NIEUWS- EN ADVERTENTIE BLAD VOOR DE
GEMEENTE EN HET ARRONDISSEMENT SNEER,
No. 20.
1879.
VIE R»E N-D E R T I G S T E J
ZATERDAG
8 MAART.
-
i
SWIhlit (01 IM VI.
k
Hij is van meening
wor-
PERS.
van
een
UIT DE TWEEDE KAMER.
5
l
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden ƒ4.franco per post ƒ1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betredende franco
in te zenden.
Waar het
zorg en
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
Sneek,
doen te welen
dat, ingevolge aanschrijving van dm heer
Commissaris des Konings in dit gewest, van 4
dezer, de voorgeschrevene tijdelijke afsluiting van
de groote wegen in Friesland en van den Trek-
weg van Dokkum naar Slroobos, voor zware
vrachten, op den 5en dezer maand is opgeheven.
Sneek, 7 Maart 1879.
Burgemeester on Wethouders voornoemd
J. van DRIESSEN.
De Secretaris
W. van WANING Jr.
ADVERTENTIËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel meer 7’Z, Cents. Bij abonnement is de prijs be
langrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen by den
Uitgever.
De discussie over het wetsontwerp tot aan
vulling der wet op het middelbaar onderwijs is
jl. Woensdag voorlgezet.
Op art. 4 nam de Regeeiing twee amende
menten over, een van de commissie van rappor
teurs en een van den heer van Naamen, zoodat
het verkrijgbaar stelt 2 acten voor hel school
onderwijs in vreemde talen voor middelbaar on
derwijs: a. kennis der taal, b. taal- en letter
kunde.
Art 6 geeft de bevoegdheid aan de bezitters
van acte a om taalonderwijs te geven aan lagere
scholen en alle middelbare scholen, behalve hoo-
BEKENDMA KING.
De BURGEMEESTER der gemeente Sneek,
brengt, ter voldoening aan prov. blad no. 26 van
dit jaar, ter openbare kennis, de volgende
NOTIFICATIE.
De COMMISSARIS des KONINGS in de pro
vincie Friesland,
Gelet op het besluit van Gedeputeerde Staten
der provincie, van den 14 Februari 1879, no. 13,
alsmede op de bepalingen van art 11 der wet
tot regeling der jacht en visscherij van den 13
Juni 1857 (Staatsblad no. 87)
Brengt, bij deze, ter kennis van de belang
hebbenden
dal de kooieenden in het tegenwoordig jaar
1879, in de provincie, door den kooiman moeten
worden opgesloten of gehokt van den 1 April
tot den 1 Mei en van 15 Juli tot den 15 Au
gustus
En zal deze, op de gebruikelijke wijze
den afgekondlgd en aangeplakt.
Aldus gedaan binnen Leeuwarden, den 18 Fe
bruari 1879.
De Commissaris des Konings,
Van HARINXMA thoe SLOOTEN.
Sneek, den 25 Februari 1879.
De Burgemeester voornoemd,
J. van DRIESSEN.
overlijden aan de vennootschap blijven. Hel zal
te bezien staan, of die poging afdoende zal blijken,
maar in elk geval is zij een bewijs, «dat de
regeering een krachtig streven tot ontduiking van
zekere zijde voorziet en zich daartegen bij voor
baat zooveel mogelijk tracht te wapenen.” Po
gingen tot ontduiking zullen, volgens hel blad,
evenmin uilbhjven als krachtige oppositie. Kerk
genootschappen en geestelijke instellingen toch
bezitten aan onroerend goed 40 en aan inschrij
vingen op ’t grootboek 23 millioen. Politieke,
juridische en praktische bezwaren zullen tegen
het ontwerp rijzen, en de quaestie zit vol van
allerlei netelige moeielijkheden. Het ontwerp
biedt dan ook stof voor amendementen, al geeft
het blijk van zorgvuldige bewerking. Het blad
besluit zijn artikel aldus «Alleen voor het be
ginsel eener zuivere equivalentbelasting op zekere
tot dusver geprivilegiëerde goederen laat zich
althans van de zijde der meerderheid algemeene
instemming verwachten. Voor hel overige zal
het aankomen op oprechte samenwerking en op
bouwende kritiek. Men heetl ons parlement
indertijd het leelijke verwijt van «legislatieve
onmacht” aangewreven. Sedert is bewezen, dat
dit verwijt althans nu geen grond meer heeft.
Thans wachten twee zeer moeilijke werkstukken.-
dit kleine ontwerp, en het groote wetboek van
strafrechtfraaie gelegenheid om van legislatieve
bekwaamheid blijk le geven. Aan zware proef
stukken kent men zijn eigen kracht 1”
gere burgerscholen met öjarigen cursus, en aan
de bezitters van ’acte b om aan alle lagere en
middelbare scholen te doceren.
Door de commissie van rapporteurs was een
amendement voorgesteld om de bevoegdheid van
I acte a niet uit te strekken tot hoogere burger-
scholen met 3jarigen cursus. Het amendement
werd door den minister bestreden. Juist door
de bevoegdheid uit te strekken tot burgerscholen
met 3jarigen cursus zal het taal-examen reëeler
.worden. Na uitvoerige discussie werd het amen
dement der commissie verworpen met 41 tegen
24 stemmen.
Het artikel en de overige artikelen zijn goed
gekeurd en het geheele ontwerp is aangenomen
met 57 tegen 8 stemmen.
Eenstemmig werden daarop aangenomen 11
naturalisatie-ontwerpen, dat tot onteigening voor
verlenging der Munnekersloot en dat tot verbe
tering der Kolonievaart en dal tot bekrachtiging
eener ruiling met Rotterdam van grond aan den
Goolsingel.
Daarna kwam aan de orde het ontwerp tot
hel nemen van builenwone maatregelen tot af
wending van de pest. De minister verzekerde aan
den heer Idzerda, dat, zoodra het noodig mocht
blijken, de wet van 1872 op da pest van toe
passing zou worden verklaard. Met eenige wij
ziging is het ontwerp eenstemmig aangenomen.
De Arnh Cr. releveert de woerden, die de
Minister Kappeyne in de zitting van 25 Febr.
sprak, tot verdediging van zijn wetsontwerp tot
wijziging van de wet op het hooger onderwijs
«Wilt gij de zaak bevorderen, neem dan rnija
ontwerp aan, maar wilt gij mij persoonlijk een
dienst doen, stem hel dan at.” De Arnh. Ct.
acht het niet handig de Kamer voor zulk een
alternatief te stellen. De Minister is onvoorzichtig
geweest niet enkel in zijne woorden hij is *t
De Tijd beschouwt de door de regeering inge
diende belastingwetten als een bewijs, dat het
liberalisme, indien het eerlijk en consequent is,
altijd cp socialisme moet uilloopen. Beide zijn
kapitaal-belastingen en gaan uit van hetzelfde
begrip, dal het laatste woord is van alle socialis
tische vertoogende staat is alles,
bijzonder eigendom onder de openbare zorg en
hoede treedt van den slaat bij overgangen door
koop, verkoop, overlijden of anderzins, daar is
het in alle billijkheid belastbaar. Eene belasting,
die tot maalslraf neemt het vermoedelijk inkomen,
naar het levensgebruik bepaald, kan moeielijk op
gronden van recht en 1>Tjkheid worden bestreden
hier toch kan de staatsmacht het beginsel inroepen,
dat ieder naar zijn vermogen verplicht is tot hel
mededragen van den gemeenen last. Maar waar
men deze verplichting naar het vermogen uitstrekt
tot het bijzonder vermogen, daar gaat men le
ver en maakt het natuurlijk eigendomsrecht min
of meer tot een recht, door den Slaat gegeven
en bepaald. Hel kapitaal is in den strengen zin
onbelastbaar en, indien men dit op theoretische
gronden niet wil aannemen, dan behoeft men
slechts naar de gevolgen te zien. »Wat vreest
men,” vraagt de Tijd, «van deze wet? Het
schenden van alle mogelijke familiegeheimen. Hoe
streng de Staat hier ook voor geheimhouding
moge waken, de geheimhouding is en blijft on
mogelijk. Ónmogelijk in hel belang zelf van den
Staat, die, beter dan door alle eedsvordering,
door de openbaarheid der kohieren de belangen
der schatkist bevorderd zou zien. Ook de vor
dering van eed of verklaring is een tyrannie, die
door niets te wettigen valt. Maar men wordt
tot al deze dingen gedwongen door de erfsmet,
die aan deze wetten kleeft. Zij dragen den stempel
der staatsalmachl en van den al-staat op het
voorhoofd.”
Het Rott Nbl. wenscht, wat de doode hand
betreft, reserve-fondsen van spaarbanken, te zien
vrijgesteld, doch juicht de poging toe om te
voorkomen, dat instellingen der doode hand zich
vrijdom trachten tö verwerven
kleed van vennootschappen I
beding, dat de goederen der deelhebbers by hun
dragen, te strijden, te leiden zelfs, daaraan g en
zij stem en toon in ’s lands raadzaal. H ne
mannen zijn steeds onze mannen geweest en het
zal zoo blijven. De plaats van een Zinnicq Berg
mann zal ongetwijfeld waardig worden vervuld
en de kiesvereeuiging «Noordbrabant” zal weer
blijk geven, dal de geest van mr. J. B. van Son
nog in haar woont en leeft.
Van het overlijden sprekende van den heer
Van Zinnicq Bergmann, zegl de Tijd«Wie
zal zijn plaats innemen Wij hopendat de
hoofdstad van Noordbrabant ons den man zal
zenden, dien wij op dit oogenblik noodig hebben
een centrumsman. Op de kiesdistricten in Noord-
brabanl en Limburg rust de last, die een eere
door zich in ’t is, het geheele katholieke Nederland te vertegen
te steken met het woordigen. Steeds hebben zij zich van die roe-
i ping bewust getoond. Wat wij hier hebben te
De heer Pierson blijft, zooals te verwachten
was, het antwoord niet schuldig op de repliek
van den heer Schaepman Hij is van meening
dat op zijn vragen en opmerkingen zoo goed als
geen antwoord is gegeven en dat Schaepman óf
heeft vermeden te repliceeren óf zich met dub
belzinnige uitingen van de zaak heeft afgemaakt.
De beschuldiging, dat de rede van den dichter
aan innerlijke onwaarheid leed, is niet beantwoord.
Wel zegt Schaepman, dat hij niet gehouden is
voor vrijheid en recht te erkennen wat Pierson
als zoodanig belieft te beschouwen, maar dat is
geen antwoord. Het recht en de vrijheid van
het Nederlandsche volk is, waf Filips van Spanja
betreft, te duidelijk aangewezen om soortgelijka
repliek gewettigd te achten.
Pierson’s vraag, of Schaepman werkelijk inge
nomen is met de gedachte dal Willem van Oranje
door de poëzie onsterfelijk wordt gemaakt, wordt
met de wedervraag beantwoord: «Waarom zon
een ultramontaanse!! dichter voor Willem van
Oranje niet kunnen doen wat Da Costa in zijn
slag bij Nieuwpoort voor Albertus van Spanje
deed Pierson maakt nu de volgende opmer
king «Slaat iemands uliramontanisme dan geheel
buiten zijn poëzie? Het protestantisme heeft nooit
Albeitus van Spanje een huichelaar genoemd.
Had een protestant hem vermoord uit godsdienst
haat, het protestantisme zou dien moordenaar
zonder aarzelen verloochenen. Daarom kan een
Protestantsch dichter Albertus van Spanje «baden
in den goddehjken stroom zijner ziel”, wanneer
hem dit lust. Maar het uliramontanisme heeft
Willem van Oranje wel een huichelaar genoemd,
en, bij mijn weten, Balthasar Gerard nooit gedes
avoueerd, daarom, het antwoord op uw wadr-
om is het zeker niet aanstonds duidelijk, dat
een ultramonlaansch dichter ten aanzien van Wil
lem van Oranje kan doen wat een Protestantsch
dichter, volgens dr. Schaepman, heeft gedaan ten
aanzien van Albertus van Spanje.” Volgens Pier
son is men niet lyrisch dichter in het algemeen
men is heidensch, Joodsch, Christelijk, Protestantsch,
Ullramontaansch dichter en dat wel wegens zijn
sympathien.
De opmerking van Schaepman, dat hem
huivering door het gemoed gaal als hij aan de
daden van den Zwijger, Mauritz en Frederik
Hendrik enz. denkt, is volgens Pierson dubbel
zinnig. Als held is alleen te waardeeren die een
goede en eerlijke zaak dient. Op de vraag «waar
deert gij die helden?” had een duidelijk antwoord
ja of neen moeten volgen.
De meening van Schaepman, dat elke kracht,
hoe ook misbruikt, altijd als een gave Gods kan
geëerd worden, is een eerbiedwaardig geloof, maar
moet er toe leiden om b. v. ook Jut te eeren,
en dit zal toch wel de bedoeling niet zijn.
Ten slotte zegt de heer Pierson dat het zijn
bedoeling niel geweest is Schaepman iets onaan
genaams te zeggen. Heusche vormen stelt ook
P. op hoogen prijs, maar hij acht ze belachelijk
tegenover daden die zedelijk afkeuring opwekken.
Dan moet ronde taal gesproken worden. Zijn
slotwoord luidt
«Ik geef de hoop geenszins op, dat dr. Schaep
man myn «onheuschheid” en «onbetamelijkheid”
eens waardeeren zal als een bewijs van mijn
vertrouwen in het beter beginsel in zijn borst.
Ik acht hem bet slachtoffer van zelfbedrogby
KENNISGEVING.
De BURGEMEESTER van Sneek, maakt be
kend, dat door de Gedeputeerde Staten der pro
vincie Friesland, bij besluit van 14 Februari jl
no. 29, is benoemd lot Keurmeester der boter
vaten, in de plaats van wijlen S. J. Zovele, G.
A van der Sluis, te Nijehaske by Heerenveen.
Sneek, den 24 Februari 1879.
De Burgemeester voornoemd,
J. van DRIESSEN.
bij deze gelegenheid in elk opzicht geweest, ’t Is
alsof hij de nedetlagen zoekt gelijk een ander de
overwinningen. Eene nederlaag te trotseeren, is
den echten staatsman niet onwaardig, maar dan
moet de slag geleverd worden voor een groot
beginsel. «Doch hier was het spel de kaars niel
waard,” en na de scherpe afkeuring welke de
voorgeslelde wijziging van verschillende kanten
ondervonden had, zou een voorzichtig Minister
zijn ontwerp niet in discussie gebracht hebben.
Kleine nederlagen op onderwerpen van onder
geschikt belang verslijten, wanneer zij elkander
spoedig opvolgen, Ministers en Minislerien dikwijls
meer dan een groote nederlaag over een onder
werp van groot belang. Waarom waagt de Mi
nister zich niet liever aan de groote veldslagen
over groote belangen Een leider zijner partij
mag niet in kleine schermutselingen een roem-
loozen dood zoeken, om van de beslommeringen
ongerieven van het gezag af te zijn. De heer
Kappeyne behoort thans niel meer aan zich zelven;
hij vertegenwoordigt eene richting hij heeft op
zich genomen haar te maken tot en te handhaven
als de regeerende richtinghij is er verantwoor
delijk voor en mag zich aan deze verantwoorde
lijkheid niet onttrekken.”
U I T D E