1
l
Eins i i» whid w di
1'
u
Hl
I
1
l
ft®* 3-
z
Wl
r-
fe?
9.
I
Wethouders voornoemd
kan of mag.
een
"I
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden ƒ1.franco per post ƒ1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
kb
IE--. i PartÜ hebben gekozen.
Mededelingen van goedgekeurde raads
besluiten, ingekomen stukken enz.
Afstand gemeentegrond aan J. Brouwer.
Verkoop van een brandspuit.
Afkoop van grondrenten.
Voorstel tot het verleenen eener toelage
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van Saeek, herinneren, naar aanleiding van art.
I 18 der Wet van 4 December 1872 (Staatsblad
..^no. 134), do ingezetenen:
De N. R. C. bespreekt met een enkel woord
den opstand in de Transvaal en zegt, na leven
dige sympathie met dat kleine volk waaraan
Nederland zich verwant gevoelt, betuigd te heb
ben, ’t volgende
„Wat kunnen wij doen?” is er door een Ne
derlander aan een Engelsch blad gevraagd. G e
vraagd en door duizenden herhaald. Wij
zouden zoo gaarne de hand van Engeland helpen
afwenden van de Hollandsche boeren daar ginds:
helpen boetten dat de Engelsche regimenten in
Zuid-Afrika* het laatste overschot overstelpen
van hetgeen eenmaal in den besten en volstén
zin een Nederlandsche kolonie was. Wij zouden
zoo gaarne voor de Transvalers iets méér doen
dan het onderteekenen van adressen. Doch wij
mogen dat niet. Onze internationale verplichting
niet alleen, maar ook onze vriendschappelijke
betrekking met Engeland verbiedt ons alles wat
naar onderstand van een tegen Engeland oor
logvoerende natie kon zweemen, ja zelfs datgene
wat, als het bijeenbrengen van geld, den schijn
op ons zou kunnen werpen van internationale
trouweloosheid.
„Eén weg slechts staat ons open om den
Transvalers hulp te verleenen metterdaad en
dit is do weg dien het Roodo Kruis bewandelt.
Onder de vaan van het Roode Kruis kunnen
wij bijstand schenken: een bijstand, te kost
baarder, omdat op het oorlogsveld in Zuid-Afrika
al het noodige voor gekwetsten slechts bedroevend
schaarsch kan aanwezig zijn. Zóó mag het mede
gevoel met de Transvaalsche patriotten zich uiten.
Zóó kunnen gelde!ijkc offers en flinke armen
beiden een goede plaats vinden, en zullen de
Transvalers ervaren dat, al kon het oude Moe
derland voor hen niet wat het wilde, het toch
voor hen deed wat het kon.”
die verbetering, vooral op ’t gebied der belas
tingen, zou ook aan de kiesbevoegdheid een
uitbreiding worden gegeven, die wellicht een
goed deel der bezwaren, zelfs van hen, die voor
het algemeen stemrecht zijn, zouden wegnemen.
De hoogleeraar besluit met een woord over
de aanstaande verkiezingen. Welke beslissing
de kiezers ook nemen, dit is zeker, een keuze
moet gedaan en daaraan moet zonder aanzien
des persoons onvoorwaardelijk worden vastge
houden. Willen zij zonder eenige voorberei
ding den avontuurlijken tocht wagendat zij
dan ook allen verwijderen, die zich tegen dezen
tocht verzetten en met het tegenwoordig bewind
rustig willen voortwerken aan zijn veelomvat
tende taak. Maar oordeelen zij, dat het groote
vraagstuk der grondwetsherziening in deze oo-
genblikken nog geen quaestie van practische
staatkunde mag uitmaken en men, door die
geheimzinnige leus onder de kiezers te verbrei
den, hun een geopende Pandora-doos in handen
geeft, dat zij dan, in Juni a. s., wacht houden
en aan alle parlementaire schepen het uitzeilen
beletten, zoolang hun niet duidelijk zal gebleken
zijn, in welke richting zij koers zetten.
een lid dor Commissie
De TIaagsche correspondent der Arnh. Crt.
schrijft het volgende omtrent het niet in gebruik
nemen der koninklijke stallen:
In de eerste plaats meent men, dat het te veel
geld zou kosten, die ruim en rijk aangelegde lo-
calen behoorlijk van meubilair en materiaal to
voorzien. Wat in de bekrompen inrichtingen
van het Valkhuis en de stallen van het „loge
ment van Amsterdam” het wapen van de
stad staat nog boven de deuren gebeiteld
best bruikbaar was, althans nog wel mee kon,
zou zich doodschamen over zijn eigen onwaar
digheid in dit nieuwe paardenpaleis. 1
hoogere kringen heerschende zuinigheid
kundige vereeniging vormt. Haar vereenigteen
maatschappelijk belang, niet een eigen en zelf
standige opvatting van den staat en van de rich
ting waarin deze zich moet voortbewegen. Al
naarmate dat bijzonder belang medebrengt, zal
zij heden op het kerkelijk gezag, morgen öjThet
gezag van het parlement, eu overmorgen op dat
van de kiezers de klemtoon leggen. Op dit oo-
genblik verlangt men den staat terug te dringen
en zijn werkzaamheid tot een minimum te be
perken. Uit beginsel, of omdat de thans heer
schende partij op godsdienstig gebied andere mee-
ningen is toegedaan dan de hare? Wilt gij op
die vraag een antwoord, zegt de hoogleeraar, klop
dan eens bij de anti-revolutionairen aan om me
dewerking tot intrekking der Zondagswet, als
een tastbare inbreuk op het groote beginsel der
souvereiniteit in eigen kring, en zie hoe zij uw
voorstel bejegenen. Als partij heeft de anti
revolutionaire geen beginsel en op haar past de
definitie: anti-revolutionair is wat in de kraam
der anti-revolutionairen te pas komt, en revolu
tionair wat er niet in past.
Over de andere vijanden van het tegenwoor
dig bewind zwijgt prof. Buijs. In het tweede
deel van zijn studie beschouwt hij -de parlemen
taire geschiedenis der laatste jaren, vooral wat
betreft de houding der liberale partij. In en
kele trekken herinnert hij hoe de liberale partij
in 1848 eendrachtig van zin, met jonge krachten
optrok en veel tot stand bracht. Daarop volgde
de scheuring. Weder vereend en krachtig dooi
de kiezers gesteund, aangevoerd door Kappeyne,
meende men dat de schoone dagen van vroeger
zouden herleven; helaas! het mocht zoo niet zijn.
In October ’79 was het liberale kabinet voor
ontbinding rijp en kon de natie de vruchten
overzien van het jongste regeeringsbeleid: enkele
schrale en ziekelijke korenhalmen te midden van
een veld vol onkruid. Mr. Kappeyne had zijn
volgelingen droevig teleurgesteld en liet hen als
erfenis een plan tot grondwetsherziening na,
waaraan alle voorbereiding ontbrak.
Sedert doolt de liberale partij op de wateren
rond als een schip zonder roer. Het tegenwoor
dig bewind ontleent groote kracht aan persoon
lijke verdiensten van zijn leden en aan het feit
dat het niets meer achter zich heeft dan de
chaos; maar het moet dan ook leven buiten
wezenlijk verband met het parlement. De per
sonen treden meer en meer op den voorgrond,
maar over het geheel hangt een nevel.
Daarop stelt de heer Bujs de vraag, wat het
tegenwoordig bewind moet doen vooral tegenover
de leus der grondwetsherziening. Het beste acht
hij het dat zij een commissie benoeme om die
herziening voor te bereiden.- De regeering daar
toe besluitende, zou echter niet behoeven te
vreezen dat zij zoo heel spoedig, voor een eind
besluit zou komen te staan. Het werk der her
ziening toch heeft groeten onavang en daarbij,
het is alles behalve zeker dat voor al de noodige
wijzigingen, aanvullingen, verbeteringen ten
laatste een overeenstemmende meerderheid ge
vonden wordt Veel zal door de verschillende
partijen moeten worden toegegeven en wel op
hoofdpunten, en het is gesteld dat de te be
noemen commissie het ééns wordt nog volstrekt
onzeker of de natie van de herziening zal gediend
believen te zijn.
Wanneer, gelijk prof. Buijs vermoedt, een
voorgenomen grondwetsherziening dergelijk ne
gatief resultaat heeft, dan zal de vraag op den
voorgrond tredenniet wat de grondwet ons
verbiedt te doen, maar wat zij ons te doen vrij
laat. En dat is nog zeer veel. Koloniën, ju
stitie, waterstaat, belastingen, wat niet al, vraagt
om regeling, vraagt verbetering van verouderde
toestanden, vraagt afdoende herziening. En door
groote deugd voorzeker, zoolang ze har-.-- eigen
grenzen niet overschrijdt laat het r nschaf-
fen van nieuwe „spullen” niet toe. Vi%md is
het echter, dat de officieele hooge stal- eF paar-
den-autoriteiten van Z. M., die dan toch weten
moesten dat alles op een zuinigje zou moeten
gaan, bij het bouwen der stallen steêds op aller
hande buitensporige overdrijving hebben aaage-
drongen, die niet alleen het land gruwelijk veel
geld kosten (zes ton voor stal en bijbehoofen
maar ook het latere gebruik noodeloos kostbaar
moesten maken.
i dat stee ls aan degenen, die zich daarvoor aan-
I k i melden ter Secretarie der gemeente, gelegenheid
fl wordt gegeven tot KOSTELOOZE INENTING
y* on HER-ENTING.
jijj Sneek, den 7 Januari 1881.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
J. van DRIESSEN.
De Secretaris
J. W. BENNEWITZ.
Bij de voortzetting der artikelen aan het
publieke vermaak gewijd, tast de Standaard
nu het tooneel aan: ’t publieke vermaak was zijn
h oofd verschijning.
Het blad is van meening dat het tooneel, dat
de dramatische kunst onder christenen in elk
opzicht en altijd onverdedigbaar is. Om deze
stelling te bewijzen, wordt dit dilemna g'esteld
óf geen dramatische kunst óf een acteursleven
dat zich geheel aan het tooneel wijdt. Een goed
acteur moet, wil hij slagen, geheel één zijn mot
de rol die hij speelt, zoodanig dat het pu
bliek van geen spel iets merkt, maar meent
realiteit voor zich te zien. Zoolang men nog
onder den indruk blijft: „die man is niet de
koopman van Venetie, maar speelt er voor”, „die
man is niet Macbeth, maar doet alsof hij het
was!” is het hoogtepunt der dramatische 'kunst
niet bereikt. Tot die hoogte klimt de acteur
eerst dan op, als hij zoo volmaakt Macbeth
voorstelt, dat men vergeet waar men zit, en meent
Macbeth in levenden lijve voor zich te zien.
En het is tegen dit één zijn met, de rol van
een ander persoon, tegen dit „inleven” zooals
de Stand, het in vreemdsoortig Nedcrlandsch
noemt, dat het blad opkomt. „Dit nadoen wat
die andere persoon ondersteld wordt gedaan te
hebber; leest men dat doen alsof men een
hartstocht in zich had, die slechts geveinsd is;
dat zweren van een liefde, die gehasl denkbeel
dig blijft; dat inleven in een haat dien men niet
kent; kortom dit stelselmatige onwaar zijn is,
naar onze vaste overtuiging, schadelijk voor eens
christens leven en aldus voor den christen on
geoorloofd.
„En bleef dit nu nog bij zulk .een enkele
voorstelling, we zouden er niets van zeggen.
Maar zie, zulk een acteur is nu, zal hij waarlijk
kunstenaar worden, gedoemd, om al de dagen
zijns levens met dat inleven in het onware bezig
te zijn.
M ees u zelf, kom tot u zelf, schud af de
valsche dubbelgangers, die ge met u omdraagt,
is de vermaning van diepen ernst, die in Jezus
naam tot alle ziel uitgaat.
„En zie, hier zult ge een mensch nemen en
tot hem zeggen: „Leer af ooit u zelf te zijn,
zoek van uw eigen wezenlijk hart zoover immer
mogelijk af te zwerven en span er al uw kracht
op in om aldaar een andere te schijnen dan ge
wezenlijk zijt.”
„Dit nu is zonde, is stelselmatig aankweeken
van het onware en we achten het ondenkbaar
en volstrekt ónmogelijk, dat iemand, zondereen
voor ons bijna onbegrijpelijke genade, door zulk
een leven van onware gestalten door zou gaan,
zonder dat dit leugenachtige zijn christelijk ka
rakter aantastte en vernielde wat er reins en
edels eens in zijn hart had gesproken.
„Hieruit volgt derhalve, dat in hoogeren
kunstzin als acteur op te treden, ook al denkt
ge u het tooneel m gansch idealen toestand, van
den persoon, die zich daartoe leent, een offer
-vergt, dat een christen, zonder willens en wetens
En de in schade aan zijn ziel toe te brengen, niet, brengen-.
Wederom bevat de Gids een van die stuk
ken, welke ieder begeerig naar het tijdschrift
doen grijpen, nl. een artikel van den hoogleeraar
Bugs over onzen staatkundigen toestand. Het
is getiteld „Bedenkelijke leuzen.”
Vóór prof. Buys overgaat tot het onderzoek
naar de ba'a is van onzen politieken to cd tnd
stelt hij een feit, en wel dit: de poging van het
tegenwoordig kabinet, om een regeering te vor-
men, hoven de partijen staande, is volkomen
,1. mislukt. Dit kon moeilijk anders, vooral waar
H cen ministerie dat te kiezen had tus-
au
ld
UIT DE PERS.
schen het aanvaarden of verwerpen van de er
fenis zijns voorgangers. Wijselijk besloot het
tot het eerste, maar het gevolg was dan ook
dat allen, die de politiek van Kappeyne bestre
den, nu als één man tegen het nieuwe kabinet
.X_’! 1. .1.1. _1_
De hoogleeraar gaat daarop na hoe het met
de vrienden en de vijanden van dit Bewind is
L gesteld. Hij begint met de vijanden en bepaalt
M I zich daarbij tot de meest belangwekkende groep
L. de anti-revolutionaire. De beschouwing aan deze
El 'groep waarvan het zwaartepunt niet in,
S maar buiten de Kamer ligt gewijd, is zeer
J belangwekkend. Prof. B. erkent de kracht die
t van haar uitgaat en waarvan dr. A. Knijper de
i ziel is. Maar hoeveel eerbied hij ook koestert
I' - voor de wilskracht, den ijver, de onverdroten
i inspanning, de begaafdheid van dr. Kuijper
Ij/ hoezeer hjj erkent dat eenheid in de gelederen
is gebracht, hij blijft van meening, dat de anti-
I revolutionaire partij als kerkelijke partij nauw
l L vereeuigd mag zijn, maar daaróm nog geen staat-
P
VERGADERING
van den Gemeenteraad van Sneek,
op Zaterdag 8 Jan. 1881, ’s namiddags 6 uur.
Punten van behandeling:
1. Resumtie der Notulen.
2. Installatie van het nieuw benoemde raads-
lid H. J. Jaarsma.
4.
5.
6.
j 7.
T van f 150 per jaar, aan den kweekeling J. Ple-
H? 'vier.
8. Benoeming van
voor openbare werken.
Idem van een lid der Commissie voor straf
verordeningen.
10. Idem van een lid der Commissie voor
do Stadsreiniging.
11. Voorstel betrekkelijk de voorwaarden
r t voor den aan te leggen tramweg SneekBols-
ward.
12. Vaststelling suppletoir-kohier Hoofdelij-
ken omslag, dienst 1880.
-•
AD VERTENTIËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel meer 7’/2 Cents. Bij abonnement is de prijs be
langrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den
Uitgever.
- i
liw*
A
1
«mw ra kt mmissMii
V