborgen
van Rusland
nu en