fiffifflE D HET ARRONDISSEMENT SNEER;
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR DE
No. n
1880.
V IJ F-E N-D ERTIG-STE J
R Gr A N Gr.
25 SEPTEMBER.
DE TROONREDE
van de Brandweer
(JIT DE TWEEDE KAMER.
manifest dat
een
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden ƒ1.franco per post fl.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffendefranco
in te zenden.
ADVERTENTIËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Gents,
voor eiken regel meer 7‘/a Gents. Bij abonnement is de prys be
langrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen by den
Uitgever.
VERGADERING
van den Gemeenteraad van Sneek,
op Zaterdag 25 Sept. 1880, ’s namiddags 6 uur.
Punten ter behandeling
1. Resumtie der Notulen.
2. MededeeTingen van goedgekeurde raadsbe
sluiten, ingekomen stukken enz.
3. Vaststelling der Begroeting van de Arm-
voogdij, der Schutterij en van de Brandweer
voor 1881.
4. Goedkeuring der rekeuiug van de Gemeen-
te-Gasfabriek, over 1879.
5. Ontslag van Dr. M. Niemeijer, als Curator
van het Gymnasium.
6. Ontslag van Dr. D M. Ringeling, als Leer-
aar aan het Gymnasium.
7. Behandeling van het adres van den Schut
tersraad dei d d Schutterij alhier.
8. Idem van hot adres van J J. van Velzen.
9. Benoeming van een Ambtenaar van den
Burgerlijken Stand.
10. Voorstel tot uitbetaling van een bedrag
van f40,75, uit den pest voor onvoorziene uit
gaven der Begrooting, dienstjaar 1880.
11. Behandeling van reclames op het Supple
toir Kohier van den Hoofdelijken Omslag, dienst
1880.
waarmeê het parlementair zittingsjaar jl. Maandag
werd geopend, munt, too als gewoonlijk, niet uit
door belangrijkheid van inhoud. Integendeel, zij
is al zoo onbeduidend en schraaltjes ’megelijk en
geeft geen grooten dunk van de plannen der re-
geering op wetgevend gebied
Behalve de stereotiepe phrases betreffende onze
«meest gewenschle verhouding tol de andere Mo
gendheden”, en »den loffelijken ijver, waarmeê
onze zee- en landmacht zich bij voortduring van
hare verplichtingen kwijten”, bevat de Troonrede
een paar bemoedigende gemeenplaatsen omtrent
handel en nijverheid, landbouw en veeteelt,
eene belofte omtrent het aanbieden van nieuwe
voorstellen tot verbetering van waterwegen, van
eene voordracht tot verdere beperking van den
arbeid van kinderen en van het aanbieden van
wetsvoordrachten nopens de nationale militie en
schutterij.
Deze laatste drie zaken de nieuwe op de
parlementaire agenda, zullen, met de aanhangig
geblevene, de hoofdschotels uitmaken van den
parlementairen dischwaarop véél zal gemist
Worden, wat velen er zeker gaarne in de eerste
plaats zouden hebben gezien.
Van Grondwetsherziening byv., waaraan de be
hoefte zich steeds meer en meer doet gevoelen,
zwygt de troonrede, evenzeer als van de hervorming
van ons verouderd kiesrecht zónder grondwets
herziening. De tegenwoordige regeering schijnt
dat vraagstuk van den dag óf nog niet urgent
genoeg te vinden, óf het niet aan te durven al
thans zij ignoreert bet eenvoudig. Dit is nu mis
schien wel de gemakkelijkste manier om zich
van moeilijke vraagstukken af te maken, maar
toch zeker niet de aangewezen weg voer den
Staatsman, die rekening dient te houden met de
behoeften en de eischen van den tijd. Wie de
groote vraagstukken van den dag eenvoudig ig
noreert of niet aandurft, geeft door die struisvo-
gel-politiek reeds blijk, dat hij niet is opgewas
sen voor de moeilijke laak, die hij door plaats
te nemen aan de groene tafel vrijwillig op zich nam
De regeering toch dient in de eerste plaats een
geopend oog en oor te hebben voor de wenschen
en behoeften van het volk, waarmeê zij ten slotte
toch rekening zal moeten houden.
Ook van een ander gewichtig vraagstuk het
vraagstuk reeds van jaren en niet minder urgent
dan het zooeven genoemde zwygt de troon
rede wy bedoelen de belasling-hervorining.
De uitgaven voor de huishouding van Staat klim
men met den dag en ook thans komt de regee
ring weer met de welbekende boodschap«Met
het oog op de onvermijdelijke toeneming der
Staatsuitgaven blijft versterking van 's Rijks mid
delen noodig.” Ergoer moeten meer belas
tingen zyn.
In de noodzakelijke uitgaven voor de staats
huishouding «moet natuurlijk worden voorzien, en
waar de behoeften toenemen tengevolge van ver-
meerdarde uitgaven voor het onderwys dus
ten behoeve der intellectueels en moreele ont
wikkeling der natie en voor werken van open
baar nut: voor spoorwegen, waterwegen enz. enz.
ten behoeve dus van landbouw handel en
nijveiheid, enz., ergo: ter bevordering van de ma
terieels welvaart der natie daar zal het meer
dere, daaraan ten koste gelegd, ook gaarne en
zonder morren door den belastingbetalende wor
den opgebracht, omdat de gelden, daaraan besteed,
direct of indirect de productieve kracht van ons
volk verhoogen en dus bevorderlijk zijn aan de
algemeene welvaart. Maar en er zijn hier
een paar beteekenisvolle maa..ren maar bij
het lezen van bovenstaande zinsnede uit de troon
rede rijst onwillekeurig de vraag zou, in
plaats van door het opleggen van méér belastin
gen, ook door bezuiniging hetzelfde doel kunnen
worden bereikt? Zou bijv, door een belangrijke
inkrimping van uitgaven op t meest improductieve
en het minst populaire budget-dat van Oor
log, dat nagenoeg een derde deel onzer inkom
sten verslindt jaarlijks niet zóóveel kunnen
worden bespaard, dat den reeds zwaar belasten
burger niet nog méérdere lasten behoeven te
worden opgelegd? En daarbij en dal’s een
grieve, die voor vele belastingbetalenden nog de
grootste is bestaat er dan geen mogelijkheid
om, alvorens méér belasting aan de natie op te
leggen, vóóraf een radicale verbetering te brengen
in ons gebrekkig belastingstelsel, en wel zóó,
dat het meer evenredig en minder onbillijk drukt
en den één niet bevoorrecht boven den ander
Zietdaar een paar vragen, waarop naar de
troonrede te oordeelen de regeering nog niet
bezig schijnt het antwoord te zoeken.
Ook in dót opzicht verklaren wij haar in mo-
ra, want in de troonrede van hel vorige jaar werd
belasling-hervorming althans nog door haar in
’t vooruitzicht gesteld. Thans echter geen woord
daarover.
De moed der regeeringom de belangrijkste
vraagstukken van den dag flink onder de oogen
te zien en krachtig ter hand Ie nemer., schijnt er
dus niet aan gewonnen te hebben wél schijnt
haar slruisvogel-politiek belangrijke vorderingen
te hebben gemaaktmaar deze leidt ten slotte
tot een roemloos sneven als Cabinet d’affaires
dat hoefdzakelijk teerde op de legislatieve scho
tels, door zijn voorgangers voor hem gereed ge
maakt.
Resumeerende komen wij tot de conclusie, dat
de troonrede - even onbeduidend van inhoud
als arm aan politieke gedachte een weinig
bemoedigend beeld geeft van de regeerkracht van
ons tegenwoordig kabinet, dat ten opzichte van
de belangrijkste vraagstukken van den dag, waar
bij men ten slotte toch partij dient te kiezen, het
«laisser aller" schijnt te willen toepassen, door
daarover een schuw stilzwijgen te bewaren.
Wy zullen thans moeten afwachten, of ook
uit den boezem der Volksvertegenwoordiging
stemmen zullen opgaan, die bij de regeering aan
dringen op eenige verklaring harerzijds omtrent
hare zienswyze over die belangrijke vraagstukken,
waarvan de behoefte aan eene spoedige oplossing
zich telkens met vernieuwden aandrang doet ge
voelen.
normaal, er komen in het politieke leven eens
volks ook tijden waarin het goed is dat party
schappen den strijd vervangen. Ziet men den
berg gedrukte stukken, dan zal men beseffen dat
ook zonder politieken slryd de vertegenwoordiging
nog wel nuttig kan zijn.
Volgens ’t Hand, stemt de troonrede volkomen
met de apathie, de lusteloosheid, die, helaas, in
ons land op politiek gebied blijft heerschen.
Mocht het Dagbl. de troonrede qualificeeren,
dan meent het dat zij de uitdrukking is, niet van
een ministerie boven de partyen, maar van een
ministerie, dat tusschen de partijen benepen zit.
Het Vad. besluit zijn artikel over de troonrede
aldus«Een hoogst gewichtig zittingjaar der
Staten-Generaal wacht ons: een nieuwe strafwet
geving uitbreiding en hervorming van ons be
lastingwezen aanleg van belangrijke handelswe-
genstrijd tegen de ellendige drankzonde, en
wellicht de eindelijke verbetering van onze strijd
krachten ziedaar de taak, die zich regeering
en vertegenwoordiging hebben gesteld. Van harte
hopen wij, dat zij goed zal worden afgesponnen.,,
De troonrede ontlokt de Standaard niets anders
dan 't volgende
«Een stuk in goed Hollandsch, kennelijk uit
Moddermans pen. Maar overigens een stuk naar
het Kabinet isZonder beginsel. Zonder politieke
gedachte. Naar den trant onzer materieels eeuw,
in zorg voor materieeie belangen allen hoogeren
zin smorend. Voor ons, reeds om het bot zwjj-
gen van kieswethervorming, een
dwingt tot voortgezette bestrijding.
«De Troonrede is, evenals haar jongste voor
gangster, weer een aclestuk van innerlijke on
waarheid.
«Niets dan dit stuk lezend, zou ieder vreemde
ling zeggen moeten «O, gelukkig Nederland 1”;
en onderwijl zulk een stuk van *s Konings lippen
komt, ontzinkt ons arme vaderland al dieper en
al verder aan der Vaderen God!
«Het eeftig goede in deze rede is, dat men
gezwegen heelt van het onderwys. Veel baat
het wel biet. Ook «zonder te spreken” kan men
ons trachten te breken. Maar dat hoonen van
een vorig jaar is er nu althans niet.”
De Tijd bespreekt de Sluitings- en Openingsrede
tegelijkertijd en wjjst op het overbodige van deze
ceremoniën. Wat de inhoud der troonrede be
treft, deze bestaat voor een goed deel nit de
telken jare herhaalde zinsneden Van de nieuwe
wetsontwerpen, welke daarin verder worden aan-
gekondigd, zal eerst bij de overweging van het
adres van antwoord kunnen blijken, wat haar
strekking ie. Ook hetgeen in de troonrede voor
komt aangaande den oorlog in Atjeh en de nood
zakelijkheid lol versterking der openbare geld
middelen, heeft groote behoefte aan nadere toe
lichting. Met hoeveel kunst die bewoordingen,
welke op een en ander betrekking hebben, ook
gekozen werden, zij zullen toch de algemeene
bezorgdheid eer versterkt dan verminderd hebben.
Doch zoolang niet van regeeringswege daaraan
ophelderingen zijn toegevoegd, zal het onmogelyk
wezen den toestand met genoegzame kennis te
beoordeelen. «Laat ons hopen - zoo besluit de
Tijd dat de aanstaande beraadslagingen in de
Tweede Kamer tot zulke ophelderingen mogen
leiden.
De Midd. Ct. is van oordeel dat er reden van
tevredenheid bestaat, als men nagaat wat er in
het vorige jaar is tot stand gekomen. Er is
minder gepraat dan vroeger de anti-schoolwet-
redeneeringen buiten beschouwing gelaten en
meer gedaan. Het zwaartepunt van sluiting- en
openingrede ligt in deze zinsnede. «Belangrijke
wets voor drachten, in uwe vorige zitting reeds on
derzocht, tot welker afdoening de tijd heeft ont
broken, zullen nader uwe aandacht bezig houden.’’
UIT D E P E R S.
Ia de zitting van gisteren, Donderdag, is ingekomen
een Koninklijk besluit houdende benoeming van den heer
mr- W. H. Dullert tot voorzitter.
De heer de Bieberstein geeft het voorzitterschap van
de Kamer over en spoort de leden aan tot eendracht en
handhaving der leuze.- voor God, Vaderland en Oranje
(toejuichingen).
De heer Dullert aanvaardt het voorzitterschap met een
rede, waarin hij wijst op de vele gewichtige ^werkzaam
heden, die te verrichten zijn en waarin hij op nieuw de
leden aanspoort in geene herhalingen te treden. Liefde
voor het Vaderland en gehechtheid aan het dierbaar
Stamhuis is aller streven.
Ingekomen zijn verschillende ontwerpen, waaronder de
Indische begrooting en die voor de staatsspoorwegen
voor 1881. Deze zijn verzonden naar de afdeelingen-
Morgen te half vier ure zal de Staatsbegrooting voor
1881 door den Minister van Financiën worden aange
boden.
De afdeelingen der Tweede Kamer zijn samengesteld.
Benoemd zijn tot voorzitters de heeren: de Bruin Kops,
van Delden, Mackay, Lenting en van der Linden, tol
onder-voorzitters de heeren.- Tak, Blussé, Wijbenga,
Cremers cn van Rees.
De commissie voor de verzoekschriften bestaat uit de
heeren.- Holtzman, Vermeulen, Lambrechts, van Dedem
(Hoorii) en Schaepman,
De commissie voor het ontwerpen van een adres in
antwoord op de troonrede is samengesteld uit de heeren:
Sandberg, van Delden, Wijbenga, van Wassenaer Cat
wijek en Patijn.
De zitting is daarop gesloten.
De N. R. C. wyst er op dat de troonrede
gewaagt vanwetsvoordrachten nopens de natio
nale militie en schutlerytot verdere beperking
van den. arbeid van kinderen en van nieuwe voor
stellen tot verbetering van waterwegen drie
toezeggingen die met belangstelling zullen worden
ontvangen. liet blad mist in het staatsstuk alle
politieke gedachtenzoo het kabinet, zoo de troon
rede. Hel kabinet trad op als een ministerie
buiten de partijentoen er geen politiek ministerie
mogelijk was, namen deze mannen de taak op
zich om 's lands zaken naar hun beste vermogen
te besturen en te doen wat de politieke ministeriën
ongedaan hadden gelaten. Is die toestand niet
sheerer (out iM.
i»