I
J»
1
1
No. 45
Z E V E N-E N-D E R T I G S T E
1882.
K
IO J v Bi' I.
d
werktui-
derwijs.
'4
aan een
0
Naar
nu
ge-
3
u
Alle brieven
in te zenden.
la
Ie
.0
en
,u-
r.
i'
?o
0,
n
5
i
i;
ADVERTENTIËN
voor eiken regel meer 71/
langrijk lager. Voorwaarden daaromtrent
Uitgever.
Ge
meentehuis op Vrijdag den 23 Juni 1882, des
hen die geboren zijn
overgegaan tot de naloting der ingeschrevenen
van de jaren 1848 tot 1856.
’J weende ieder ingeschrevene opgeroepen,
--1 hij de loting tegenwoordig te zijn, en, rede-
nen van vrijstelling hebbende, die alsdan op te
Uit het zuiden des lands komen treurige be
richten omtrent de gevolgen van de verwerping
van het handelstractaat met Frankrijk,
aanleiding daarvan schrijft het Hbl.
Intusschen is het hoogst bedroevend, ja on
verantwoordelijk, dat de Ministerieele crisis geen
stap nader tot de oplossing wordt gebracht en
derhalve de hervatting der onderhandelingen
met Frankrijk van dag tot dag uitgesteld.
Hoe de Staten Generaal zulk een toestand
lijdzaam kunnen dulden, is ons een raadsel. In
dien de 'Tweede Kamer te zeer verdeeld is, om
eenigen krachtigen stap te doen, dan is de hoop
toch gevestigd op de Eerste Kamer, die in deze
tijden zich verdienstelijk kon maken, door in een
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden ƒ1.franco per post ƒ1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
langhebbenden, zal doze worden afgekondigd
geplaatst in de Sneeker Courant.
Sneek, den 6 Juni 1882.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. van DRIESSEN.
De Secretaris,
J. W. BENNEWITZ^
’of
„Onze Ambachtslieden” is de titel van een
stuk door den heer P. N. Muller in het jongste
nummer van de Economist geplaatst, in welk
stuk hij zijn stem verheft tegen de naar zijn
meening heillooze opdrijving van het onderwijs,
een opdrijving, die ook reeds begint over te
slaan tot de lagere volksklasse en daar zeer
noodlottig moet werken.
Voor den handwerksman wenscht de heer
Muller geen te groote uitbreiding van het on
derwijs en wel juist omdat hij vreest daardoor
de bekwame handwerksman uit onze maatschap
pij te zien verdwijnen.
„Raadpleeg de werkgevers in ons land
zegt bij en gij hoort bij de meesten klach
ten over gebrek aan bekwame ambachtslui.
Voor het ruwe werk vindt ge honderden en
duizenden, maar vruchteloos zoekt ge naar de
vijftigen en twintigen, die in hun vak doorkneed
zijn en dat vooruit brengen, terwijl zij toch
knecht blijven. De goede knecht wordt kleine
baas, en diens zoon verlaat het ambacht voor
den kantoorkruk of ambtenaarszetel, of studeert.
Uitnemend, zullen velen zeggen, want zij komen
vooruit, klimmen hooger op den maatschappe-
hjken ladder, dank zij het vollediger of althans
uitgebreider onderwijs, dat hen daartoe in staat
stelt! En juist daarin verschil ik van gevoelen.”
De heer Muller zet deze zijn meening nader
uiteen en wijst in de eerste plaats op de klach
ten over den niet gunstigen toestand onzer
kunstnijverheid. Waardoor is de kleine nijver
heid zoo achteruit gegaan? Juist omdat de
meer gegoeden onder de ambachtslui hun be
roep te min achten voor hun kinderen en hen
tot heeren willen bevorderen. Zij zenden hun
kinderen naar de bronnen waar het theoretisch
onderwijs in al zijn rijken stroom voor een ie
der toegankelijk wordt gemaakt, zonder reke
ning te houden met de behoeften der leerlingen.
Zij leeren dan allerlei, dat zij later nooit zullen
gebruiken. Later klimmen zij op den maat-
schappelijken ladder klimmen althans in eigen
kring en die hunner ouders maar ’t worden
halfweters die op den kantoorkruk vooral den
hinken handwerksman benijden.
De heer Muller acht het een ongeluk voor
onze maatschappij, dat men de vakken van on
derwijs op onze scholen steeds vermeerdert en
daarbij de schoolgelden al lager en lager stelt,
zoodat een ieder uitgelokt wordt er zijn kin-
deren van te laten profiteeren, terwijl dit on
derwijs bloot theoretisch blijft en de practische
scholen ontbreken. Men spreekt van burger
scholen en geeft onderwijs voor heeren. Theorie,
altoos theorie en praktijk wordt geminacht, ter
wijl alleen de laatste den werkman kan baten.
Niet dat de heer Muller kennis voor het hand
werk onnoodig acht, maar het nut van die the
oretische kennis is alles en nog wat, ’t welk te
genwoordig de knaap krijgt die aan de schaaf
bank moest staan, en waardoor hij meent tot
hooger werk in staat te zijn, welk hooger werk
van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents»
/a Cents. Bij abonnement is de prijs be-
-te vernemen bij den
KENNISGEVING.
NATIONALE MILITIE.
j BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
de gemeente Sneek,
I v °P het besluit van den Commissaris des
RKonings dezer Provincie van den 8 Mei 1882,
II en 8- n°. 490 brengen door deze ter
kennis van de belanghebbenden, dat het ondcr-
Izoek over de verlofgangers van ac militie ie
I land in deze Gemeente zal plaats hebben op
I Vrijdag den 16 Juni e. k., des voormiddags ten
I 10 W ure.
Dat aan dat onderzoek zullen behooren deel
Ito nemen de Miliciens-Verlofgangers van de vier
I oudste ligtingen, voor zoo ver zij vóór den Isten
I April jl. in het genot van onbepaald verlof zij
gesteld. J
Dat de verlofganger bij het onderzoek moet
I verschijnen in uniform gekleed, en voorzien van
I de kleediug- en uitrustingstukken, hem bij zijn
I vertrek met verlof medegegeven, van zijn zak-
I boekje en van zijn verlofpas.
Dat, behoudens het bepaalde in art 130 dier
I wet, een arrest van twee tot zes dagen door
I den Militie-Commissaris kan worden opgelegd
I aan den verlofganger
1°. die, zonder geldige redenen, niet bij het
I onderzoek verschijnt
die, daarbij verschenen zijnde, zonder gel
dige redenen niet voorzien is van de hiervoren
I vermelde voorwerpen
3°. wiens kleeding of uitrustingstukken bij
I het onderzoek niet in voldoenden staat worden
bevonden
4°. die kleeding- of uitrustingstukken,
ander toebehoorende, als de zijne vertoont
De verlofgangers worden herinnerd, dat,
er maar één onderzoek in het jaar wordt
houden, zij bepaaldelijk moeten opkomen en dat
de strafbepalingen van art, 144 der wet strenge-
lijh zullen worden toegepast op de zoodanigen,
die zonder geldige redenen niet verschijnen en
i dat zoodanige verlofgangers, die zich in eene an
dere gemeente gaan vestigen, de verplichting
■wordt voorgehouden, welke aan hen bij art. 134
der wet is opgelegd.
Sneek den 12 Mei 1882.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. van DRIESSEN.
De Secretaris,
J. W. BENNEWITZ.
dat zij ten slotte nog de vurige bede tot Uwe
Kamer' richt, het, voor zooveel zulks van haar
invloed afhankelijk is, daarheen te leiden, dat
de geëerde ontwerper der wet, die van den geest
er van geheel doordrongen is, ook haar uitvoe
ring moge volbrengen.”
Afdruknen van dit adres zijn gezonden aan
ae beide Kamers der Staten-Generaal, aan de
werkliedenvereenigingen, de hoofdbesturen en
departementen of afdeelingen der maatschappij
tot nut van ’t algemeen, der vereeniging voor
fabriek- en handwerksnijverheid, der maatschap
pij van nijverheid en der vereeniging Volkson-
Het Algemeen
Verbond heeft aan de Tweede Kamer der Staten-
Generaal een adres gericht naar aanleiding van
het ontwerp bij haar aanhangig gemaakt
door den minister van justitie tot het tegen
gaan van overmatigen arbeid en verwaarloozing
van kinderen. In dat adres worden de wenschen
der vereeniging aldus geformuleerd„Verbod
van allen kinderarbeid tot den leeftijd van twaalf
jaar, en regeling van den arbeid van kinderen
van twaalf tot zestien jaar, met aanstelling van
bekwame inspecteurs, dienende voor het houden
van toezicht op de uitvoering der wet en tot
het geven van advies tot hare geleidelijke uit
breiding”
deze wenschen worden door het thans aan
hangige ontwerp, wat de hoofdpunten betreft,
bevredigt,
Het slot van het adres luidt aldus
„dat het Verbond met bijzondere ingenomenheid
de beide bepalingen heeft begroet, die strekken
moeten 1. om aan zwakke en ongenoegzaam
ontwikkelde kinderen, voorwaardelijk of onvoor
waarlijk zekeren arbeid te verbieden 2. aan
jongelieden eiken arbeid op Zondag te verbieden,
met uitzondering der Israëlieten, voor zooverre
dezen den Zaterdag als rustdag bezigen
dat zij, eindelijk, de Kamer ten dringendste
verzoekende het ontwerp, wat de hoofdbepalin
gen aanbetreft, onveranderd en binnen het in
art. 29 aangegeven tijdsbestek tot wet te ver
heffen, haar tevens met de meeste bescheiden
heid in overweging wenscht te geven, om den
werktijd, omschreven in art. 7, voor kinderen
van twaalf tot zestien jaar vast te stellen op
ten hoogste acht uren daags, doch in elk geval
onder dien verstande, dat die werktijd niet mag
aanvangen vóór zes uur des morgens en moet
eindigen uiterlijk te zes uur des avonds
dat met een wijziging in dien zin wordt op
geheven het bezwaar voor vele takken van in-
industrie, waarin waarlijk behoefte is aan de
kinderen van den ouderdom af waarop zij de
werkplaats mogen betreden, voor het verleenen
van handlangersdiensten, welke behoefte hun
tegenwoordigheid op de werkplaats zoo lang
mogelijk vordert
dat bovendien, naar het oordeel van adres-
sante, een geregelde en met de krachten van
het kind overeenstemmende werkzaamheid van
acht uur daags, uit het oogpunt van gezond
heid, geen bezwaar kan opleveren op een leef
tijd van 12 tot 16 jaar;
dat vooral het eindigen van den werktijd te
zes uur des avonds gewenscht is, met het oog
op de mogelijkheid tot het bezoeken der in
richtingen voor herhalings- of voortgezet, indu
strie- of landbouw- en teekenonderwijs, tot den
leeftijd van 16 jaar;
dat, waar deze inrichtingen uiterlijk te zeven
uur des avonds dienen aan te vangen, om te
10 uur te eindigen, bij een werktijd, aanvan
gende te vijf uur des morgens, slechts een ze
vental uren resten voor het afleggen van den
weg van de school naar huis en des morgens
van huis naar de fabriek of werkplaats, voor
nachtrust, reinigen enz., hetgeen voor een kind
onder de 16 jaar veel te weinig mag worden
geacht
hij meent te vinden in slecht betaald
gelijk werk aan den lessenaar.
Het artikel wordt aldus besloten
„Liever dan goedkoope middelbare scholen,
zag ik reeksen van eenvoudige ambachtscholen
geopend, haast verbonden aan de armenscholen,
of hoe men die tegenwoordig noemt. Daar zou
ron „n al[en laten teekenen en verder boetsee-
geneen onderwijs voor het aanstaand vak,
een onderwijs, dat spoedig goed geld opbracht
en juist daardoor populair zou worden. De be
kwamen zullen dan wel verder klimmen zoo-
dra zij den voet in den beugel hebben. En
geen beter middel om de lui naar scholen te
lokken, dan door het voorbeeld van scholieren
die er geldswaardig onderwijs genoten. Dat
lokt. Allicht is die proef te nemen, zegt de
ambachtman, vooral omdat de jongens ook lie
ver de hand reppen dan het hoofd vermoeien.
Het loon trekt dan naar de werkplaatsen de
kantoorkruk, voor de meerderheid een rustplaats
voor het lichaam en een graf voor alle ontwik
keling en toekomst, blijft ledig, of ze wordt
bezet door anderen, wier hoogere beschaving
en meerdere kennis hen spoedig naar steeds
hoogere zetels voert.
„Zonder een degebjken en bekwamen hand-
werksstand is er geen welvaart in een land
denkbaar. Dat zijn onafhankelijke mannen, ze
ker van hun bestaan, omdat zij hun vak ken
nen en overal met gangbare munt betalen, be
staande in degelijken arbeid, onverschillig waar
het lot hen heenvoert. Zij vragen niet om gun
sten en azen niet op ledige plaatsen, noch wrin
gen zich in allerlei bochten, om toch staande
te blijven te midden van toestanden, die hun
eigenlijk vreemd zijn, maar zij laten de vlijtige
hand onverpoosd arbeiden en weten door oefe
ning telkens wat te verbeteren, zoodat de grage
koopers nooit ontbreken voor de vruchten van
hun werk. Help die mannen in hun vak, maar
lok hen niet daaruit. Laat het verschil tus-
schen hoofd- en handenarbeid al op de school
erkend worden, reeds daar ga men met dat on
derscheid te rade, opdat ieder leere, wat past
in den eigenaardigen levens- en werkkring
waarin hij waarschijnIjjk blijven zal. Niet de
geheele maatschappij worde uit haar verband
gerukt door uit eiken kring de bekwamen te
lokken naar een hoogeren, zoodat ten slotte in
bijna alle kringen alleen de breekebeenen over
blijven en dan nog o vervoerd door hetgeen
er uit een lageren bijgeschoven wordt.
„Voor het allerhoogste onderwijs hebben wij'
te veel scholen en voor het eenvoudig am-
bachtsbedrijf, zelfs voor den eenvoudigen boe
renstand, geen enkele!
„Kan men zulk oen volksonderwijs in waar
heid noemen: goed? Stellig strekt het niet tot
nut van ’t algemeen.
Nederlandsch Werklieden-
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
de gemeente Sneek maken aan de ingezetenen
dier gemeente bekend:
dat de alphabetische naamlijst van de perso
nen, die in dit jaar aan de loting voor de Schut-
terijmoeten deel nemen, ter visie zal liggen op
de Secretarie van de gemeente, van Woensdag
den 7 tot en met Woensdag den 14 Juni 1882
des voormiddags van 9 tot 1 uur, ten einde elk
ln staat te stellen om, ingeval hem eenige per
sonen of omstandigheden mochten voorkomen,
die op de lijst nog zouden behooren te worden
aangeteekend of daar van weggelaten, zulks aan
het Gemeentebestuur te kennen te geven
dat de loting zal plaats hebben op het
yoormiddags elf uur, voor I
terwijl daarna dadelijk zal worden
VaaT de jaren 1848 tot 1856.
bij de loting tegenwoordig te zijn, en, rede-
1 -■
geven. - -
■En, opdat zulks kome ter kennis van de be-
■ms- n i in i ini: uii m ioor hl
onnHin moiwssfflw swi
V I r
n
o.
55 I M lV IE A la A 5>.
6
6
oin
'8
ut»., j
!1'
T> TA
D it 8.
W T VX13 C £-Z V4. VZ X-» 2/
„a i