-
r*
1886.
No 32
E E N-E N-V E E R T I G S T E
21 Arinin
WOENSDAG
WMmwiiWWir
UIT DE PERS.
een
De Tijd
Naar uit Den Haag wordt gemeld zal, behal
ve de hh. Duyvis, Dirks en Hingst, ook de heer
K. de Jong zich niet weder voor 't lidmaatschap
der Tweede Kamer beschikbaar stellen.
Wiens stem gij vraagt,
Diens juk gij draagt,
En zij buigen den nek geduldig en gewillig
onder dat juk.
„Zij vertegenwoordigen niemand én niets en
zoo aan de rechterzijde de vorming van een
Kabinet wordt opgedragen en dit zal o. i.
moeten geschieden zal Lohman de man moe
ten zijn, en niet graaf Schimmelpenninck.”
Bij Kon. besluit van 9 April 1886 is bepaald
dat de w’et tot verhooging en uitbreiding van
het zegelrecht op effecten op 1 Juni 1886 in
werking zal treden.
ADVER1EN11ÊN van 1 tot 4 regels,gewone letter, 40 Cents
voor eiken regel meer 7 */a Cents. Bij abonnement is de prijs be.
lang rijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den
Uitgever.
Bij het station Kesteren werd zondag avond
om hall negen een onbekend man door den
trein overredeu. Slechts een zeer verminkt lijk
werd van den weg opgenomen.
Deze CO UKANI verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden ƒ1.franco per post ƒ1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
Bij den ambtenaar van den burgerlijken stand
te Rilland werd dezer dagen aangifte gedaan
van een meisje, onder den naam van Rillandina.
De ambtenaar weigerde de inschrijving in het
geboorte-register en de officier van justitie hier
gehoord, stelde hem in ’t gelijk.
Wij leven in een vrij land, heet het, en in
de keuze van een naam voor zijn eigen kind
wordt men nog aan banden gelegd
Dat de algemeene vergadering der Liberale
Unie gehouden zal worden op Zaterdag 8 Mei
a. a. hebben we reeds onder de telegrammen
in ons vorig nummer gemeld.
Op de agenda komen o. a. de volgenda pun
ten voor
Gedachtenwisselieg in verband met de aan
staande verkiezingen voor de Tweede Kamer.
Bespreking van de algemeene strekking der
door het bestuur uitgegeven „inleiding tot de
behandeling van eenige vraagstukken van so
ciale wetgeving” en mededeelingen van het
bestuur daarop betrekkelyk.
Behandeling van het vraagstuk der belasting
herziening. (Dit ontwerp wordt op de agenda
gebracht ingevolge het besluit der algemeene
vergadering van 12 December 1. 1. Intusschen
geeft het bestuur in overweging, de behande
ling daarvan uit te stellen, vermits de hiervoor
genoemde onderwerpen z. i. onder de tegen
woordige omstandigheden moeten voorgaan.)
Het bestuur wenschte het eerste der onder
werpen, benevens eenige huishoudelijke aan
gelegenheden, te doen behandelen in comité-
generaal.
sette
:ort-
aar-
rug
izal
des
ray
den
loot
oed
Velen zullen zeker met genoegen vernemen,
dat de heer dr. Jan ten Brink, hoogleeraar te
Leiden, een levensbeschrijving van mevrouw
Bosboom-Toussant zal geven. Zij verschijnt by
Tj. van Holkema te Amsterdam en zal voorzien
raai kabinet wel het minst waarschijnlijk. Met
een program van grondwetsherziening kan het
niet optreden, zegt het blad, en met dat tot
uitbreiding van het kiesrecht op den bodem der
bestaande grondwet evenmin, daar hét enkele
maanden geleden het voorstel-Lohman heeft af
gestemd.
Het blad komt daardoor tot de volgende con
clusie óf behoud van het ministerie-Heemskerk
óf een kabinet van de rechterzijde.
In de eene zoowel als in de andere onder
stelling komt het haar voor, dat Kamer-ontbin-
ding de eerste en allernoodzakelijkste handeling
is, waartoe zij, die met ’s Konings vertrouwen
vereerd worden, behooren te besluiten.
Wat van een ministerie der rechterzijde mocht
verwacht worden, wanneer het na Kameront
binding een meerderheid had verkregen in de
Tweede Kamer, geeft het blad aldus aan
„Zonder verwijl zou een voorstel tot census
verlaging en herziening der kiestabel worden
ingediend. Het aantal kiezers zou aanzienlijk
vermeerderd worden aan de bestaande partij
dige indeeliog der districten in veel oorden des
lands zou een einde gemaakt worden, het aantal
leden der Kamer zou tot het grondwettige
cijfer worden aangevuld.”
De volksvertegenwoordiging, door deze maat
regelen in het leven geroepen, zou dan over
.de verdere richting der politiek te beslissen
hebben.
Meent men dat dit werk van zuivering van
staatkundige toestanden ook kan volbracht wor
den door een ministerie-Heemskerk, dan is het
blad bereid dit ten deele toe te geven.
Slechts ten deele, schrijft zij, omdat bij
eventueele Kamer-ontbinding voor de kiezers
meerdere klaarheid zal bestaan, indien de beslis
sing, die van hen gevraagd wordt, hun wordt
voorgelegd door een ministerie van bepaalde
kleur, en dus de vraagóf rechts óf links zui
ver en scherp gesteld wordt.
Aangezien het aan hoogst ernstige bedenking
onderhevig is, de kiezers eventueel driemaal
kort achtereen ter stembus te roepen bij
Kamer-ontbinding, na de wijziging van kieswet
en kiestabel en bij de periodieke verkiezingen
in Juni zou het blad het wenschelijk ach
ten, dat men zich omtrent de instelling van
een provisorium verstond, ten einde de Kamer
ontbinding tot even vóór het tijdstip der aan
staande periodieke verkiezingen te verschuiven.
Het Vad. schrijft over do crisis: „Graaf
Schimmelpenninck bij den koning ontboden.
Vreemd is dit niet, daar het in den aard der
zaak ligt, dat Z. M. hen bij voorkeur raadpleegt,
die in zijn omgeving verkeeren en zijn vertrou
wen genieten. Hieruit af te leiden, dat wij een
ministerie-Schimmelpenninck hebben te wachten,
zou al zeer voorbarig zijn.”
Het komt aan het Vad. voor, dat graaf Schim
melpenninck de laatste zou zijn, die tot zulk een
taak geroepen kan worden geacht. De rol toch,
door de conservatieven in de laatste weken ge
speeld, is de beklaaglijkste van alle. Gewillig
laat men zich op sleeptouw nemen door katho
lieken en ealvinisten, als blinde volgers stemt
men, en men vindt het zelfs niet noodig die
houding te verklaren.
„Toen na de ontbinding van 1884 de stand
der partijen zoodanig was, dat de drie conser
vatieven den doorslag konden geven, werd hun
in het orgaan der partij de rol van middelbaar
tusschen de beide zijden der Kamer toebedeeld.
Hoe schoon hadden zij thans niet die rol kun
nen vervullen 1 Maar zij hebben het versmaad,
omdat, zoo op iemand, dan op hen van toepas
sing is van Houtens rijmpje:
en hel Venl. Weekblad verdiepen
zich in bespiegelingen omtrent hetgeen ons met
het oog op de crisis te wachten staat. Het
Venl. Weekblad tracht vooreerst aan te toonen
dat het niet wenschelijk is dat het ministerie blijft.
„Het is gebleken, schrijft het blad, dat de
heer Heemskerk niet bij machte is ons van het
doode punt af te brengen, noch ook de partijen
te verzoenen. Met hem komt men dus niet
verder.”
Na vervolgens opgemerkt te hebben dat een
ministerie van de linkerzijde bij de verdeeld
heid, die er tusschen de leden dier partij be
staat, niet mogelijk is, komt het blad tot de
conclusie, dat alleen een ministerie der rechter
zijde het roer in handen kan nemen. Wel zou
het met het oog op de liberale meerderheid in
de Eerste Kamer en den by de bestaande cen
sus en kiestabel onzekeren toestand der Twee
de Kamer, die bij Kamerontbinding wel eens
hetzelfde kon blijven, een gewaagd stuk zijn de
regeering te aanvaardenmaar, zegt het blad,
de anti-liberalen zijn nog nooit op de proef ge
steld. Men weet dus niet wat er in zit.
Ook de Tijd acht van alle.mogelijkheden, die
zich in de tegenwoordige omstandigheden aan
den geest voordoen, de optreding yan een libe-
BEKEND MAKING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
’gemeente Sneek,
Gelet hebbende op art. 7 van Zijner Majes-
teits besluit van 7 September 1828 (Staatsblad
no. 55), roepen op, alle personen, welke als
gehuwd of als weduwnaar met kind of kinderen
in de tweede klasse van de algemeene rol der
schutterij, in het vorige jaar opgemaakt, zijn
gebracht, doch sedert dien tijd door het over
lijden van hunne vrouwen of kinderen, de be
voegdheid hebben verloren om in die klassen
te verblijven, en dus als nu in de eerste
klasse der voor dit jaar te formeeren algemeene
rol gerangschikt moeten worden
om van zulke veranderde omstandigheden ter
Secretarie dezer gemeente kennis te geven, vóór
den 15en der volgende maand, zullende by ver
zuim dezer aangifte de belanghebbenden, inge
volge art. 8 van voormeld Koninklijk besluit,
hij de Schutterij worden ingelijfd en bovendien
tot eene geldboete en gevangenisstraf verwezen
worden.
Voorts wordt ter kennis van de belangheb
benden gebracht, dat zij, die hun 34e jaar heb
ben voleindigd of gedurende vijf jaren bij de
reserve hebben gestaan, desverkiezende kunnen
worden ontslagen, wordende elk, die van dit
recht wenseht gebruik te maken, aangemaand
°tn zulks uiterlyk vóór den 30en Juni aanstaande
tor Secretarie aan te geven.
Sneek den 9 April 1886.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
J. W. BENNEWITZ, Secretaris.
Nu dr. Kuyper buitenslands vertoeft ont
vangt de Stand, zyu politieke beschouwing uit
Den Haag. In een schrijven van daar, wordt,
naar aanleiding van de crisis, betoogd, dat de
premier blijkbaar plan heeft om aan te blijven
Do schrijver leidt dit af uit de omstandigheid
dat de premier de mislukking der grondwets
herziening heeft voorkomen. Ingeval van mis
lukken toch had het kabinet moeten aftreden
dit had het den heer Borgesius op diens vraag
beloofd. Ook in den vorm der proclamatie van
Dinsdag, waarbij de schuld geworpen wordt op
de rechterzijde, ziet schrijver een bewijsgrond
voor zijn betoog. Had de regeering aan ont
binding gedacht, dan zou zij een stellige ver
werping hebben uitgelokt. Dan nog wijst de
schrijver op de houding van den premier in de
Eerste Kamer tegenover het uitstel der con-
versiewet.
„De regeering was niet tegen uitstelde
quaestie van wantrouwen kon niet gesteld wor
den doch het demissionaire kabinet gevoelde
zich sterk genoeg om eventueel de conversie
uit te voeren. Kan de heer Heemskerk er in
slagen een plaatsvervanger te vinden voor den
heer Bloem, die zich bij deze conversie als te
zwak kennen deed, dan denkt hij aan heengaan
niet.”
„In de bureaux der ministeries zoo ver
volgt hij werkt men rustig door en schijnt
aan een, althans aan een spoedige, verwisseling
van bewindslieden niet te worden gedacht.
„De vergadering der vereenigde rechterzijde
op Dinsdag avond is toch doorgegaan. Het Vad.
weet te verhalen, dat men daar tot geen be
slissing kwam omtrent de crisis! Wij meen
den, dat de Koning omtrent den afloop der
crisis beslissen moet, en meenen dan ook te
weten, dat de rechterzijde slechts hare houding be
sprak voor de verschillende gevallen, die zich kun
nen voordoen en daaromtrent was men het eens.
„Zooveel is echter zeker merkt de schrijver
ten slotte op dat de heer Heemskerk, zoo
lang hij plan heeft te blijven, niet de rechter
zijde, maar wel de linkerzijde raadplegen zal.
De minister Van Karnebeek is daar om het
contact tusschen het ministerie en de liberalen
te onderhouden.”
Te Amsterdam is een 19jarig dienstmeisje
het slachtoffer geworden van de verregaande
baldadigheid van twee beschonken mariniers.
Deze grepen haar op straat aan en toen zij
zich tegen hun aanranding verzette, wierpen de
onverlaten haar in een trap, waarna de een haar
zoo hevig de keel toekneep, dat zij, ernstig
inwendig gekneusd, de ouderlijke woning be
reikte. Het meisje is aan de gevolgen over
leden. De daders zijn in hechtenis.
B E K E N D M A K I N G.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA.
De Secretaris, J. W. BENNEWITZ.
CttURAN
S\EE
■mHiwmoraHTsii»
B I N E NLA N 1».
io
c
t
o
e,
n.
o
8
e-
9.
d-
v.
LO-
in
53
Straws- M i I)Dim TIE UI. Il> W. 91
ren
des
en
i.
,20
1’
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente Sneek I
brengen bij deze ter kennis van de ingezetenen:
le. Dat de uitreiking der biljetten en declaratoiren voor de
jeschrijving van de personeele belasting on het patentrecht, i
over het dienstjaar 1886S7, zal plaats hebben in de maand
Mei dezes jaars en wel op deii loden dier matrad; en dat met
ile wederinzameling daarvan ach t dagen daarna een aan
vang zal worden gemaakt
2e. Dat evenwel hiervan zijn uitgezonderd de patentplich
tigen, vermeld onder no. 37—40 van tabel 14 der wet van 21
Mei 1819 (Staatsblad no. 34): zijnde slijters in wy’nen, dranken
en likeuren in het klein, tappers, kroeghouders en koffiehuishou
ders. aan welke door de ontvangers, dadelijk na den ingang
van het dienstjaar, dat is op den eersten Mei aanstaande, een
declaratoir zal worden bezorgd, hetwelk, na verloop van drie
dagen, van hen weder zal worden afgehaald;
Se* Dat degenen, welke, bij het aanbieden of bezorgen der
biljetten of verklaringen, of ook bij het terughalen er van,
mochten zijn voorbijgegaan of overgeslagen, zich in geen geval
op zoodanig verzuim mogen beroepen, maar integendeel ge
houden zijn, de vereischte en behoorlijk ingevulde verklarin
gen, vóór of uiterlijk op den 31 Mei e k.in te dienen ten
kantore des Ontvangers, alwaar de biljetten ter invulling steeds
^verkrijgbaar zullen zijn
•ie. Dat de patentplichtigen van de tabellen 7 en 16 (zijnde
kramers, vreemde kooplieden en schippers of gezagvoerders van
vaartuigen) zoomede de debitanten van loterij-briefjes, voor
zooveel zij hun beroep niet voor het eerst uitoefenen, ter be-
koming van patent aangifte behooren te doen bij de Hoofden
der plaatselijke besturen aan de plaatselijke Secretarie, en voor
de expiratie van den termen voor de ophaling der gewone
declaratoiren van patent bepaald;
5e. Dat, voor de onder ten 4en gemelde patent-schuldigen,
op vertoon van de quitantio van de betaalde rechten, uitge
zonderd degenen, welke hun aanslag by termijnen kunnen be
talen, aan welke zonder vertoon van quitantie het patent kan
worden afgegeven, de patenten dadelijk verkrijgbaar zijn;
worden de patentplichtigen, vermeld onder no. 37—40 van ta
bel 14, by deze tevens opmerkzaam gemaakt, dat het patent
overeenkomstig art. 2 der wet van den 24 April 1843 (Staats-
i blad no. 16) niet aan hen mag worden afgegeven, dan nadat
zij de helft van hunnen aanslag voor het dienstjaar hebben
betaald en het veischuldigde van het voorafgaande jaar ten
volle zal zijn aangezuiverdterwijl zij bovendien, wanneer zij
in gebreke blijven de patenten af te halen, telken reize, dat
zij de vereischte patenten, of afschriften van die aan de be
voegde Ambtenaren niet kunnen vertoonen, volgens art. 21
1 der wet van 21 Mei 1849, vervallen in eene boete van f15.
6e. Dat ingevolge art. 29 g 2 der wet op het personeel van
29 Maart 1833, (Staatsblad no. 4) tot tegenschatters dezer ge
meente zjn benoemd: Tjeerd van der Steele, Nolke Petrus
Molenaar, Bernardus de Jong en Pieter van dsr Werf. Wor
dende den ingezetenen voorts indachtig gemaakt op de wijzi
gingen, welke een der vrijstellingen van vrouwelyke dienstbo
den by art. 5 der wet van 9 April 186.9 (Staatsblad no. 59)
hebben ondergaan, en op die, welke in de twee eerste para
grafen van art. 27 der wet van 29 Maart 1833 (Staatsblad no. 4)
bij art. 7 derzelfde wet van 1869 zijn gebracht, waaromtrent de
uit te reiken beschrijvingstol etten de noodige inlichtingen
zullen bevatten, voorts: dat bij do bezwaarschriften ingevolge
art 1 der wet van 4 April 1870 (Staatsblad no. 60) een dupli
caat van het aanslag-biljet, tegen betaling van vijf co nt bij
den Ontvanger verkrijgbaar is, moet worden overgelegd.
SNEEK, 13 April 1886.