rgp SIEMS- ES 1IIIWHÏIHUII TOOR DE liHEHTE D BET JIllimSEW SiD. f Hl No. 01. 1880. E E N-E N-V E E R. T 1 G S T J< 30 I ivoem SM 1 ZATERDAG 31 JUL I. U I T DE PERS. het uitvoerig mededeelen. K Deze CO UB ANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAG 3. Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.franco per post 1.25. Alle brieven en stukken, uitgave oi redactie betreffende, franco in te zenden. r n ’scht zen- .e op eren f 12 10 A JlD. oren jn er deze De i e M. 1,00. ,f- eede in- ADVERTENT1ÈN voor eiken regel langrijk lager. Uitgever. r,'A 3,50. khJ erd cha- en van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents meer 7’/2 Cents. Bij abonnement is de prijs be- Ycorwaarden daaromtrent te vernemen bij den -» is kilo -.00. Men denkt nog aan i II betrekkelijk groot getal I len, uitsluitend geldig voor tI schrijding van de kerkelijke autoriteiten hebben gezocht in hare plichtmatige zorg voor - ven in statu quo van de kerkelijke goederen’; c. de ten onzent wettig bestaande kerkelijke jurisdictie en haar gevolgen eenvoudig hebben weggeredeneerd. Ten slotte stelt mr. Levy nog in het licht dat het advies van de heer De Geer sterk afsteekt bij dat van den heer Sanders wat bouw en betoogkracht betreft. Zoo eenvoudig, zoo sober als de eerste is, zoo breedsprakig en lang- stijlig is de tweede. En meer bijzonder valt hij mr. Sanders aan, waar deze beweert dat het classicaal bestuur onbewust onder den indruk big kt te staan van roomsch katholieke kerkbe grippen. Wij meenen dit deel van de brochure,’t geen buiten de quaestie staat, te kunnen laten rusten. Het bezwaar door hem aangeveerd tegen het betoog vau de hh. De Geer en Farncombe San ders dat van den heer Van Bemmelen was nog niet verschenen is dat zij steeds aan straf denken, uit straf’ argumenteeren, wanhoops kreten slaken over straf, ontboezemingen vast- knoopen aan straf. En men heeft hier niets te maken met straf, alleen met tucht. Met de stukken wijst de heer Levy nader aan dat de heeren De Geer en Sanders begrip van tucht en straf steeds verwarren. Hij doet uitkomen dat wat voor straf geldt, niet geldt voor tucht. Tucht wettigt tot alles, het geen zij af keuren, ook en voornamelijk tot het voorkomen dat bedoelingen zich verwezenlijken. Natuurlijk niet in dien zin dat de tuchtrechter lichtvaardig mag te werk gaan waar hij bedoe lingen onderstelt, maar wanneer de gedachte belichaamd is in een bindend besluit, wanneer dat opzet af te leiden valt uit een handeling met onbetwistbare strekking, van allergewich tigste draagkracht gelijk hier het geval is geweest daar treedt de tuchtrechter op. Een tweede hoofdpunt van aanval heelt be trekking tot de beweerde machtsoverschrijding van het klassikaal bestuur. De heer Levy is van meening, dat de heer De Geer heeft ver zuimd te bewijzen dat de gemeente bevoegd was tot zelfstandige beheersregeling. Als deel van de eenheid der hervormde kerk is die zelfstandigheid niet volstrekt en door aan een college, in casu aan den kerkeraad, het beheer op te dragen, heeft de gemeente ook gewild dat dit college, ook in zeker beheer, aan het kerkelijk toezicht onderworpen zij. Het derde geschilpunt geldt de leer, dat loo chening der kerkelijke hiërarchie geen kerkeljjk vergrijp zou uitmaken. Tegenover den heer De Geer en vooral tegenover den heer Sanders, die er o. a. op wijst, dat men wel aparte wetten heeft gemaakt voor coöperatieve vereenigingen en maatschappijen en het tijd wordt zulks ook te doen voor de kerkvereenigingen, vestigt mr. Levy, met de eigenaardige verzuchting goede Hemel, waartoe kan men onder juristen al niet komen 1 de aandacht op de wet tot regeling van het toezicht op de onderscheidene kerkge nootschappen van 10 September 1853 (SM. no. 102). Die wet is zoo „apart” mogelijk en verzekert aan de kerkgenootschappen met vol komen vrijheid het bestuursrecht in eigen kring. En nu is het toch duidelijk, dat op de volko men vrijheid inbreuk wordt gemaakt, bijaldien de wereldlijke rechter metsqfn gezag dat Tucht recht dwarsboomen kon. Mr. Levy komt dus tot de conclusie Gebleken is tot dusver, dat de heeren advi seurs a. volslagen ten onrechte procedure vor men in zake tucht pijnlijk hebben geanalyseerd naar de methode en den maatstaf van beginse- De Amsterdamsche bladen brengen, gelijk zich verwachten liet, droevige bijzonderheden over het straatgevecht, aldaar Maandag avond gevoerd. Na de in ons vorig nummer gedane mededeelingen zullen we hierop niet nader te rugkomen. Trouwens de feiten zyn even treu rig als eentonig en bewijzen hoe sterk de ver bittering was tegen de politie, maar tevens dat de gewapende macht, eenmaal opgetreden, met kalmte en bedaardheid is te werk gegaan. De militairen hebben het er gelukkig afgebracht. Slechts enkelen hunner bekwamen kneuzingen. De voorschriften, om alleen in den uitersten nood op de personen in de straten te schieten en eerst over de hoofden heen de geweren los te branden, heelt waarschijnlijk tot de droevige ongelukken geleidwaarvan enkele staaltjes werden meêgedeeld. De kogels drongen daar door in de bovenkamers der perceelen waarheen de rustige bewoners zich begeven hadden en doodden er eenige onschuldigen. Het bezoeken van familieleden en bekenden in het gasthuis, om zich te vergewissen nopens den toestand van degenen, die derwaarts waren gevoerd, gaf tot allertreurigste tafereelen aan leiding, daar het aantal dooden, gelijk wij reeds mededeelden, 22 bedroeg en zeer vele min of meer zwaar gewond waren. Dinsdag avond te negen uur hebben wij voor dien dag het laatste telegram ontvangen. Het luidde vrij geruststellend. Wel werd een agent in de Looierstraat, een half uurtje van het tooneel van den stryd, zeer ernstig verwond volgens de eene lezing met een mes, volgens de andere met een plank, waarmede hij op ’t hoofd werd geslagen maar over het geheel heerschte er rust. De politie had op den dag enkele belhamels op nader verkregen aanzeggingen in arrest ge nomen, terwijl de militaire overheid zich be paalde tot het bezetten der posten. Een zware regenbui werkte ongetwijfeld gunstig op het thuisblijven der nieuwsgierigen. Met voldoening constateeren de bladen dat de bewoners in den omtrek van de Noorder- markt en elders zorgen voor allerlei versnape ringen aan de soldaten. Wel een bewijs dat men het optreden van het gezag met instem ming begroet. De Amsterdamsche bladen bepalen zich, met een enkele uitzondering, tot het meedeelen van bijzonderheden, daarbij met een kort woord wijzende op den zoo bloedigen dag, een dag van rouw voor de hoofdstad en ook voor het geheele vaderland. De laatste ontvangen berichten melden dat het verder rustig is gebleven. De bunrt, waar de straf; b. machtsover- vreeselijke strijd heeft gewoed, herneemt haar gewoon bedrgvig karakter, zonder dat van het blij- nieuw verzet iets blijkt. Natuurlijk blijven de posten nog bezet en ontbreekt het niet aan de noodige maatregelen. Vooral met het oog op heden, Vrijdag den dag der begrafenis van de ongelukkige slachtoffers zal het wel niet aan zorgvüldig toezicht ontbreken. De N. Rt. Ct. wijdt een korte beschouwing aan het gebeurde. Volmaakt is zeker ons bestuur en onze wet geving niet, maar zeker is het dat voor de minder door de fortuin begunstigden hier te lande geen meerdere reden van ontevredenheid bestaan dan elders. Nog niet lang is het geleden dat een van de hoofden der internationale, een tijdlang ge tuige zijnde van onze maatschappelijke verhou dingen, openlijk verklaard heeft dat Nederland, van alle landen van Europa hem voorkwam het meest de voorwaarden te bezitten voor een vreedzame oplossing van het sociale vraagstuk. Sedert deze woorden gesproken zijn, is de toe stand er zeker niet slimmer op geworden. Nu een geest van tuchteloosheid, weerspan nigheid en kwaadwilligheid onder de bevolking der hoofdstad, of juister misschen onder de uit alle oorden van de hoofdstad stroomende en met haar bevolking zich vermengende werk- en fortuinzoekers is gevaren, past het de voorstan ders van orde en rust een mannelijk en vastbe raden woord te doen hooren Een woord van steun voor de overheid bij haar moeielijken plicht, van afkeuring voor de oproerlingen. Eene afkeuring, die geen medelijden met de beklagenswaardige slachtoffers uitsluit, maar het hoogste woord laat aan den eerbied, verschul digd aan de beginselen, op welke alleen een geordende maatschappij gebouwd worden en bestaan kan. Het is niet de vraag of bij den een of anderen vertegenwoordiger der openbare macht op eenig gegeven oogenblik alle denkbare deugden, de juiste mate van beleid, van bezadigdheid, van doorzicht, van gevatheid en scherpzinnigheid aanwezig zijn bevonden. Het is zeer wel mo gelijk dat de politie-agent, die Zondag middag, naar de bevelen zijner onmiddelijke chefs, door het beletten van het „paling trekken” op de Lindengracht, de vonk heeft doen vallen in het kruit, dat het oproer deed losbranden, beter, althans voorzichtiger voor hemzelf en voor de algemeene rust gehandeld zou hebben indien hij voor dit barbaarsch en verboden, doch op zichzelf onschadelijk volksvermaak de oogen had mogen sluiten. Daarmede is echter de politie niét veroordeelddaarmede heeft nog veel minder het oproer de allergeringste reden tot verontschuldiging gekregen. De groote, de uit een menschelijk en maat schappelijk oogpunt onverschoonbare misdaad, aan welke de oproerlingen zich hebben schuldig gemaakt, is dat zij, tegen een dienaar der open bare macht, die deed hetgeen zijn plicht hem voorschreef, het geweld hunner vuisten en straatsteenen hebben verhevendat zij, naar mate meer politieagenten toesnelden tot bevrij- ding van hunne aangevallen makkers, hun ver zet hebben doen wassen, dat de rust van den nacht en het licht van den volgenden dag hen niet tot bezinning hebben gebracht en zij, ge weld plegend, aanvallend en tartend, ten laatste hebben onvermijdelijk gemaakt wat in een ge ordende maatschappij de grootste aller rampen isde macht, gewapend tot verdediging van den vaderlandschen grond en tot bescherming van persoon en goed, hare wapenen keerende tegen de weerbarstige zonen van het eigen land Die misdaad moet gebrandmerkt worden, te In haar beschouwing aan het oproer te Am sterdam gewijd, doet de Amst. uitkomen, dat de beweging den tweeden dag niet bleef wat ze op den eersten was geweest. Zondag had zij blijkbaar geen andere beteekenis dan het verzet van een buurt tegen de politie, omdat de bewoners meenden, dat de politie onnoodig hun spel bedorven had. „Maar Maandag werd het een overlegd verzet. Andere elementen dau de Lindengrachters, die zich in hun recht verkort waanden, mengden zich in de twist. Uit het planten van de roode en de zwarte vlag op de barricade blijkt, dat socialisten de beweging trachtten te leiden en de langdurige strijd tegen de troepen in verschil lende straten volgehouden, bewijst dat een be langrijk deel van de Jordaan zich heeft laten medeslepen. Helaas, dat zulk een bloedbad niet voorkomen is kunnen worden. Wat is treuriger dan dat burgers tegen burgers een strijd op leven en dood voeren. Maar voor zooverre wij uit de berichten, die tot ons kwamen, kunnen afleiden, hebben de Jordaanbewoners de ontzettende ge volgen hunner ongehoorzaamheid zichzelf te wij ten. De wijze, waarop zij tegen de politie zyn opgetreden, de barbaarsehheid, waarmede zij deze mannen, die hun plicht moesten vervullen, heb ben gesteenigd en geranseld, het ongelukkig gevolg, dat men in een geordenden staat kin derachtige en menigmaal boosaardige koppig heid, die de wet vertreedt en de orde verstoort, zou kunnen dulden, is oorzaak van het leed dat hen overkomt. Met medelyden is iedere beschaafde vervuld voor de ongelukkige dienaren van liet gezag, die onder hun plichtsvervulling zijn verwond, met medelijden ook voor tal van personen, die, in de buurten van het oproer woonachtig, zon der hun schuld het slachtoffer geworden zijn van het doldriftig ijveren hunner medebewo ners. Maar dit gevoel strekt zich niet slechts uit tot de weinigen, die door deze verwarring nadeel hebben geleden. Men denkt nog aan iets meer dan aan het l personen, die schuldig of onschuldig gedood of gekwetst zijn. De be schaafde, die van verre of van nabij getuige is van deze afschuwelijke tooneelen, vraagt zich zelf af: wat er wel te doen is aan een maat schappij waarin dergelijke dierlijke hartstochten tieren, om haar tot een hooger peil op te voe ren hoeveel belangstelling, toewijding, arbeid en zelfopoffering van de betere standen wel ge vorderd zal moeten worden, eer in onze armere Wijken dergelijke uitbarstingen van domme haat en wraakzucht onmogelijk zullen zijn geworden, tengevolge van moreele en intellectueele ont wikkeling. Dit oproer kon spoedig genoeg gedempt wor den. Doch de ruwe onbeschaafde menigte blijft, en aan alle weldenkenden blijft dus ook de vraag gesteld: Wat kunnen wij doen om op den duur I de lagere standen tot een edeler levensopvat ting te voeren 7 1 Met een kort woord maakten wij reeds gewag van de beschouwing, door mr. J. A. Levy aan de Amsterdamsche Kerk-Tuchtzaak naar rech ten gewijd. Wij willen het betoog iets meer uitvoerig mededeelen. In den titel ligt als ’t ware reeds de hoofd zaak van ’t betoog aangegeven. Het is hier een zaak van tucht, niet van straf. Straf en tucht beoogen beide repressie en vaak worden voor beide dezelfde middelen gebezigd, maar ZÜ verschillen desniettemin hemelsbreed. 1 SS 1 A A K L A X Hi. i 'O0t8 ond; der iee9' en oren aan ban1 ili. i i'."l unie j-e- Tlier 14 '18 w Straf kan niet worden opgelegd, tenzij krachtens een regel door het staatsgezag in de strafwet gesteld, door den rechter als orgaan van dit gezag, met de vormen en op de wijze bij de’ wet aangewezen. Tocht wordt geoefend uithoofde eener uit drukkelijke of stilzwijgende machtiging van staatswege ver leend, door personen of colleges, wier rechterlijke functie als zoodanig aan het staatsgezag vreemd is. Straf is de van staatswege bedreigde terugslag op een kren king der openbare rechtsorde. Tocht is de door den staat toe vertrouwde bevoegdheid tot kastijding in een bijzondere rechtssfeer. Straf onderstelt vervolging op den voet en met de waarbor gen, bij de wet nauwlettend aangewezen. Voor tucht is, hetzij in bijzondere gevallen een bijzonder richtsnoer gegeven, hetzij grootere of kleinere ruimte van beweging gelaten. Bij straf treedt de daad op den voorgrond. Bij tucht is de blijvende betrekking of lijdelijke hoedanigheid des daders het beslissend moment. De concreete mate zoowel als de uiterste grens der straf be paalt de wet De keuze van het middel voor tucht, mits naar rechten geoorloofd, kan (bij erkende vereenigingen bijv.) aan statutaire regeling zijn overgelaten. Straf is het uitvloeisel van rechtsregelen en rechtsbegrippen, wier logische bestanddeelen allengs tastbaar geworden, door wet en doctrine geobjectiveerd zijn Tucht is de slotsom van overwegingen, die niet zelden binnen de subjectieve gevoels sfeer verwijlen. Bij straf cijfert de rechter met begrippen, waarbij naar de uiterste preciseering wordt gestreefd. Bij tucht rekent hij met gegevens voor leerstellige afmeting vaak onvatbaar. ft'

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1886 | | pagina 1