H e e r e n h u i z i n g
met TUIV
c rOHPM tandarts
boiihM ts GMi®n,
zal aanstaanden DINSDAG den 23 AUGUS-
IGS te Sneek te consulteeren zijn in het
hotel de Wijnberg over het vervaardigen van
KUNSTTANDEN, tot zeer billijken prijs, fraai
en solied bewerkt; is tevens te consulteeren voor
alle MOND- en TANDZIEKTEN.
BOOGKBE mGI&SCUOÜL
met vijfjarigen cursus
s y i:e k.
Te'SNEEK.
BIITEXLIMI.
in-
net
er-
„Het is meer dan tijd dat wij onze naaste
bloedverwanten eens by ons vragen, opdat ons de
gelegenheid worde aangeboden om oude kennis
makingen te vernieuwen en nieuweaan teknoopen.
Vindt gij beter dat wij een diner geven, of zal
ik met het oog op u liever tot een avondbezoek
laten uitnoodigen
„Ik zou wenschen, dat gij in een toilet ver-
scheent, ’t welk in overeenstemming is met uw
toekomstigen rijkdom. Gij zult zeker niet ver
langen, dat ik u omtrent de bijzonderheden
daarvan nadere aanwijzingen zal doen dit toch
is eigenlijk eene zaak van de vrouwen.”
sa-
op
massa dingen
geei
er d(
rista
'blad,
emie
ELouH
ni-
an
a.
ge
ens
teek
af-
zóó
oor
ligö
ode
ord
jze,
oor
are
ei
nd
en
da?
be-
den
op
adeii
was
was
laar-
niet
oud-
i de
;rijd,
itnjd
door
leei-
22;'
verd
den
de
den
viel,
ireu
tille
dui-
iV’dS
die
aar-
ihen
de
op
ting
was
rerd
het
stek
van
af:
VEINS MA, echtgenoot©
A V H E gjf W JE E
Bevallen van een Zoon J. R. SE-
i van
A. BAKKER.
ge-
hii
n.”
liet
in;
em
iijn
ad,
de
i.”
en
ijn
lanilD
jtema
Bevallen van een Zoon,
E. de VRIESElzenga.
Sneek, 13 Aug. 1887.
bewaakt
„Zij is met mijne oude huishoudster in één
kamer opgesloten, waarvan ik den sleutel in
mijn zak heb.”
„Zal zij de oude niet een i
trachten wijs te maken, welke haar eigenlijk liever
onbekend moesten blijven
„Maak u maar niet ongerust, mylord, de oude
is stokdoof. Zij weet een uitstekende roastbief
gereed te maken, maar zoo excellent haar smaak
blijkt te zijn, zoo doof zijn hare ooren. Men
kan haar slechts schriftehjk iets aan ’t verstand
brengen, en in de kamer, waarin beiden zich
bevinden, is geen schrijfgereedschap aanwezig.”
„Beantwoord mij nog deze enkele vraag
ontmoetet gij nog bijzondere zwarigheden toen
gij het meisje uit haar verblijfplaats zocht te
verwijderen
„Niet de geringstezij volgde mij dadelijk
op mijn verzoeknoch bedreiging, noch geweld
was noodig. Ik had mij trouwens gedurende
mijn ridje naar het bekende huis in Richmond-
street reeds vast voorgenomen, alles slechts langs,
den weg van minnelijke schikking te bereiken,
en ik ben daarin ook volkomen geslaagd.”
(Wordt vervolgd).
deel en de indruk werd aanmerkelijk verhoogd
door de Oud-Vlaamsehe krijgsliederen of kerke-
hjke gezangen, die men inmiddels alom hoorde.
Ook de uitvoering der overige onderdeelen van
het programma vond veel bij val en de geestdrift
was algemeen.
dorp»
deefw
-‘ietei
luxe.
lees,
tzeil,
niei
deel-
met
Ier te
diep,
De Notaris S. HAAGSMA te Bozum, zal
Maandag 29 Augs. e. k., ’s avonds 8 uur, ’in de
Concertzaal te Sneek, provisioneel veilen:
Eene welonderhoudene
a. DUBBELE HEEREN-
iMgHaHfflT HUIZING met TUIN enz.,
1 op gunstigen stand, aan den
Stationsweg tegenover de
Veemarkt te Sneek, katl.
bekend gem. Sneek, Sectie
A no. 1374, groot 4 ares, 80 centiares (Wijk
15 no. 155 en 155a), behoudens recht van
menvoeging te veilen in 2 perceelen, als
1. het ongeveer zuidelijk gedeelte, laatst be
woond door den Heer Dk. R. J. Escher, en
2. het ongeveer noordelijk gedeelte, bewoond
geweest door wl. mevrouw de Wed. C. J. Bru-
NINGS.
Breeder bij billetten omschreven.
Deze beide perceelen maakten vroeger te samen
één woonhuis uit en kunnen zeer gemakkelijk
weder alszoodanig worden ingericht.
Aanvaarding1 October 1887.
OVERZICHT.
Prins Ferdinand van Coburg heeft, zooals
gemeld werd, reeds Zondag te Tirnova den eed
als vorst van Bulgarije afgelegd en het pro
tocol daarvan met zijn handteekening bekrach-
I tigd. Een en ander geschiedde met veel plech-
I tigheid en tot nog toe gaat de weg van den
I nieuwen vorst op rozen, want van alle zijden
y wordt hem hulde gebracht en krijgt hij betui
gingen van trouw en verkleefdheid.
Zondag heeft hij een proclamatie tot de So-
branje gericht, waarvan de tekst, volgens depê
ches uit Tirnova aan de Duitsche bladen, op
het volgende nederkomt:
„Wij, Ferdinand I, door de genade Gods en
den wil des volks, vorst van Bulgarije, verklaren,
nadat wij den plechtigen eed voor de groote
nationale vergadering in de oude hoofdstad des
rijks hebben afgelegd, ons geliefd volk, dat wij
de teugels van het bewind in handen hebben
genomen en die krachtens de grondwet voeren
zullen.
„Vastbesloten al onze zorgvuldigheid en al
onze pogingen aan te wenden voor de welvaart,
de grootheid en den roem des lands, en bereid
om ons leven aan zijn geluk te wijden, houden
wij het voor onzen heiligen plicht, nu wij den
troon der roemruchtige koningen van Bulgarije
beklimmen, om het dappere, roemrijke volk van
Bulgarije onzen dank te brengen, zoowel voor
het vertrouwen, dat het in ons gesteld heeft
toen het ons tot zijn vorst verkoos, alsook voor
de vaderlandslievende en verstandige houding,
die het in acht genomen heeft in de moeilijke
dagen, die ons land heeft doorleefd.
„De heldhaftige pogingen, die het volk heeft
aangewend om zijn rechten, zijn eer en zijn
belangen te handhaven, hebben het de sympathie
verschaft van de geheele beschaafde wereld en
iedereen doordrongen van het geloof aan zijn
levenskracht en van de overtuiging, dat het
volk in zijn verdere ontwikkeling een schitte
rende en gelukkige toekomst waardig is.
„Wij danken ook de regenten en de ministers
voor hun verstandige leiding der zaken, waar
door zij er in geslaagd zijn de onafhankelijkheid
en de vrijheid van ons land te behouden.
„Overtuigd dat ons volk en ons dapper leger
zich om onzen troon zullen scharen en ons on-
dersteunen in onze pogingen voor het geluk van
ons vaderland, smeeken wij Gods zegen af op i
alle onze daden en al onze besluiten, die in de i
toekomst noodig zijn zullen. i
„Leve Bulgarije, dat onafhankelijk en vrij is
in de uitoefening zijner rechten Ferdinand.” j
Inmiddels heeft het ministerie gemeend zijn j
portefeuilles ter beschikking van den vorst te
moeten stellen en deze heeft het ontslag aan
genomen. I
Vóór den intocht van den vorst in Sofia, die 1
niet vóór heden, Vrijdag, zal plaats hebben,
verwacht men geen besluit omtrent de samen- i
stelling van een nieuw ministerie. i
In Bulgarije zelf schijnt het optreden van i
den vorst algemeen groote voldoening te geven.
Een depêche uit Tirnova meldt bijvoorbeeld dat i
de kommandanten der garnizoens van Widdin,
Rustschuk, Schumla, Varna en Tirnova den
vorst persoonlijk de verzekering van hun gene-
genheid en trouw kwamen gevende overige
kummandanten deden ditzelfde schriftelijk. Ook
prins Alexander van Battenberg moet, naar de 1
Köln. Ztg. meldt, de moeder van vorst Ferdi
nand met den loop der gebeurtenissen geluk
hebben gewenscht en hem de ondersteuning
zijner aanhangers hebben toegezegd.
Buiten Bulgarije echter maakt men nog geen aan
stalten om zijn ingenomenheid met het voldon
gen feit te betuigen of daaraan adhaesie te
schenken. Nadat Rusland in een circulaire aan
de groote mogenheden kond deed, dat het zich
uit het Berlijner tractaat moest terugtrekken,
indien de kabinetten prins Ferdinand als vorst
van Bulgarije erkenden, heeft de Duitsche re-
geeriug zich in dien zin uitgelaten, dat zij het
aanvaarden van het bewind door prins Ferdinand
in den tot dusver daarbij in acht genomen vorm
niet goedkeurt en derhalve voorloopig met haar
erkenning achterwege blijft. Ook de Porte heeft
zich tot de mogendheden gewend met de ver
klaring, dat zij geen officieele relaties met den
prins kan aanknoopen, nu hij zijn belofte ver
broken heeft om niet naar Bulgarije te gaan
voordat de Porte en de mogendheden zijn be
noeming hadden bekrachtigd. De Porte verzoekt
de mogendheden tevens om mededeeling van de
instructies, die zij aan hun agenten in Sofia
gezonden hebben.
De Nordd. Allg, Zeit. is zeer ontsticht over
de bovenvermelde proclamatie van den vorst
aan de Sobranje, waarin van den Sultan en de
groote mogendheden ook met geen woord mel
ding wordt gemaakt. Dit officieuse blad krijgt
uit dit stuk geheel en al den indruk, alsof het
de beteekenis van eon onafhankelijkheidsverkla
ring hebben moet. Reeds de reis van den prins
naar Bulgarije en het overnemen der regeering
maakten zonder eenigen twijfel inbreuk op het
verdrag van Berlijn. Wanneer bovenbedoeld
stuk echt is, dan zou een nog sterker inbreuk
op het verdrag geconstateerd zijn, die door de
Duitsche staatkunde niet zou kunnen goedge
keurd worden. De nu reeds drie zomers du
rende, met het recht strijdende gebeurtenissen
in Bulgarije konden, volgens de Norddeutsche,
onmogelijk voor het Bulgaarsche volk en zijne
leiders de sympathieën wekken der mogendhe
den, welke voor het behoud van den vrede
werkzaam zijn.
De Köln. Ztg. vat echter de zaak minder
tragisch op en ziet in het stuk niet zoozeer een
nieuwe inbreuk op het Berlijnsche tractaat, dan
wel een reeks welluidende phrasen, waaronder
de nieuwbakken vorst zijn verlegenheid zoekt
te verbergen. Dat er dan eens een woordje
onder door loopt, dat de proef op de goudschaal
der diplomatieke kritiek niet kan doorstaan, acht
dit blad zeer verklaarbaar. Het zal echter de
vraag zijn of prins Ferdinand met woorden dat
gene zal kunnen bereiken, wat voor zijn voor
ganger met al zijn politieke en militaire talenten
onmogelijk bleek te wezen.
Uit verschillende omstandigheden schijnt te
blijken dat Rusland de Porte verantwoorde
lijk wil stellen voor hetgeen er in Bulgarije
omgaat, of althans verwacht dat van Turkije
stappen zullen uitgaan om tegen het gebeurde
te protesteeren, zoo men geen kans ziet het
ongedaan te maken. De bedreiging, dat Rusland
zich van het Berlijnsche tractaat ontslagen zal
rekenen, zoodra een der groote mogendheden
daarvan het voorbeeld geeft, wordt ook overal
als ernstig gemeend beschouwd en geen van
allen heeft dan ook vorst Ferdinand nog erkend
of haar consuls vergund notitie van zijn optre
den te nemen. Men brengt bij deze gelegenheid
in herinnering dat de bezetting van Bosnië en
bracht hem zijne omgeving weer in herinnering.
„Laat mijnbeer dadelijk binnenkomen,” zei hij
met zekere gejaagdheid, want hij herinnerde zich
thans, dat dit bezoek hem tijding moest brengen
j over de vluchtelinge, een bericht alzoo dat voor
hem van het grootste belang was.
De advocaat kwam binnen, zooals hij steeds
gewoon was: beleefd, maar ernstig, bevallig,
maar koel.
„Gij laat lang op bericht van u wachten,
mister Carringshliff,” zei de lord, „en dat juist
op een oogenblik, waarop gij weet dat ik uwe
berichten met belangstelling tegemoet zie. Heb
ben uwe pogingen het door u verwachte gevolg
gehad
„Ja, mylord 1”
„Ah,” zei deze, terwijl een zucht van ver
lichting aan zijn borst ontsnapte, „dat is een
verblijdend bericht! Laat mij eens hooren
welke maatregelen uwerzijds noodzakelijk waren
om tot zulk een gunstig resultaat te komen.”
„Waartoe uw lordschap te vermoeien met
den loop van ’t gebeurde. De daadzaak zelf
zij voldoende: de ontvluchte bevindt zich in
mijne macht.”
„Houd uw verhaal dan, wat mij betreft, voor
u en zeg mij waar het meisje zich bevindt.”
„In mijne woning in Paccadilly.”
„Hebt gij een vertrouwd persoon die haar
Makkum, 12 Augustus 1887.
de Herzegowina door Oostennjk-IIongarije uit-
sluitend krachtens genoemd tractaat geschiedde.
Terwijl te Parijs de politiek bijna geheel
rust, hebben Maandag de imperialisten er den
traditioneelen Napoleonsdag met de gewone feest
maaltijden gevierd. Bij die gelegenheid is ge
bleken, dat er ook onder de aanhangers van
prins Victor Napoleon groot verschil van ge
voelen was ontstaan en dat de prins dientenge
volge zelf de leiding der „partij” geheel in eigen
handen genomen heeft, llij woont zooals men
weet te Brussel, waar zijn vrienden hem op
vooralsnog onopgehelderde wijze een onafhanke
lijke positie hebben verschaft.
De Koning van B e 1 g i e en het geheele hof
waren Maandag te Brugge om de onthulling bij
te wonen van het monument voor Breydel en
De Coningh aldaar, en aan de feestelijkheden
van den dag deel te nemen.
Koning Leopold II hield bij deze gelegenheid
een redevoering, die, zooals de K. R. O. meldde,
geen politieke beteekenis had. Waarschijnlijk
is de bedoeling dat de Koning de tegenwoordige
partij-politiek daarbij niet ter sprake bracht.
Overigens blijke uit de toespraak zelf wat daar
van de beteekenis was.
Hij begon met een geschiedkundig overzicht
te geven van den toestand van Vlaanderen in
de 14e eenw, toen het door den vreemdeling
was overweldigd, door binnenlandsche beroerten
werd verscheurd, door allen verlaten en voorgoed
tot de slavernij gedoemd scheen. Hij bracht in
herinnering hoe Breydel en De Coningh, krachtig
door moed en geloof, bij hun medeburgers den
geest der heldhaftigheid wisten op te wekken
hoe zij hen aanmoedigden om den schok van
een der geduchtste legers te weerstaan en de
overwinning te behalen, waardoor de onafhan
kelijkheid en de vrijheid van Vlaanderen gered
werden.
De Koning ging verder aldus voort: „Wij
brengen hulde aan de burger- en krijgsmans
deugden van onze dappere voorvaderenwij
roemen hun handelingen, doch houden ons te
vens overtuigd, dat het tegenwoordige geslacht
met dezelfde gevoelens is bezield en tot dezelfde
daden in staat zou zijn. Op de krachtige doch
in haar gevolgen vruchtbare gisting van dat veel
bewogen tydvak, op de voortdurende oorlogen,
zijn onafhankelijkheid en vrijheid, en een vrede
van vijftig jaren gevolgd. Nog nimmer kende
Belgie een toestand welke bij den tegenwoor-
digen te vergelijken is; doch ook de voorspoed
heeft zijn klippen, ook de langdurige vrede heeft
zijn gevaren. Het leven der volken is een voort
durende strijd. De gevaren, die hen vroeger
bedreigden, zijn niet alle verdwenen de staat
kundige zwenkingen der tegenwoordige maat
schappij zijn geduchter in hun gevolgen dan
vroeger het geval was. De oorlogen zijn ge
weldiger en wie zich thans door den oorlog laat
verrassen is verloren. De leeuw van Vlaanderen
mag niet indommelen. Alle vrijheid onstaat en
verdwijnt met de onafhankelijkheid. Wjj moeten
de grootsche voorbeelden onzer voorvaderen na
volgen. Laat ons hier de plechtige verbintenis
aangaan voor geen opoffering te zullen terug
deinzen tot handhaving der reenten van het
vaderland, opdat het ook in de toekomst aan
zijn roemrijk verleden beantwoorde.”
De toespraak des Konnigs wekte veel geest
drift en het feest zelf liep prachtig af. Tegeu
4 uur zette de geschiedkundige optocht zich in
beweging; 1390 personen, in prachtige costumes,
te voet, te paard of in rijtuigen, namen daaraan
„Als het dan toch wezen moet, zou ik het
laatste aanraden. Zulk eene bijeenkomst waar
borgt althans eene meer vrije en ongedwongen
beweging en daardoor reeds een vroolijker sa
menzijn.”
„Gij zult over mij tevreden zijn, mylord.”
„Ik zal u persoonlijk een nieuw sieraad ko
men brengen. Gij zult daarmêe wel niet verlegen
zijn.”
„Ik dank u, mylord.”
„Ik ga dadelijk een lijst van de genoodigden
i opmaken en zal u die vervolgens toezenden,
opdat gij ze kunt nazien. Er zullen daarop
verscheidene namen voorkomen, welke u geheel
vieetnd in de ooren zullen klinken en waarvan
slechts^ weinigen u bekend zyn.”
„Mijn geheugen is goedik vergeet slechts
zelden een naam, dien ik eenmaal heb gehoord.”
„Zooveel te beter, dan kunt gij er degenen
bij voegen, die ik misschien mocht hebben” ver
geten. Tot wederzien aan tafel, kind, en houd i
u goed!”
Hij ging naar zijn schrijfkamer en hield
zich daar bezig met de uitnoodigings-lijst.
Maar hij gaf zich slechts gedurende 'korten
tijd aan die bezigheid over; al heel spoedig
legde hij de pen uit de hand en begon voor zich
heen te staren. Het gesprek met zijn nicht
verrees weer in alle bijzonderheden voor zijn
geest en de meest verschillende plannen door
kruisten zyn brein. Het hoofdpunt van al zijne
denkbeelden vormde de gestalte van den ad
vocaat Carringshliff en het kwam den lord voor
hoe langer en aanhoudender hij dat beeld voor
oogen hield, alsof diens anders zoo ernstige ge
laatstrekken langzamerhand een steeds spotten
der en honender uitdrukking aannamen, precies
alsof zij lachten om de pogingen waarmee hij
zich kwelde, om een plan te bedenken, waar
door hij zich van den drukkenden invloed van
den rechtsgeleerde zou kunnen bevrijden.
Lord Norman zat aldus veel langer dan een
half uur te peinzen en te denken en eerst de
mededeeling van den kamerdienaar, dat de ad
vocaat Carringshliff om gehoor liet verzoeken,
Het 2de EXAMEN van TOELATING zal
worden gehouden in het gebouw der school cp
Dinsdag 6 Sept., de HER-EXAMENS der
leerlingen op Maandag 5 Sept. Candidaten voor
het toelating-examen worden verzocht zich aan
te melden vóór 1 Sept, bij
den Directeur,
Dr. ANDREA E.
Aanvang telkens ’s morgens 9 uur.