I
- IMS- ffl IDBimiHUII INK DE
:5l
No. 32.
1885.
AV O K M S I A G
22 A P li l I..
1,20
zou dan de Staat met geweld
ril.
heal II
lawn
wen.
eren
die
deze
■oor-
t be*
het
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden ƒ1.franco per post ƒ1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave ol redactie betreffende, franco
in te zenden.
en-
aad
te
md.
Af-
[de.
mir
een
1 netl'
dergelijke wet te maken die rechtvaardig
niét te verbieden
„Eischt de „maatschappelijke rustdag,” dat
L ver-
biede, en het genot toelate.
_De minister van justitie houdt zich, als com- schuld zijn.
eelt
che
eua
;uk
sa
25
Va
ADVER'I EN11ÈN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents
voor eiken regel meer 71/, Cents. Bij abonnement is de prijs be
langrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bjj den
Uitgever.
K I bekendmaking.
burgemeester en Wethouders voornoemd.
J. van DRIESSEN,
I De Secretaris, i. W. BENNEWITZ.
B E K E N D M AKIN G.
SCHUTTERIJ.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
I J. van DRIESSEN.
De Secretaris, J. W. BENNEWITZ.
gemeentebesturen” mochten inwinnen, voor de
kennisneming dier rapporten zeer aanbevolen.
Ook wij zijn zeer benieuwd naar die rapporten,
I vooral als het commissarissen des konings zal
behagen bij handels- en zeeplaatsen aan te
kloppen.
„Zou bijv, do reparatie van een schip, dat in
een haven ligt en Maandags moet vertrekken,
een godsdienststorende openbare arbeid zijn
Zou het drukken van een courant, een buiten
gewone Staatscourant of een buitengewoon Po
litieblad bijv, een verboden openbare arbeid
worden? Wij vertrouwen, dat de minister van
justitie dit wel niet wenschen zal.
„Zal deze circulaire wellicht tot afschaffing
der Zondagswet leiden Daarover zouden zeker
weinigen bedroefd zijn.”
De N. R. C. wijdt een beschouwing aan
de sociale quaestie. „De achterlijkheid onzer.-
sociale wetgeving en de liberale partij,” zijn da
woorden, die boven het eerste artikel voorko
men.
Het blad begint met te wijzen op hetgeen
particulieren hebben gedaan en nog doen en ziet
hierin een bemoedigend verschijnsel voor de
toekomst, daar toch in de werkzaamheid der
particuliere krachten altijd het zwaartepunt moet
gelegen zijn.
Toch geeft het blad toe dat ook daar buiten
op het gebied der aigemeene maatregelen, het
een en ander te doen is.
De sociale wetgeving en de sociale politiek
in engeren zin want in het algemeen is
alle wetgeving sociaal eischt in deze ern
stige tijden buitengewone belangstelling, buiten
gewone opmerkzaamheid en werkzaamheid.
Bij vele volksleiders heet het reeds, dat ook
van de liberalen niets te wachten is, dat zij
slechts egoïsten zijn, „ijveren voor het individu,
voor het eigen ik, en het zich niet aantrekkend,
of daar anderen verhongeren of wegkwijnen.”
„Dat ligt” schrijven die volksleiders verder
„zoo in den aard der zaak.”
„Wij willen niet pralen, aldus beantwoordt de
N. R. C. deze opmerking, met wat wij immers
slechts, deden als plichtsvervulling, maarwij
mogen tot eigen bemoediging en opwekking toch
terugdenken aan menige daad, die vooral de
„arbeidende klassen” ten goede kwam, en die
in de geschiedenis der Nederlaudsche wetgeving
in het credit der liberalen te boek staat. De
afschaffing van zoovele rijksaecijnzen op de eerste
levensbehoeften was het werk van het liberalisme.
De opheffing der gemeentelijke accijnzen was
het evenzeer. Onder een liberaal ministerie
kwam de successiebelasting in de rechte lijn
tot stand.. Heeft niet het vrijhandelstelsel voor
goedkoopen invoer van menig artikel gezorgd,'
en geeft niet de vrijheid van den doorvoer aan
I duizenden werk? De rijkspostspaarbank is de
i vrucht eener liberale politiek en wat er voor
de verspreiding van het onderwijs gedaan is,
weet ieder. De liberalen zijn de groote bevor
deraars geweest der openbare hygiëne, die ook
aan onze armere klassen meer zegen brengt dan
zijzelven waarschijnlijk inzien.”
Gelukkig echter blijft het blad van meeniag
dat nog niet alles wat reeds had kunnen ver
richt zijn, is tot stand gekomen of zelfs aangevat.
In zoover als hierbij staatkundige verwikkelingen
belemmerend hebben gewerkt, is het waarlijk
de schuld der liberalen alleen niet en ieder
geestverwant vrage zich af, in hoever niet gemis
aan belangstelling en ernstig inzicht in de be
hoeften des volks aan deze tekortkomingen mede
LUlUiOLajl VO.1A JUOLlklU UUUUL ZXUU, U1S C01H- schuld zijn.
missarissen des konings het gevoelen van „eenige
verre dat hij alle belijdenissen gelijke bescher
ming verleent, aller rechten gelijkelijk eerbiedigt
en tot de eene niet meer overhelling gevoelt
dan tot de andere.
De aandacht der geloovigen is een punt, dat
buiten de bemoeingen van den Staat ligt, en
zullen, in vele omstandigheden, deze bemoeiingen
de goede gemeente niet veel meer in de aan
dacht hinderen dan die bevorderen De aan
dacht is de vrucht van belangstelling en opge
wektheidwaar deze bestaan, wordt de aandacht
niet zoo licht weggenomen, waar deze niet be
staan, kan de wet of de politie ze niet te voor
schil n roepen.
De Israëlieten in ons midden missen de be
scherming der wet van 1815 zou daardoor de
aandacht bij hunne godsdienstoefeningen wel
zoo veel minder zijn
In 1815 was zoowel bij de Gereformeerden
als bij de R. Catholieken en Israëlieten het
aantal oirgeloovigeu zeer gering. Dit is sedert
ontzaglijk toegenomen. Het aantal van hen,
die er openlijk voor uitkomen, dat zij het oude
geloof hebben verlaten, moge al niet zoo bijzon
der groot zijn, zij, die op eenige punten of op
alle punten aan het oudegeloof twijfelen, zonder
juist het vaandel te verlaten, zijn bijzonder tal
rijk, veel talrijker dan menig geestelijke denkt
ieder maakt thans critiek, en een in alle deelen
beslist geloovige vindt men zelden meer, behalve
misschien bij de weinig ontwikkelde menigte.
Daar nu twjjfel en geloof onmogelijk te zamen
kunnen gaan, is de groote meerderheid der ge
loovigen van 1815 veranderd in eene groote
minderheid.
De ledige kerken mogen het getuigen.
De geestelijkheid houdt de gemeenten nog
bij elkander, niet het levendige en eenzelfde ge
loof meer
En waarom zou dan de Staat met geweld
iets bezorgen, waarin de meesten weinig belang
stellen
Zoo hij dit wilde doen, iets, dat geheel niet
op zijn weg ligt, zal hij dan gelijk nu op Zon
dag, ook <.p den Sabbath, allen arbeid in het
openbaar verbieden
De Joden houden hun Sabbath zonder wet-
telijken bescherming, waarom kunnen de Chris
tenen den Zondag niet vieren, ook zonder eenig
gebod van de wet
Wij zouden de wet van 1815 willen afschaffen
en er geene voor in de plaats willen stellen.
Het onderzoek, hetwelk de minister van ju
stitie ter zake van de Zondagswet wil instellen,
acht het Weekbl. van het Recht ook vrij wel over
bodig en dwaas.
Uit de aanschrijving blijkt duidelijk
zegt het blad dat de minister vrij in den
blinde rondtast omtrent de „zoogenaamde” Zon
dagswet. Daarna vervolgt het aldus
„Of zijn vragen afdoende zijn, schijnt hij zelf
„Zonder U.H E.G. in het minst
te willen beperken, zouden de volgende vragen
wellicht als leiddraad voor uw advies kunnen
dienen.”
WellichtDe minister stelt vier vragen.
„Zouden die vragen niet wellicht te vermeer
deren zijn
„Als men vele „noodzakelijke uitzonderingen”
moet opnemen, is daardoor niet reeds het „be-
„Is het rechtvaardig, den eenen openbaren
arbeid wèl en den anderen openbaren arbeid
te betwijfelen,
wuieu «iiituii. i willen bene
Onzes inziens moet de wet afgeschaft worden, I
al was het daarom alleen, dat zij strijdt met de I
gelijkheid der godsdiensten, in de Grondwet
voorgeschreven. Waarom moeten de Israëlieten
stil zijn op onze Zon- en feestdagen en wij niet
op hun Sabbath
Maar is het wenschelijk eene nieuwe wet op I
de viering der Zon-, Sabbath- en godsdienstige j ginsel” veroordeeld,
feestdagen te maken Ja, is het wel mogelijk
eene
en practisclï uitvoerbaar is?
Wij gelooven het niet.
UIT DE PERS.
Wij gelooven het met. „J
De viering van dagen, bijzonder aaö den gods- men op alle mogelijke wijze den arbeid
dienst gewijd, is eene kerkelijke of godsdiensti
ge handeling, waarmede de Staat niets heeft
te maken. De Staat is goasdienstloos in zoo
De Prov. Dr. en Asser Ct. schrijft, naar aan
leiding der missive van den minister van justi
tie aan de Commissarissen dos Konings in de
verschillende provinciën, betreffende de Zondag-
wet
Naar ons oordeel moet de wet van 1 Maart
1815 (Stbl. no. 21), zonder eenig bedenken,
afgeschaft worden.
De toestanden in onze Maatschappij zijn thans
geheel anders dan in 1815.
Wel was in de Grondwet de volkomene ge
lijkheid van altó godsdiensten verkondigd, maar
in de meening der ingezetenen was en bleef
de Hervormde de heerscher.de, de R Catholieke
werd geduld, maar volstrekt niet op voet van
gelijkheid behandeld, op do Joodsche werd met
minachting nedergezien, en in de meening des
volks kwam het niet op, dat deze rechten kon
doen gelden, of dat er op zijne belijders diende
gelet te worden.
Van daar dat de wet in de overweging het
volgende bevat
En art. 1 luidt
De wet beoogt alleen, om te zorven, dat de
viering der Zon- en Christelijke feestdagen on
gestoord plaats hebbe, en de aandacht der Chris
tenen van de vervulling hunner godsdienstige
plichten niet worde afgetrokken.
Om de Joden is niet gedacht, met het oog
op de viering des Sabbaths.
Bij de toepassing der wet, is alleen gelet op
de aigemeene Christelijke feestdagen, en niet
op de talrijke bijzondere feestdagen der R. C.
kerk, hetgeen, volgens de bewoordingen van het
aangehaalde artikel der wet, wel degelijk het
geval had moeten zijn.
Ook is in den loop der tijden, de toepassing
der wet zeer verschillend geweest. In groote
steden wordt aan de naleving der wet genoeg
zaam geene hand gehouden. In kleinere ge
meenten wel, zoo men een vrome burgemeester
of een vrome officier van justitie heeft, niet zoo
deze ambtenaren tot de liberale richting behooren;
zoodat iemand, die van eene naar eene andere
gemeente verhuist, noodwendig zich moet infor-
meeren, alvorens zijne nieuwe woonplaats te
betrekken, of, hetzij de burgemeester hetzij de
officier, soms ook tot eene richting behooren, die
bezorgd zijn voor de godsdienstige aandacht der
Christenen, en daarvoor met de wet in de hand
willen waken.
i
lousjeli
Sgtz*
taf d.
orrit*
othea
ril.
a, te
1, te
rden,
na.
nis.
lema,
beide
ibeth
chtg.
bega.
an-
lOlEKBB 01 K I V T.
trim 11: tn het iwmm ml
I 5. BrengenSneek’
le. Dat de uitreiking der biljetten en declaratoiren voor de
■escnryving van de personecle belasting en het patentrecht,
If 0, et dienstjaar 1885—86 zal plaats hebben in de maand
Biei dezes jaars en wel op den 13en dier maand; en datmetde
Bieoerinzaïneling daarvan acht dagen daarna een aan vang zal
J orden gemaakt
2e. Dat evenwel hiervan zijn uitgezonderd: de patentplich-
E,g^n’Y®rmeld onder no. 37—40 van tabel 14 der Wet van 21
■lei .819 (Staatsblad no. 34); zijnde slytêrs in Mrijuèn, dranken
■n likeuren in 't klein, tappers, kroeghouders en koftiehuishou-
■er8 aan welke door de ontvangers, dadelijk na den ingang
ati Bet dienstjaar, dat is op den eersten Mei aanstaande, een
•eclaratoir zal worden bezorgd, hetwelk, na verloop van drie
Ijiagen, van hen weder zal worden afgehaald.
°.c’ -Dat degenen, welke, bij het aanbieden of bezorgen der
■iijetten of verklaringen, of ook bij het terughalen er van, moch-
■en zijn voorbijgegaan of overgeslagen, zich in geen geval op
oaanig verzuim mogen beroepen, maar integendeel gehouden
■’jn, de yereischte en behoorlijk ingevulde verklaringen, vóór
uiterlijk op den 31 Mei e. k., in te dienen ten kantore des
lullèn’Sj-nS’ ttlwaar de bilJetten te* invulling steeds verkrygbaar
I 4e. Dat de patentplichtigen van de tabellen 7 en 16 (zijnde
■ramers, vreemde kooplieden en schippers ofgezagvoerders van
■aartuigen) zoomede de debitauten van loterij-briefjes, voor
■ooveel zij hun beroep niet voor het eerst uitoefenen. te* be
■oming van patent aangifte behooren te doen by de Hoofden
■er plaatsdyke besturen aan de plaatselijke secretarie, en voor
1 expiratie van den termijn voor de ophaling der gewone
■eciaratoiren van patent bepaald.
k '>e, bat» vo°r <3e onder ten 4en gemelde patent-schuldigen,
d l i 0011 van de Qu-tautie van de betaalde rechten, uitgezon.
■tia degenen, welke hun aanslag bij termijnen kunnen betalen,
■an welke zonder vertoon van quitantie het patent kan wor-
■en algegeven, de patenten dadelijk verkrijgbaar zyn; worden
El p®;tewtplichtigen, vermeld ouder no. 37—40 van tabel 14, by
■eze tevens opmerkzaam gemaakt, dat het patent, overeenkom-
E;‘g. art« 2 der wet van den 24 April 1843 (Staatsblad no. 16),
■nu aan hen mag worden afgegeven, dan nadat zy de helft
■un hunnen aanslag voor het dienstjaar hebben betaald, en
Eln?ers-c!inlidigde yan het voorafgaande jaar ten volle zal zijn
Kiii?czu*verd terwijl zij bovendien, wanneer zij in gebreke
■iJlT de Pat,‘nten te halen, telken reize, dat zij de ver-
■pnn e pa.tektcu» of afschriften van die aan debevoegdeAmb-
■•un oi11?/1?1 kQlinejl vertoonen, volgens art 21 g 1 dei Wet
|f vervallen in eene boete van f15.
EhiTrt dJt Hgwolge art, 29 g 2 der Wet op het personeel van 29
Eii» i 1 staatsblad no. 4) tot tegenschatters dezer gemeente
Korna 50enld TJeerd van der steele. Nolke Petrus Molenaar,
?’'8 de en Pieter van der Werf. Wordende den
Kon h enei}. voorts indachtig gemaakt op de wijzigingen, wélke
■Vai VriJstellingen van vrouwelyke dienstboden bij art. 5der
■on Hl Ün 9. ^Prd 1869 (Staatsblad no 59) hebben ondergaan, en
nn !>u‘ ?Jclke in dG twee eerste paragrafen van art. 27 der Wet
aurt 1833 (staat8bJad no. 4.) bij art. 7 derzelfde Wet van
Eilipit '11 gebracht, waaromtrent de uit te reiken beschrijvings-
ib dn k de noodige inlichtingen zullen bevatten, voorts: dat
■87(ii \vaarsch"iften- ingevolge art. 1 der Wet van 4 April
Iwn rblad no* f,°) een duplicaat van het aauslag-biljet,
■nop? tv tailng van vijl cent biJ deu Ontvanger verkrijgbaar is,
■uutl worden overgelegd
SNEEK. 15 April 1885,
“GEMEESTER en WETHOUDERS van S n e ek roepen by
Elie nnn ft man8Porsonen, binnen deze gemeen te woonachtig.
Enitsdi^?en A JanUAri hun 25e jaar waren ingetreden en
Elen S ad c geboren zijn in het jaar I860 om zich voor
■ter qJ.2u/’e.rllJken dienst te doen inschrijven, zullende daartoe
«cretarie dezer gemeente worden gevaceerd
'SYnn- Lvn i/iJAvDAvri*j
gens van 9tot 10 uur voor di<
n 11 b
I’s middags {o
I danie ,vyordt te”r kennis van
Eüll> sedert
■moet<tomen wonen, zich insgelijks op dien dag zullen
Bier Ur„,, ’“schrijven in het register, loopende over een
frou beho •°1 .tOt CU lnOt Wiuu:t“e ze volgens hun ouder-
lof'uh uS' ,ieder' hetzij hij al of niet vermeent tot de vrijgestelden
I dit vn° te bel'ooreii, tot deze inschrijving verplicht is;
l’lhicrr ’"Bezetenen worden gehouden alle Nederlanders,
bh n gewoon Verblijf houdende, alsmede alle vieexndelin-
'zich 1511 deze gemeente woonachtig, welke hun voornemen
Bcleg<l llet ttük *.e vestigen zullen hebben aan den dag
■het wórtór-, docr een uitdrukkelijke verklaring, hetzij door
l<ie honme‘!>h overbrengen van den zetel van hun vermogen of
I <!a’ zi’ 11 van hun bestaan
■houdeii Inr tin meer dau eolle gemeente hun gewoon verblijf
insch.’ zetel Vllu ll,u> vermogen hebben gevestigd, tot
!ng vcphcht zijn binnen die gemeente, alwaar eene
I dat a? schutterij aanwezig is
frpend OT,raSISte2'3 ter inschrijving tot den 1 Juni e k. zijn ge-
hebben d aat allen <lie bevonden worden zich' alsdan niet te
1'^11 donrT lnsc! rüven> volgens art. 9 der wet op de Sehutte-
■^scbrevnJI “et Gemfcentebestuur ambtshalve zullen worden in-
B'wwezM, door de“ Schuttersraad tot een geldboete worden
■^llea wLa rw.1-il zii bovendien zonder loting bij de Schutterij
■de verz'mla “.’"eelijfd, indien het zal blijken, dat er tijdens
■«ellinv m lnschrijving, geene redenen tot uitsluiting of vrij-
I fet éina ,3nnen aanzien bestonden
lst)reu h oeifih een ieder, die binnen deze gemeente niet ge-
■tc 'osrrl0ï,or(lt aaugeumau<i, zich tijdig van eenegeboorte-akte
■Wltsrcn e'-' zi°h alzoo van zijnen juisten ouderdom te ver-
Bhii ulzon ~.n ojudc de inschrijving naar behoore geschiede en
BWel 9 behaald116 U Vallen iu de straf b'J' het «““gehaalde
8XEEK d8n 21 April 1885.
«en a't11 alle“ d e geboren zijn in het jai
t„ „““"“t'erlüken dienst te doen iusehriji
öcCrPtnrii» y. _j.
DONDERDAG, ïf MEÏ1885
- --.ieviuiwyk 1, 2, 3, 4 en
n 11 o 6, 7, 8, 9 en 10,
1 J2 n n 11. 12, 13, 14 en 15.
12 1 n n 16, 17, 18. 19 en 20.
belanghebbenden gebracht
en, welke vroeger in andere gemeenten ingeschre-
dc inschrijving van het vorige jaar, binnen deze
1111 kmnAn wzAtmr, »tnh bw.rnl;:!.,,
Alzoo Wy in overweging genomen hebben de noodzake
lijkheid om, op het voetspoor onzer godsdienstige voorva
deren, die daarop steeds den hoogsten prijs stelden, de
pligtmatige viering van den dag des Heeren en andere da
gen den openbaren chris tel ij ken godsdienst toegewijd, door
eenparige en voor de geheele uitgestrektheid der Vereenig-
de Nederlanden algemeen werkende maatregelen te nemen
Dat op zondagen en op zoodanige godsdienstige feestda
gen als door de kerkgenootschappen van den christelyken
godsdienst dezer landen algemeen erkend en gevierd wor
den, niet alleen geene beroepsbezigheden zullen mogen ver-
rigt worden, welke den godsdienst zouden kunnen storen,
maar dat in het algemeen geene openbare arbeid zal plaats
hebben, dan ingeval van noodzakelijkheid, als wanneer de
plaatselijke regeering daartoe schriftelijke toestemming zal
geven.