SMS-BlMKIWI! BUB FOOR Di
No. 100.
V E E R T I
.J
1885.
1 8 T E
W O KAS D A G
I 13 <D I£ AT Ï3 JK IT,
1G
i
I
i
Deze C0UIIAN1 verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.franco per post f 1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave ol redactie betreffende, franco
in te zenden.
Een nieuw kiesstelsel wordt weder aanbevolen
^or prof. Cort van der Linden in de Amst
p wenscht de kennis, welke door het gewoon
Eger onderwijs wordt verkregen, tot maatstaf
der kiesbevoegdheid te maken.
„Laat, zegt hij, ieder Nederlander, meerder-
Iar% in het volle genot zijner burgerlijke en
en geen ondersteuning geniet uit openbare kas
sen, kiezer zijn. Alle willekeur zal men door
dezen maatregel ongetwijfeld niet uitsluiten. Er
zullen enkelen het kiesrecht verkrijgen, die het
niet verlangen en die het zullen misbruiken tot
eigen voordeel. Er zullen anderen zijn, die van
het kiesrecht worden verstoken, die er evenveel
aanspraak op hebben als zij die kiezer worden.
Maar wel verre dat dit gebrek met den tijd zal
toenemen, zal het juist met den tijd verminde
ren. Hoe meer het lager onderwijs, wat het
behoort te zijn, gemeen goed wordt, hoe meer
het kiesrecht algemeen zal worden. Naarmate
het peil van ontwikkeling bij de natie stijgt,
naar diezelfde mate wordt ook uitgezet de kring
van kiesbevoegdheid. Daarbij is in dit stelsel
geen sprake van kiezersteelt, geen willekeurige
taxatie en geen afhankelijkheid van het kies
recht van de gunst der fortuin. De willekeur
is beperkt, uit den aard der zaak tijdelijk en
van zelf verminderend. Het kiesrecht wordt
verleend aan het grootste deel van hen die er
ernstig aanspraak op maken, en de grond die
anderen uitsluit, is een grond die alle klassen
der maatschappij kunnen eerbiedigen, omdat voor
allen de weg openstaat, welke tot het politieke
recht leidt.”
Z. M. de Koning heeft benoemd totrijksont-
vanger te Vlissingen den heer M. P. Troelstra,
thans te JoUre.
Benoemd tot president der Rechtbank te Hee-
renveea de heer mr. J, Koning, thans rechter.
Tot procureur-generaal bij het gerechtshof te
de hand gedaan door den Kapitein Koch van
de dienstdoende schutterij te Rotterdam, zegt
hij toch eenige regels lager„Wij zouden ons
inderdaad verheugen, zoo de schutterij geheel
kon worden afgeschaft, omdat zij onder do te
genwoordige wet een kostbare, een onnutte in
stelling is, en bij een eenigszins practische wij
ziging der wet de schutterplicht te zwaar zou
worden, terwijl de vraag gerechtigd blijft Be
staat de mogelijkheid om van particulieren, die
slechts enkele uren per week onder de wapens
komen, soldaten te maken
Welnu, welke andere conclusiën zou iemand,
dat geschreven hebbende, mogen trekken dan
„Men heffe.on ver wij ld die kostbare, onbruikbare,
nuttelooze en onhervormbare instelling open
zoo de Vertegenwoordigers des volks niet wil
len, dan kieze men andere mannen die wèl willen.”
In hetzelfde artikel wordt vervolgens uitge
weid over de meest wenschelijke inrichting der
landsverdediging. We zullen thans niet in het
breede daarover spreken, en ons bepalen tot de
vermelding, dat schr. voorstander is van alge-
meenen dienstplicht.
Met de zaak, indien zij in nationalen zin wordt
opgevat, verklaren wij ons ingenomentegen
den naam hebben we bezwaar. De burger, die
op bij de Wet bepaalden leeftijd zich aan zekere
veranderingen in zijn gewoonten en werkzaam
heden onderwerpt, ten einde geoefend te worden
in den wapenhandel, en geschikt gemaakt om,
zoo de uood het vereischt, den vaderlandschen
bodem te helpen verdedigen, is niet in dienst
des landsen worden dan niettemin diensten
van hem gevorderd, die zich niet aansluiten bij
de vereischten van dien leertijd, dan begaat men
jegens hem een onrecht. Men geve ons alge-
meene oefenplicht, zonder vrijstelling van wien
ook en om welke reden ook, en ons volk zal
weerbaar zijn. Een lange werkelijke-diensttijd”
is daarbij overbodig, als men nagaat wat onze
milliciëns uitvoeren in die maanden, nadat zij
de noodige oefeningen hebben voltooid.
Aau dien langen „diensttijd” schijnt de Schr.
in „Het Nieuws” nogal te hechten,en in verband
daarmede zegt hij ook ergens: „De Staat zal
zich voor de landsverdediging meer kosten ge
troosten.”
We bedanken beleefdelijk voor .dat gedeelte
van het advies. Omtrent de kosten kan meii
gerust zeggen’t Is nu waarlijk mooi genoeg 1
Een volk moet niet slechts onafhankelijk zijn
en weerbaar, het moet ook kunnen leven,
en met de militaire uitgaven is de grens der draag
kracht bereikt. Wanneer de Regeeriug geen
kans ziet, voor de vele millioenen, die jaar in
jaar uit in het Danaïdenvat der defensie worden
geworpen, een toestand in het leven te roepen,
die ons weerstandsvermogen behoorlijk waar
borgt, dan zouden we haar het pad willen zien
inslaan, dat we voor de schutterij wenschen.
Het is niet waar, wat zoo vaak wordt be
weerd, dat degenen die tegen de énorme leger-
uitgaven in verzet komen, Jan Saliebroers zijn,
in wier mond het „we kunnen ons toch niet
verdedigen,” als bestorven ligt. Wel degelijk
kunnen en zullen we dat, maar we eischen
daarvoor een organisatie, die de militaire krach
ten des volks tot haar recht doet komen zonder
haar économische krachten uit te putten.
door de regeering ondernomen taak hechten.
De rechterzijde wil niet, de linkerzijde kan niet;
de eerste begrijpt zeer goed, dat zij haar eischen
nu moet trachten door te drijven, nu de om
standigheden haar het onzedelijk wapen in han
den gaven, dat ook de aanhangers van Parnell
in het Britsch Parlement zwaaien, namelijk be
lemmering van den wetgevendcn arbeid; de
laatste is genoegzaam overtuigd dat hetgeen van
haar wordt geëischt eenvoudig zelfmoord zou
zijn. De herziening kan alleen tot stand komen,
indien zij beperkt wordt tot die hoofdstukken,
waaromtrent tusichen de beide partijen overeen
stemming kan worden verkregen, en van het
streven naar die rationeele oplossing is nog wei
nig te zien.
Zooals men weet, wordt in het concept-Grond-
wet het woord schutterij niet genoemd, in de
Memorie van Toelichting haar voortbestaan als
volmaakt overbodig voorgesteld, althans uit het
oogpunt der landsverdediging beschouwd. Werd
dus het achtste Hoofdstuk onzer Constitutie in
den door de Regeering gewenschten zin her
zien, dan zouden we daarna, als er tijden wet
gevend vermogen voor beschikbaar komt, een
nieuwe regeling van ons defensiewezen krijgen,
en eindelyk, als dat alles zijn beslag had,
dan zou een plechtig „Bajonet af ingerukt
marsch de schutterij voor goed van haar on
dankbare taak ontheffen.
Ja, zoo gaat het uu eenmaal in Coustitutio-
neele landen.
Ware het gezond verstand de. eenige wetge
ver, de zaak ware hoogst eenvoudig. Een wet
van één artikelDoor afkondiging dezer wet
is de wet van 11 April 1827 afgeschaft. Onze
Minister van Binnenlandsche zaken is met de
uitvoering belast,” ware spoedig ter aanbieding
gereed te maken. Misschien zou de éénige op
merking, die in de afdeelingen der Tweede
Kamer werd gehoord, het is bekend dat men
daar nooit iets meer zegt dan het scrikt noodza
kelijke, deze zijn „Wat moet, bij opheffing
der schutterij, in haar plaats komen voor de
landsverdediging En de Regeering zou in
haarantwooid op het „Voorloopig verslag” schrij-
Onder den titel „Het lot der Schutterijen’'
met bijvoeging van „bij de aanstaande Grond
wetsherziening”, bevat het Nieuws van den Dag
van 7 December een artikel, dat de Ensched.
Ct. enkele opmerkingen in de pen geeft. Het
onderwerp boezemt haar belangstelling in.
Wel is die belangstelling van eenigszins bij
zonderen en ongewonen aard, zegt zij, aan
gezien zij slechts bevredigd zou kunnen wórden
door de totale verdwijning van de instelling
waaraanAij is gewijdmaar zij is er niet min
der levendig om.
Wanneer schrgver van bedoeld artikel spreekt
van de „aanstaande Grondwetsherziening” dan
hopen we voor hem, dat hg achter het bij voe
gelijk naamwoord in zjjn gedachten een vraag-
teeken zal hebben geplaatst. Wij voor ons, we
behooren niet tot degenen, die het denkbeeld menten van het leger te bestemmen voor de
van waarschijnlijkheid aan de uitvoering van de i opleiding der schutterij, een denkbeeld, aan 1
De Maasbode is, in tegenstelling met vele
andere organen, van oordeel, dat het doode punt,
waarop de Kamer, thans staat, nog zoo akelig
niet is. Het is een blijk van krachtigen voor
uitgang bij de rechterzijde der Kamer het is
een voorteeken eener betere toekomst. „Dat
doode punt bevalt ons zoozeer, dal wij, hoezeer
erkennende dat wij het eenmaal verlaten moeten,
om nog hooger op te gaan, hiervoor zekeren
schroom koesteren omdat wij, het verlatende,
niet zeker zijn van inderdaad in goede richting
voort te zullen schrijden.’’
Voor de katholieken ligt het geheim van hun
vooru taang in het behalen van kleine voordeelen.
„Wij m eten altijd de oogeu geopend houden,
alti,d rondzien en nemen waar iets te nemen
valt. Laat een ander schitteren, wij hebben
den. tijd, en het geloof leert ons geduld hebben.
Die gelooven haaston niet, zegt men wel eens.
Als wij het kleine niet versmaden, dat binnen
ons bereik ligt, zal God ons door anderen het
groote schenken, dat wij zelf niet verkrijgen
kunnen. Door de liberalen heeft hij ons het
herstel der hiërarchie laten gevenals alle tee-
kenen niet bedriegen, zal hij door de orthodoxen
ons de vrije school doen verwerven. Wie met
ons gelooft, dat God de gebeurtenissen leidt,
zal dan ook op het doode punt rust vinden en
kalm blijven.”
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek, maken bekend
dat het recht tan aanplakken van bekendma
kingen enz. op de aanplakborden en muurvlakten
voor aanplakken bestemd, toebehoorende aan de
gemeente, voor het jaar 1886 in pacht is o/ge
Daan aan DOOITSE VOLBEDA alhier.
Zij verzoeken mitsdien belanghebbenden, die
van bovenbedoelde gelegenheden tot aanplakking
wenschen gebruik te maken, zich tet genoemden
pachter te wenden.
Sneek den 15 December 1885.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA
De Secretaris,
J. W. BENNEWITZ.
ADVEB1BNHÊN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents
voor eiken regel meer 71', Cents. Bij abonnement is de prijs be’
langrijk lager. Voor waarden daaromtrent te vernemen bjj den
Uitgever.
UIT DE PERS.
BEKENDMAKING. burgerschapsrechten, welke het bewijs overlegt
BURGEMEESTER en WETHOUDERS vau de GemeenteSneek. dat hij gCWOOH lager Onderwijs heeft genoten.
Gelet op art. 19 der Wet op de Nationale Militie van 19 Au-
ven „Aangezien algemeen wordt erkend, dat
de defensieve waaide van de schutterij uiterst
gering is, schijnt het de regeering niet bepaald
noodzakelgk toe, met haar afschaffing te wach
ten tot na de definitieve regeling der levende
strijdkrachten, Zij acht het niet verantwoord,
de gemeenten en den ingezetenen langer de
uitgaven eu den overlast voor volmaakt nutte
loos dienstbetoon op te leggen.” En binnen het
jaar, vrieudeu, waren we er af, en kou het
woord „schutterij” bijgezet worden iu het taal
kundig archief, waaruit een paar eeuwen later
de dau aan ’t werk zgnde redacteurs van het
Woordenboek hun bouwstoffen zullen putten.
Maar we leven ouder het parlementair régi
me, en dan gaan de diugeu niet zoo geinakke-
Igk. Heel kalm moeten we het aanzien, dat
een instelling, welke niemand in zijn bescher
ming zou durven nemen, blijft bestendigd: ja
zelfs kunnen we er niets tegen doen, nu de
Regeering, zonder eenige noodzakelijkheid, en
zonder eenigszins overtuigd te zijn van het nut,
een kostbare reorganisatie van hetzelfde onding
voorschrijft, en dien maatregel verdedigt met
een beroep op de wet
De schrijver in „Het Nieuws” hinkt een wei
nig op twee gedachten, zooals wel meer gebeurt
als men zich niet rondweg wil verklaren vóór 1
verwijdering van wat niet deugt of in den weg i
staat. Terwijl hij goedkeuring hecht aan den
inval van den Minister om reizende detache-
de uitvoering van de i opleiding der schutterij, een denkbeeld,
OEEKER OI RAVT
1
ti !ii i s 11: is m snii <n wssniL’d sum.
I
BI S £NL A N Di.
1
TAi&tus IStil (Staatsblad no. 72) en op de wel van 1 Mei 1863
(Staatsblad no. 44).
Brengen door deze ter kennis der ingezetenen dat by hoofd-
S dier handelende over de inschrijving voor de
militie, onder anderen voorkomt het navolgende:
Art. 15. Jaarlijks worden voor de Militie ingeschreven alle
wannelijke ingezetenen, die op den laten Januari van het jaar
hun 19de jaar waren ingetreden.
Voor ingezeten wordt gehouden
-1, wiens vader, of, is deze overleden, wien* moeder, o£
zyn beide overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de wet
van den 28sten Juli 1850 (Staatsblad no. 44)
.kij» die, geen ouders of voogd hebbende, gedurende de
laatste, aan het In de eerste zinsnede van dit artikel vermelde
tijdstip voorafgaande, achttien maanden in Nederland verblijf
hieldJ
van wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al
houtH voogd geen in»ezeten, mits hij binnen het rijk verblijf
V oor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling, behoo-
rende tot eenen Staat, waar de Nederlander niet aan den ver*
plichten krijgsdienst is onderworpen of waar ten aanzien der
dienstplichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is aange-
Art. 16. De inschrijving geschiedt:
L van ee? onSehuwde in de gemeente, waar de vader, of,
is deze overleden, de moeder, of, zyn beiden overleden, de
voogd woont;
2. van oen gehuwde en vau een weduwnaar in do gemeente
vaar hy woont;
3. van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft of door
•dv-zen is achtergelaten, ol wiens voogd buiten ’s lands geves
tigd is, in de gemeente waar hij woont
i van den buiten ’s lands wollenden zoon van een Neder
lander, die ter zake van ’«lands dienst in een vreemd land
wcont, in de gemeente waar zijn vader of voogd het laatst in
b-ederland gewoond heeft.
17. Voor de militie wordt niet ingeschreven
1. de in een vreemd Ryk achtergebleven zoon van een in*
gebeten, die geen Nederlander is
2. de iu een vreemd Rijk verblijf houdende ouderloozo zoon
van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten.
3. de zoon van dtn Nederlander, die ter zake van lands
dienst in Rijks overzeesche bezittingen of koloniën woont.
Art. 18. Elk, die volgens art. 15 behoort te worden ingeschre
ven is verplicht zich daartoe by Burgemeester en Wethouders
'“an te geven tusschen den Isten en 31sten Januari.
Bij oiigésteldheid. afwezigheid of ontstentenis is zijn vader,
•oi, is deze overleden, zijne moeder, of, zijn beiden overleden,
■Zijn voogd tot het doen van die aangifte verplicht.
i 2/°' die eerst na het intreden van zijn 19de jaar,
doch vóór het volbrengen van zijn 20ste ingezeten wordt, is
Verplicht, zkh, zoodra dit plaats heelt, ter inschrijving aan te
■geven bij Buigeineester en Wethouders der Gemeente, waar de
inschrijving, volgens art. 16, moet geschieden.
art 18geidö11 de der 2de en 3de zinsnede van
Zyne inschrijving geschiedt in het register van het jaar.
Waartoe hij voigens zijn leeftijd behoort.
Naar aanleiding van bovenstaande bepalingen maken Bur
gemeester en- Wethouders verder bekend, dat op Woens dag
«ivo Gen Januari 1886 ten Gemeentehuize alhier ecue byzoudere
zitting zal worden gehouden tot inschrijving der mannelijke
ingezetenen, die op den Isten Januari 1886 hun 19de jaar zijn
mgetredeu, en die alzoo geboren zyn in 1867, en wel voor
Wijk 1, t2, 3 en 4 ’svoormiddags 9 uur.
w 5, 6, 7 en 8 10
9, 10, 11 en 12 n 11 n
13, 14, 15 eu 16 ’s middags 12 -
17, 18, 19 en 20 ’s namiddags 1
terwijl overigens de inschry ving ter Secretarie dezer gemeente
*an geschieden van ’smirgens 9 tot ’s namiddags 1 uur.
oneek den Hen December 1885.
Burgemeester eu Wethouders voornoemd,
ALMA.
De Heeretaris,
J. W. BENNEWITZ