SlfflïS- El IDfflEfflHllB TOOR BE np 1) s. No. 24. E E N-E N-V EERTIGSTE J 1886. R G A N 24 MAART. Dedem betoogde, dat 00 n- t. or- ek- IN, e in Naar de Arnh. Ct. kaa mededeelen, zijn de uniformen der telegrambestellers naar de ver schillende Rijkstelegraaf kantoren onderweg. Deze COURANT. verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden ƒ1.franco per post ƒ1.25. Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco in te zenden. sch ;R- en nd- ee- 00" ke en er- jde ?e- ke 3n. de 3H- van bezadigdheid vormen waarover Onder het opschrift da H- ld. er- :st, bt. m. en ADVERT ENTTEN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents voor eiken regel meer 7’/ï Cents. Bij abonnement is de prijs be« lang rijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den Uitgever. Namens het Centraal-Comité van anti-revolu- tionaire kiesverenigingen is aan de hh. Van Diggelen en Smeenge, tusschen wie in het hoofdkiesdistrict Assen moet worden herstemd, het volgend schrijven gezonden „Bij voorkomende herstemming tusschen twee tegencandidaten pleegt de anti-revolutionaire partg zich door haar Centraal-Comité te verge wissen of er tusschen de beleden overtuiging van beide candidaten op staatkundig gebied wel licht nog zoodanig verschil mocht bestaan, dat het raadzaam voor haar kon zijn bij de herstem ming van haar voorkeur te doen blijken. „Mag het Centraal-Comité zich ook ditmaal van dien plicht kwijten en zich beleefdelijk tot u wenden met de vraag of er bij u geen over wegende bezwaren bestaan, om ons de voor zulk een keuze noodige inlichtingen te verstrekken. „Gelijk ook bij u bekend mag worden onder steld, zijn de politieke aangelegenheden, die voorbands aan de anti-revolutionaire partij de meeste belangstelling inboezemen, die, rakende het kiesrecht en het onderwijs. „Aangenaam zou het ons deswege zijn, indien het comité eenigszins nader omtrent uwe poli tieke gevoelens over deze twee aangelegenheden van staatsbeleid mocht worden ingelicht, ten einde, na kennisneming hiervan, zoo te han delen, als het belang van het vaderland, gelijk is met de grondwet kan natuurlijk bij gewone wet worden voorgeschreven. Gaat men echter in de grondwet opnemen wat kan, dan zou zij tot een wetboek moeten uitdijen, waarvan de omvang niet te berekenen is. Het oordeel van het Hand, strookt hier vrij baat u, als de gewone wetgever u tegen is, minder dan niets. Zelfs het „billijke” schoolgeld van met-min- vermogenden is een spijker, waaraan elke bo vendrijvende partij haar eigen rok kan ophan gen. Dat kan iets beduiden, maar het kan ook illusoir worden gemaakt. Feitelijk wint men dan niets. Toch kan het zijn goede zijde hebben, dat de rechterzijde ditmaal zoo bijster laag mijnde. Het afslaan van zulk een bod zal ook het prestige der liberalisten den laatsten slag toe brengen. Mits, en dit worde niet uit het oog verloren, mits men maar wèl'versta, dat het gedane bod geen dag langer dan de nu aan de orde zijnde herziening geldt. Uit een onzer noordelijkste visschersplaatsen schrijft men aan het Dagblad, dat men daar nog steeds de meest gegronde reden tot klagen heeft over de wederrechtelijke benadeeling, wel ke men er van de Engelsche visscherslieden on dervindt. Het toezicht is niet voldoende. Vooral over de wijze waarop de gaffelschoener Argus haar taak volbrengt, is men niet voldaan. Op éen punt, een zeer voornaam, wordt de conventie door de vreemde visschers voortdurend geschondenhet is hun verboden te visschen in het territoir, zich uitstrekkende 10 Eng. mijlen buiten de kust dat is gereserveerd voor de kust- visschers van het betrokken land. De Engelsche visschers komen echter vlak onder den wal en loopen van daar met hun snelzeilende kotters naar de diepte. Men koestert onzerzijds den alleszins billijken wensch, het territoir vrij te houden. Als dit gebeurde, zou onze kustvisscherij weder een rijke bron van_b_estaail-WQc/teu. ’g'iï.R Z1J “L’N’i,,loten en dan zijn onze lïollahdsé’he visschers ook niet altoos lammeren. wel mede. Ook dit blad acht het verkeerd het toezicht op bekwaamheid en zedelijkheid bij het middelbaar onderwijs te doen vervallen en het is eveneens van oordeel, dat beperkingen, als in de 5e en 6e alinea van het amendement voorkomen, niet in de Grondwet behooren. Over de 6e alinea het openen der moge lijkheid om aan bijzondere scholen, niet toe gankelijk voor kinderen van alle gezindten, subsidie toe te kennen, een bepaling die als de kern van het voorstel is aan te nemen zegt ’t Hand. Tt volgende „Tegen het denkbeeld zelf hebben wij geen bezwaar, mits het niet zoo algemeen worde geformuleerd als het amendement doet. Im mers subsidien mogen alleen worden verleend voor bijzondere scholen, die ingericht zijn vol gens de voorwaarden, door de wet te bepalen, en o. a. wat lokalen en onderwijskrachten be treft, geheel beantwoorden aan de eischen, die de wet voor de openbare zal stellen. Alleen zulke scholen geven waarborg voor behoorlijk onderwijs en kunnen daarom aanspraak op gel- delijken steun doen gelden. Maar in de Grond wet behoort zulk een bepaling niet thuis. Daar moeten den gewonen wetgever enkel regelen worden gesteld, waarvan hij niet mag afwyken, maar geen bevoegdheden in zoo algemeene ter men worden verleend, dat men of er een recht op subsidie uit zou kunnen afleiden, dat niet bedoeld is, óf een niets zeggende bepaling, welke dan overbodig is.” De slotsom van het blad over het amendement der rechterzijde is deze. „Het is vrij gematigd, want het ontheft althans niet uitdrukkelijk het bijzonder onderwijs van het toezicht der over heid en het eischt geen subsidie. Maar het geeft niet hetgeen men in de grondwet over het on derwijs behoort aan te treffenhet regelt te veel en op onvoldoende, niet altijd duidelijke wijze. Daarom is het voor de liberalen, naar onze overtuiging, zonder belangrijke bekorting en wijziging onaannemelijk. Weldra hopen wij ook een amendement van liberale zijde te kunnen vermelden. Tot dusver heeft dit zich laten wachten ,.en zulks is in overeenstemming met de houding:, dnnr ki.„ rale partij in de Tweede Kamer aangenomen, om eerst de rechterzijde te laten uitkomen met een tormuleering barer wensclien. Nu dit is geschied en de rechterzijde minder heeft „over- vraagd” dan men verwacht had, nu derhalve de mogelijkheid van vruchtbaar overleg niet is afge sneden, worde ook door de liberale partij een lezing voorgedragen, die, naast den waar borg voorgoed onderwijsallerwege, de inrichting daarvan en de verdeeling tusschen openbare en bijzondere scholen aan den gewonen wetgever overlaat. De ingediende adressen tegen „onver anderd behoud” geven daartoe gereede aan leiding.” „Het artikel der rech terzijde” schrijft de Standaard: Matiger, bezadiger, bescheidener voorslag op het hoofdpunt van den politieken strijd is er wel nooit door een machtige oppositie gedaan, dan thans door de rechterzijde in zake Art. 194. Buiten de boeking van het rechtsbeginsel wordt er bijna niet meè gewonnen. Alleen wordt bet middelbaar onderwijs aan de Acte- drijverij onttrokken. Maar dat is dan ook al. Dat ieege scholen niet in stand behoeven ge houden te worden, is reeds lang van alle zijden toegegeven. Dit is geen twistpunt meer. En dat subsidie voor bijzonder onderwijs kan gegeven worden, drukt zelfs het rechtsbeginsel in den o. i. minst gewenschteu vorm uiten In de vorige week hield de „Unie” te Am sterdam, welke onlangs de houding van den minister Heemskerk tegenover den heer Croll scherp af keurde, een vergadering ter behande ling van een motie, waarin werd verklaard dat de yereeniging geenszins de sociaal-democratische beginselen huldigde. Sommigen meenden nl. dat het vorig besluit tot die opvatting kon leiden. Na lang debat is de motie afgestemd met één stem meerderheid, waarna een andere motie is aangenomen van dezen inhoud„De vergade ring verklaart dat de aanneming der motie-Groll geen adhaesie van de sociaal-democratie in zich sluit, en noodigt het bestuur uit voorstellen te doen, zoodat uit het program der Unie duidelijk blijkt dat zij de sociaal-democratische beginselen niet huldigt.” Daar echter na afloop der vergadering bleek dat over de eerste motie is meêgestemd door twee personen, niet-leden der vereeniging, en het eerste besluit met éen stem meerderheid is genomen, is dat besluit onwettig. Er zal nu nader een vergadering worden ge houden. Verschillende bestuursleden hebben bedankt. TWEEDE KAMER. Bij de yoortgezette behandeling der Indische tarieven, in de zitting van gisteren, Maandag, I betoogde de heer Bahlman, dat ons recht tot heffing van differentieels rechten bij het tractaat van 1824 uitdrukkelijk is erkend en de afschaf fing slechts een concessie was aan den vreemde ten nadeele onzer industrie. De heer De Bruijn Kops achtte de tariefver- hooging strijdig met ons vrijgevig standpunt, in 1872 aangenomen, en ontkende dat de afschaf fing van differentieele rechten schadelijk was voor de industrie. De heer A. van Dedem, ofschoon voor be scherming, wilde de industrie de differentieele rechten niet opdringen. De heer W. K. van Dedem betoogde, dat het differentieel recht uitsluitend komt ten laste van den verbruiker en wees op de beweging in Twenthe tegen den maatregel De minister van koloniën schreef den aandrang naar bescherming toe aan de algemeene malaise in den handel, die echter geen uitvloeisel is van de afschaffing van differentieele rechten. Nederland moet niet op Indie verhalen wat ’t zelf van de Europeesche mogendheden niet krijgen kan. Hij verdedigde overigens de tariefverhooging als een voorzichtigen stap. Heden voortzetting. UIT DE PERS. Enkele onzer bladen doen hun oordeel ken nen over het amendement der rechterzijde op art. 194 der Grondwet. De Amst. meent dat de eischen, daarin gesteld, getuigen en een onderwerp gesproken kan worden. Het onderwijs voorwerp van regeeringszorg, het onderwijs vrij, staatstoezicht op zedelijkheid en bekwaamheid van het onderwijzers-personeel, de openbare scholen „toegankelijk” voor allen, dat is neutraal onderwijs, voldoend onderwijs, hetzij bijzonder of openbaar, ziedaar punten waarover men het eens zal kunnen worden. Waarin de liberale partij niet zal kunnen treden, is het voorstel om het in de si;ondwot geëischte toezicht van overheidswege op de be kwaamheid en zedelijkheid van de onderwijzers te beperken tot die der lagere school. Het mid delbaar onderwijs heeft daaraan evenzeer be hoefte. Ook zal de voorgestelde schoolgeldheffing veel bezwaar ontmoeten. De kerkelijke vragen betaling van billijk schoolgeld. Natuurlijk zou het billijke in deze een voortdurende bron van geschillen zijn. Doch al ware dat niet het geval, een grondwet behoort zeker niet af te dalen tot het vaststellen van dergelijke details. Men heeft leergeld genoeg betaald om niet weer, ■willens en wetens, in de oude fout te vervallen. Ook het onderdeel, dat in de voorlaatste alinea wordt genoemd, behoort niet tot de stof, waar over een grondwet moet handelen. Trouwens het heeft, naar de Amst. meent, geenerlei be- teekenis. Men wenscht te lezen „In de kosten van het bijzonder onderwijs kan, naar bij de wet te stellen regelen, uit openbare middelen worden bijgedragen.” Waar toe zou dit in de grondwet moeten bepaald ■worden Is het niet voldoende dat de grondwet dit niet buitensluit Alles wat niet in strijd Aan de Tweede Kamer is een adres gericht van het centraal bestuur van het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond, dat zijne in genomenheid uitspreekt met het besluit der ver gadering, om de grondwetsherziening tot een barer eerste bemoeiingen te maken. Voor eene goede regeling van het kiesrecht daarbij ont breekt evenwel aan het regeeringsvoorstel elke voor waarde; dit regeeringsvoorstel mag zelfs „geene ernstige overweging waardig worden geacht.” Het bestuur verzoekt de vergadering, „het voorstel der regeering tot vervanging van art. 76 der grondwet te verwerpen, en daarvoor in de plaats een ander voorstel te doen en aan te nemen, waarbij het kiesrecht verzekerd wordt aan alle meerderjarige ingezetenen, Nederlanders, die in het genot zijn hunner burgerlijke rech ten, met uitzondering van hen, die in hechtenis zijn of wien het kiesrecht bij eene rechterlijke uitspraak is ontzegd, benevens in het uiterste geval, de ongehuwde militairen, behoorende tot het vaste corps, beneden den rang van onder officier, en zij die voortdurend, d. i. het geheele jaar, worden bedeeld, of het jaar, voorafgaande aan het vaststellen der kiezerslijsten, zoodanig werden bedeeld alsook, dat het kiesrecht geheim zij, d. w. z. dat de kiezer aan het i-i-- i_.-i.-_x invult. Indien echter die regeling bezwaren ontmoet en te dien opzichte geene overeenstemming te verkrijgen ;is, dan verzoekt het bestuur „in ieder geval in de grondwet te bepalen, dat het kiesrecht wordt toegekend aan de meerderjarige ingezetenen, Nederlanders, behoudens regeling bij de wet, zoodat de grondwet geenerlei belem meringen of beperkingen in den weg legt, maar alle verdere bepalingen, die noodig mogen wor den geacht, plaats vinden bij de kieswet.” Wanneer het kiesrecht-vraagstuk zóó wordt opgelost, ziet het bestuur geen groot bezwaar in het toegeven aan hen, die herziening van art. 194 verlangen in dezen zin, dat de regeling van het onderwijs wordt overgelaten aan de gewone wet, ofschoon het in ieder geval de wenschelijkheid vooropstelt, dat van overheids wege blijft bestaan: toezicht op het naleven van de wettelijke bepalingen omtrent het schoolwezen, het onderzoek van staatswege naar de bekwaam heid en zedelijkheid der onderwijzers en de zorg voor een voldoend aantal welingerichte scholen, zoodat wegens gebrek daaraan of plaats daarin, geene kinderen van onderwijs verstoken behoeven te blifven. OEEKER 01KiV mnvnmin imwmm “it I KI A K ESI LAN I>. 6 I 6 It 8 /18 Jan ger Zll. iius, mp, ,art. itje, Fo- iga. cm, Itje jits- ntjc juk- 91 if ko jdn. van uke ens

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1886 | | pagina 1