illl> ffl liffilffiM till NOR DR CE WTE CK HEnRROKDISSHOT SHRK. X No. 57. VEER T I <4 S T K 1885. O- V U Hl ZAT I] R DA 18 J U LI. kilo. B 1 fl fl E fl 1, A fl I». U 1 T DE PERS. hot Of i.—. 1— 4 '.50, Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS, Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.franco per post f 1.25. Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco in te zenden. >0 38 -,00, voer erd: lam* n e« eren f60 ,5 i 185. ihiki kilo. -.00, jrifl' de u ■eetk tsch' i'lijw ff luik "’Ui P’.ii ’l'l van deze nadere toelichting Mag r ikem» Ij Ju Frik- Tot lid der Tweede Kamer is te Breda geko zen mr. J. v. d. Biesen, met 1747 van de 2024 stemmen. Mr. W. Boers had 221 at. ïa de Nieuwstad te Arnhem is Dinsdag een vijftienjarig meisje, naar men zegt, tengevolge van het overvloedig gebruik van kersen waar van zij ook de pitten inslikte, plotseling dood gebleven. ADVERT. ENUÈN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents voor eiken regel meer 7 ‘/i Cents. Bij abonnement is de prijs be. langrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bjj deu Uitgever. Reeds maakten wjj melding van het adres, door verschillende gemeentebesturen aan da Eerste Kamer gericht, het ver,zoek inhoudende het ontwerp-wet-Reekers op de zeevisscherijeu niet aan te nemen, daar de beslissing, door de Tweede Kamer genomen, rechtvaardig noch staatkundig wordt geacht. Dit adres is getee- kend door de gemeentebesturen van Harder wijk, Bunschoten, Huizen, Marken, Vollenhove, Kampen en El burg. kilo- keur 1,00, k H» H. ‘i» 03 Saïverda, „dat de heer F. mijn raad wenschte leeraren omgaat, heb ik tot dusver niet kunnen inzien.” Naar aanleiding schrijft het Vad. „Het doet ons genoegen, dat de heer 8. heeft gesproken, en de zaak dus, na ’t hoorin van beide partijen, rechtvaardiger kan worden be oordeeld. Aan do juiste bedoelingen van dr. Sal- verda vale zeker niet te twijfelen. Door zjjn advies aan den heer Fmeende hij én de be langen van dien heer én de bèlangea van middelbaar onderwijs het best te dienen, nu dat advies bloot als waarschuwing is te be schouwen, dan wel den indruk van een drei gement moest maken, is eigelijk niets anders dan een woordenstrijd. He t woord „dreigement” klinkt wat bar, maar het is toch wel zeker, dat een inspecteur, die een leeraar waarschuwt een zekere gedragslijn niet te volgen, dan ook zich verplicht zal rekenen, dien leeraar, zoolang hij wel die gedragslijn volgt, niet zal aanbevelen of voort te helpen, „En nog eensniet alleen wordt het recht van den heer 8. niet betwist om dus te han delen, maar zelfs geven wij toe dat de heer 8. slechts zijn plicht nakomt als hij dus zijn over tuiging opvolgt. Doch wel meeneu wij te moe ten betwisten, dat de overtuiging van den heer S., omtrent hetgeen het belang van het middel baar onderwijs vordert, de ware is. Wij achten het veeleer een veeg teeken, als men de belan gen van het onderwijs het best meent te dienen, door de vrijheid van spreken der leeraars aan banden te leggen. Het komt ous voor, dat dit niet de weg is om mannen van karakter en overtuiging te kweeken, waaraan het onderwijs behoefte heeft. Juist om de opvatting van den inspecteur, die op dit punt tegenwoordig de heerschende schijnt te zijn, komt dé behandeling der motie van den heer Fiowein ons hoogst nuttig voor, opdat ook van het gevoelen blijke van de leeraren, die zich hebben gewijd aan het middelbaar onderwijs en voor deu bloei daarvan zeker niet onverschillig zijn.” Hoe deze quaestie verder zal loopen moet men afwachten. Is ieder geval is het echter o. i. wenschelijk dat ’s hoeren Frowein’s ge voelen omtrent de sociaa l-demoaratische quaestie uit het debat verwijderd blijve. „Zijn optreden als profeet van een door velen niet gewilde rich ting,” gelijk dr. Saïverda het uitdrukt, heeft met de motie zelf niets te maken. 1°. de jagt zal worden geopend: j openvallen van voor hem geschikte plaatsen, op Maandsg den zeventienden Augustus e. k. voorloopig te vestigen te Amsterdam en daar zoover betreft de jagt- privaatlessen te zoeken, maar vooral daar het noodige te doen tot het verwerven van den doctoralen graad, een aangelegenheid, die, blijk baar ook tengevolge van veelvuldige bemoeiin gen buiten de studie en het onderwijs, bij hem op den achtergrond was geraakt. „Op de vraag van den heer F., hoe ik dacht over zijn kansen van slagen bij het zoeken eener nieuwe betrekking als leeraar, gaf ik o. a. te kennen, dat de door hem voorgenomen bespre king der bekende motie mij voorkwam, met de door hem aan te wenden pogingen minder ge lukkig samen te vallen. Ik verheelde niet, dat het ophalen van de onderwerpen, waarom het bij die motie eigenlijk is te doen de quaestie- Büchler en nog een paar soortgelijke zaken in een vergadering der vereeniging van leeraren mij zeer weinig gewenscht voorkomt, omdat maar al te licht indrukken naar buiten worden gegeven, die ik in strijd acht met het welbe grepen belang van het middelbaar onderwjjs en waartegen het te verkrijgen practisch resultaat m. i. geenszins kan opwegen. Terwijlik zeide, dat ik mjj op dien grond voor het ouderwijs er in zou verheugen, indien van de behandeling der motie werd afgezien, voegde.ik daar ronduit bij, dat de heer F m. i. voor zichzelven ver standiger zou handelen, door in de voor hem gegeven omstandigheden liever niet als agitator op te treden. „Ik zeide hem verder, dat een afzien van de behandeling van het gewraakte onderwerp in een tijd, waarin m. i alles, wat ten opzichte van ons middelbaar onderwijs aanstoot geven kan, zooveel mogelijk behoort te worden ver meden, door mij zou worden beschouwd als een bewijs van bezadigdheid, - een eigenschap, die ik in den leeraar hoogeljjk waardeer en dat ik daarin dacht niet alleen te staan. Bij her haling heb ik naast een en ander doen uitkomen, dat ik den heer F., op diens verzoek om raad niet wenschte te verzwijgen, dat, naar ik vreesde, zijn optreden als profeet eener door zeer velen met gewilde richting hem persoonlijk blootstelde aan onaangename ervaringen maar dat er bij mij zelfs geen gedachte kon bestaan ook maar de geringste inbreuk te maken op zijn vrijheid van handelen.” De heer Saïverda voegt aan deze mededee- lingen nog het volgende toe „Het gebruik, dat de heer Frowein heeft gemeend te mogen maken van een welwillend en gelijk toch immers van zelf spreekt min of meer vertrouwelijk onderhoud, wensch ik voer zijn rekening te laten. Maar ik onttrek mij niet aan de verantwoordelijkheid, ook voor hetgeen in een particulier onderhoud door mij is gezegd. „Daarentegen meen ik recht te hebben te ver- j langen, dat geen voorstelling van het gebeurde zou worden gegeven, zóó, als de heer F. dit in zijn door hem openbaar gemaakten brief aan mij heeft gedaan. En dat ik hem „niet onduidelijk zou hebben te kennen gegeven, dat hij bij niet- intrekking zijner motie zich geen illusies moest maken omtrent een rentree bij het M. O.” dat ik hem, met andere woorden (want daar komt het op neer) zou hebben gedreigd met ge volgen, afhankelijk van mijnen wil, dit moet ik verklaren voor ten eenenmale onjuist. „Ik heb willen waarschuwen voor mogeijjkena- deelige gevolgen, in omstandigheden, waarvan ik meende, dat deze nog zwaarder zouden treffen dan anders. En dit dacht ik stond mij niet alleen vrij, maar ik achtte ’t zelfs een plicht. „Dat het „karakterbedervend” zou werken Gelijk zich liet verwachten heeft de inspec- teur van ’t middelbaar onderwijs, prof Saïverda, j niet gezwegen op den brief, welken de heer j Frowein aan hem heeft gericht. In het School- j blad heeft hij mededeeliug gedaan van hetgeen j geschied is. Het blijkt, dat het onderhoud, waarvan de heer Frowein melding maakt, plaats had ingevolge het verzoek van den laatste om den inspecteur te spreken „naar aanleiding der omstandigheden, te voorschijn geroepen door de opheffing der middelbare school voor meisjes” iu Goes. „In de meening verkeerende,” schrijft de heer omtrent den weg dien hij had in te slaan, ten einde zoo spoedig mogeiijk uit de ongelegenheid j te geraken, waarin de opheffing zijner positie i i hem had gebraoht, en wenschende hem daarbij I van dienst te zijn, zeide ik hem ongeveer het .1 volgende: n „Ik ried hem, zich in afwachting van het indien eon inspecteur op deze wijze met zijn Naar men verneemt, schrijft het Haagsche VERGADERING. an den Gemeenteraad van Sneeki op Zaterdag 18 Juli 1885, ’s namid. 6 uur. Punten van behandeling: 1. Resumtie der Notulen, 2. Mededeeling van ingekomen stukken enz. 3. Goedkeuring der rekening van de dd. Schutterij, dienst 1884. 4. Alsvoren van het Buma-leen, over 1884/85. 5. Benoeming van een Directeur van het itads Werkhuis. 6. Alsvoren van een hoofdonderwijzer her- lalingsschool. 7. Behandeling van een adres van het Be duur der afdeeling Sneek, der Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid. 8. Voorstel tot het aanbrengen van een ver warmingstoestel iu de openbare schooi no. 4. 9. Aanbieding der gemeente-xekening, dienst 1884. 10. Behandeling van reclames tegen den Hoofdelijken Omslag, dienst 1885. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente Sneek maken bekend, dat de JAARMARKT of KERMIS op welke geene bedelaars, rijfelaars, hazardspe- >ers of loterijen met kaartjes om koek, glas- en aardewerk of’ andere voorwerpen, zullen worden toegelaten, alhier zal ingaan op Dinsdag den 11 Augustus 1885, des morgens acht uur, en ein digen op Vrijdag den 21 Augustus daaraanvol gende, des morgens acht uur, en dat vóór den -Dn dier maand alle kramen, disschen, tenten BDi!- zullen moeten zijn afgebroken en wegge ruimd. lévens wordt hierbij herinnerd aan art. 15 yau de algemeene Politie-verordening, waarbij 18 bepaalddat niemand eene tent, kraam, tafel iets dergelijks, op den voor den openbaren (henst bestemden grond mag opslaan, dan over- Afkomstig de aanwijzing van den Marktmeester na voldoening van het marktgeld. Sneek den 14 Juli 1885. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. van DRIESSEN. De Secretaris, j. W. BENN EWITZ. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van oiterl: herinneren, naar aanleiding van art. 18 ns'1"et v?n 4 December 1872 (Staatsblad no. den ingezetenen «at steeds aan degenen, welke zich daarvoor ?aii®elden ter Secretarie der gemeente, gelegen- j/y gegeven tot kostclooze inenting en Sneek den 14 Juli 1885. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. van DRIESSEN, De Secretaris, J. W. BENNEWITZ. BEK E-NDMAKING. po BURGEMEESTER der gemeente Snrek^ rengt ter kennis van de ingezetenen, de vol- S^Kte kennisgeving. Uo COMMISSARIS des KONINGS in do P'uvmcie Friesland, (Ri et op art> H der wet van 13 Juni 1857 'S^atsblad no. 87) r0ngt ter kennis van de belanghebbenden t6> r ll!Sevolge besluit van Gedeputeerde Sta- Ie' Provaacle» van den 9 Julij 1885 no.34 openvallen hem geschikte plaatsen, met zonsopgang, voor zoover betreft de jagt- privaatlessen te zoeken, maar vooral daar het bedrijven van a. het bij letter d van art. 15 en bij art. 17 der genoemde wet bedoeld schieten van water wild, als eenden, duikers, waterhoenders, watersnippen, schrieken, kemphanen, strandloopers, wulpen en plevieren, op alle wateren en hunne oevers, alsmede langs de kusteu, moerassen, petten, plassen, grachten en slooteu b. het vangen van eendvogels in een eenden kooi of daarmede gelijkstaand toestel op Zaturdag den zesentwintigsten September e. k. met zonsopgang, voor zoover betreft de volgen de bij letters a. b, o en g van art. 15 der ge melde wet bedoelde jagtbedrijven a. met valken of havikkén, mits zonder hon den; b. met windhonden (lange jagt), mits zonder schietgeweer en met niet meer dan vijf honden; c. met geweer en met of’ zonder staande honden of brakken, met uitzondering van het schieten van faizanten, dat niet vóór Woensdag den 14 October zal zijn geoorloofd g. het vangen van houtsnippen met laat-, war- of valflouwen op Maandag den negentienden October o. k., met zonsopgang, voor zoover betreft het jagtbe- drijf van het vangen van waterwild met slag netten 2o. a. het jagtbedrijf met windhonden (lan ge jagt), bedoeld bij art. 156 der wet, slechts twee dagen der week, en wel op Woensdag en Zaturdag, zal mogen wordeu uitgeoefend b. het jagtbedrijf mot geweer met of zonder honden, genoemd bij art 15c der wet, en dat vau het schieten van waterwild, bedoeld bij art. 15ii der wet, na den zesentwintigsten September e. k.slechts drie dagen der week, en wel op Maandag, Woensdag en Zaturdag, zullen mogen worden uitgeoefend, met deze uitzondering even wel, dat dit van Dingsdag den twintigsten Octo ber tot en met Dingsdag den tienden November dagelijks zal mogen gesenieden. En zal deze op de gebruikelijke wjjze worden afgekondigd en aangepiakt. Leeuwarden, den 10 Julij 1885. De Commissaris des Konings voornoemd,, (get) Van HARINXMA thob SLOOTEN. Sneek, den 16 Juli 1885. De Burgemeester der gemeente Sneek, J. van DRIESSEN. OEEKER COURANT 'eed® Hen. - Jan ardui 11L- :r, t« Bak- Groot them. «me ta, t» eer i-o I O ia en :O vd. te d« - ffn- t

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1885 | | pagina 1