fflBHHinmOBISSfflmSlIBL
MEBWS- El 1WBTIHL1I) TOOK HL
1898.
No. 33
M.,,
I
W I>.V
A,
U I T DE PER 8.
BIK W EN L AN
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden ƒ1.franco per post ƒ1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave ot redactie betreffende, franco
in te zenden
ADVEIITENTIÈN van 1 tot 4 regels,gewone letter, 40 Cents»
voor eiken regel meer 71/, Cents. Bij abonnement is de prijs be
langrijk lager. Yoorwaarden daaromtrent te vernemen bij den
Uitgever.
voorts, dat bij .de bezwaarschriften, ingevolge
art. 1 der Wet van 4 April 1870 (Staatsblad
no. 60) een duplicaat van het aanslagbiljet,
’t welk tegen betaling van vijf cent bij den Ont
vanger verkrijgbaar is, moet worden overgclegd.
Sneek, den 17 April 1888.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester,
BENNEWITZ, Secretaris.
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek, brengen, ter voldoening aan
art. 8 der wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad
no. 95) ter openbare kennis, dat zij aan JO
HANNES KRUL, Winkelier alhier, en zijne
rechtverkrijgenden, vergunning hebben verleend
tot het in bewaring hebben van Vuurwerken, in
het door hem bewoonde huis, staande in de
Galigastraat, wijk 9 no. 107, kadastraal bekend
gemeente Sneek, Sectie B no. 1183.
Sneek, den 24 April 1888.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA.
De Secretaris,
BENNEWITZ.
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente SNEEK, brengen ter kennis van
belanghebbenden, dat de afschriften der vergun
ning tot verkoop van sterken drank in het klein,
dienst 1888/89, aan den gemeente-ontvanger zijn
toegezonden en aldaar tegen betaling van het
verschuldigde recht vóór den len Mei e.k. moeten
worden afgehaald.
Sneek, den 24 April 1888.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEWITZSecretaris.
Wij laten hier zoo beknopt mogelijk het
oordeel van onze pers over het nieuwe ministerie
volgen.
Het Hand, heeft van de combinatie met eenige
verbazing kennis genomen. Men vraagt van
de raadslieden der Kroon, die bijeen gaan zitten,
niet om een partijtje te maken, maar om het
land te regeeren, zekere eenheid van gedachte,
van richting, het streven naar een gemeenschap
pelijk doei. Het kost moeite zulk een eenheid
bij het nieuwe achttal, voor zoover althans hun
verleden en staatkundige denkbeelden bekend
zijn, te ontdekken. Naast den radicalen minister
van koloniën, Keuchenius, staan o. a. de be-
houdsmannen Hartsen en Ruys. Toch behoeft
dit op zichzelf niet te verwonderen als men
bedenkt dat ook de rechterzijde der Kamer
geen geheel, geen eenheid vormt. Zij bestaat
uit conservatieve clericalen en den volstrekt niet
conservatieven aanhang van dr. Kuyper en dr.
Schaepman. De laatsten hebben de verkiezingen
geleid en hun werk is het geweest, dat de
kiezers aan de eenige partij, die een homogeen
kabinet kon vormen, niet de meerderheid in de
Tweede Kamer hebben verschaft. Maar de
militante, krijgslustige tractie der rechterzijde is
buiten de kabinetsformatie gelaten. Enkel de
heer Keuchenius heeft als koloniale specialiteit
genade gevonden. De heeren Kuyper en
bchaepman hebben aldus voor de conservatieve
elementen onder de clericalen de kastanjes uit
het vuur gehaald
„De liberalen, zoo besluit het blad, zullen het
nieuwe ministerie die taak zekér niét noodeloos.
gebaard en de partij van de Standaard loopt
a la suite van de zeer gematigde geestverwanten.
De liberalen kunnen het kabinet met welwillend
heid tegemoet treden en het zal daaraan, naar
’t N. v. d. D. meent, niet ontbreken.
Het ütr. Dgbl. acht insgelijks de samenstelling
van het ministerie, met uitzondering wellicht
van den minister van koloniën, van dien aard,
dat daarvan geen uittartende of af brekende maat
regelen zijn te verwachten, tenzij het de macht
mist den aandrang zijner minder gematigde
partijgenooten in en buiten de Kamer op den
duur te weerstaan.
De Arnh. Ct. had niet anders verwacht dan
dat een kerkelijk getint conservatief kabinet zou
zijn opgetreden. Het blad acht het rechtvaardig
en plichtmatig de daden van de nieuwe minis
ters af te wachten eer het een oordeel velt.
De Tijd is met het nieuwe kabinet ingenomen,
al erkent zij dat de benoeming van- den heer
Keuchenius bij haar zekere bezorgdheid opwekt.
Een andere persoon echter is, kan zijn althans,
de afgevaardigde Keuchenius, een andere de
minister. Daarenboven sprak de afgevaardigde
voor zich alleen, terwijl de minister rekening
zal hebben te houden met het gevoelen van zijn
ambtgenooten.
Over het geheel heeft het blad van het op
treden van dit ministerie de gunstigste verwach
tingen. Het vertrouwt dat het de zóo dikwijls
herhaalde beschuldiging, alsof de rechterzijde
door onbekwaamheid en onderlinge verdeeldheid
tot regeeren niet in staat is, op afdoende wijze
beschamen zal.
Het Haagsche Dagbl. begroet het ministerie
met ingenomenheid, doch allerminst met onvoor
waardelijke sympathie, terwijl de Stand, met
groote voldoening constateert, dat thans voor het
eerst een kabinet aan het bewind is, dat een
werkelijke grondslag vindt in de natie. Het
Centrum is verheugd, dat het nieuwe ministerie
geen partij-ministerie zal wezen, maar dat het
in dienst zal zijn van het geheele vaderland.
Het nieuwe ministerie is gereed. De anti
revolutionaire partij, en wel de droite dier fractie,
voert er den hoofdtoon in. Er is voorts een
volbloed conservatief in opgenomen, terwijl ook
de beide roomsch-katholieke leden tot de meer
behoudende groep behooren.
De heer mr. JE. baron Mackay de pre
mier heeft het departement van biunenl.
zaken voor zijn rekening genomen. Hij is rechter
te Zutfen en sedert eenige jaren lid der Tweede
Kamer, eerst voor Amersfoortdaarna voor
Utrecht, laatstelijk weder voor Amersfoort. In
de rijen der anti-revolutionairen stond hij vooraan,
zoodat op hem de keuze viel voor den presi-
dentszetel, toen de rechterzijde in 1886 voor
korten tijd de meerderheid had, terwijl ook aan
hem toen de opdracht voor het vormen van
een kabinet werd gedaan. Hij aanvaardde haar
niet en haalde zich deswege het ongenoegen
van de Standaard op den hals. Aan de be
kwaamheid van den heer Mackay wordt door
voor- en tegenstanders hulde gebracht, terwijl
hij zich mag verheugen in de hoogachting en
vriendschap van alle leden der Kamer.
De heer jhr. C. Hartsen is minister van bui-
tenlandsche zaken. Hij is koopman te Am
sterdam en was jaren laag lid der Eerste Kamer.
Hij verdedigde steeds de conservatieve politiek,
vooral op koloniaal gebied. Hoe hij zich zal
verstaan met den nieuwen minister van koloniën,
den heer Keuchenius, moet de toekomst leeren.
De heer jhr. mr. K. A. Godin de Beaufort
BEKENDMAKING j jetten de noodige inlichtingen zullen bevatten,
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der I
gemeente SNEEK, brengen ter kennis van de
ingezetenen
1°. dat de uitreiking der biljetten en decla-
ratoiren voor de beschrijving van de personeele
belasting en het patentrecht, over het dienstjaar
1888/89 zal plaats hebben in de maand Mei
dezes jaars en wel op den 14en dier maand
en dat met de weder-inzameling daarvan acht
dagen daarna een aan vang zal worden gemaakt
2°. dat evenwel hiervan zijn uitgezonderd
de patentplichtigeu, vermeld onder nos. 3740
van tabel 14 der Wet van 21 Mei 1819 (Staats
blad no. 34)zijnde slijters in wijnen, dranken
en likeuren in ’t klein, tappers, kroeghouders
en koffiehuishouders, aan welke door de ont
vangers, dadelijk na den ingang van het dienstjaar,
dat is op den tweeden Mei aanstaande, een
declaratoir zal worden bezorgd, hetwelk, na
verloop van drie dagen, van hen weder zal
worden afgehaald
3°. dat degenen, welke, bij het aanbieden
of bezorgen der biljetten of verklaringen, of ook
bij het terughalen ervan, mochten zijn voorbij
gegaan of overgeslagen, zich in geen geval op
zoodanig verzuim mogen beroepen, maar inte
gendeel gehouden zijn, de vereischte en behoorlijk
ingevulde verklaringen, voor of uiterlijk op den
31 Mei e. k., in te dienen ten kantore van den
Ontvanger, alwaar de biljetten ter invulling
steeds verkrijgbaar zijn
4U. dat de patent-plichtigen van de tabellen
7 en 16 (zijnde kramers, vreemde kooplieden
en schippers of gezagvoerders van vaartuigen,
zoomede de debitanten van loterij-briefjes, voor
zooveel zij hun beroep niet voor het eerst
uitoefenen), ter bekoming van patent, aangifte
behooren te doen ter Secretarie dezer gemeente,
en voor de expiratie van den termijn voor de
ophaling der gewone declaratoiren van patent
bepaald
5°. dat, voor de sub 4° gemelde patent-
schuldigen, op vertoon van de quitantie van de
betaalde rechten, uitgezonderd degenen, welke
hun aanslag bij termijnen kunnen betalen, aan
welke zonder vertoon van quitantie het patent
kan worden afgegeven, de patenten dadelijk
verkrijgbaar zijnworden de patentplichtigen,
vermeld onder no. 3740 van tabel 14, bij deze
tevens opmerkzaam gemaakt, dat het patent,
overeenkomstig art. 2 der Wet van den 24
April 1843 (Staatsblad no. 16), niet aan hen
mag worden afgegeven, dan nadat zij de helft
van hunnen aanslag voor het dienstjaar hebben
betaald, en het verschuldigde van het vooraf
gaande jaar ten volle zal zijn aangezuiverd,
terwijl zij bovendien, wanneer zij ingebreke
blijven de patenten af te halen, telkens dut zij
de vereischte patenten, of afschriften van die
aan de bevoegde Ambtenaren niec kunnen ver-
toouen, volgens art. 21 1 der Wet van 21
Mei 1819 (Staatsblad no. 34) vervallen in eene
boete van f 15.
6°. Dat ingevolge art. 29 2 der Wet op
het personeel van 29 Maart 1833 (Staatsblad
no. 4) tot tegenschatters dezer gemeente zijn
benoemd: Bernardus de Jongh, Pieter van der
Werf, Tjeerd van der Steele en Nolke Petrus
Molenaar, allen wonende te Sneek
Wordende den ingezetenen voorts indachtig
gemaakt op de wijzigingenwelke een der
vrijstellingen van vrouwelijke dienstboden bij
- art. 5 der Wet van 9 April 1869 (Staatsblad
no. 59) hebben ondergaan, en op die, welke in
de twee eerste paragrafen van art. 27 der Wet
van 29 Maart 1833 (Staatsblad no. 4) bij art.
7 der zelfde Wet van 1869 zijn gebracht,
waaromtrent de uit te reiken beschrjjvingsbil-
verzwaren. Zij zullen al heel dankbaar zijn,
als zij niet geroepen worden tegen daden van
reactie zich te verzetten, wanneer het kabinet
althans zijn krachten beproeft aan de oplossing
van het eenige vraagstuk, dat althans de meeste
zijner leden vereenigtde schoolquaestie. Slaagt
het kabinet in die taak, dan zal het zich reeds
verdienstelijk hebben gemaakt.”
De N. R. Ct. vraagt insgelijks welke staat
kundige gedachte een kabinet-Mackay verte
genwoordigt waarin naast een Keuchenius een
oud-conservatief zetelt als Hartsen en een liberaal
als de kapitein ter zee Dyserink. En voor wat
het in zijn politiek gestel zwaks heeft, biedt
het ongelukkigerwijze in de bezetting van de
verschillende zetels geen vergoeding. Van de
hh. Mackay, Ruys en Godin de Beaufort mag
men verwachten, van de hh. Bergansius en
Dyserinck mag men hopen, dat zij voor hun
taak zullen blijken berekend te zijn, maar noch
voor waterstaat, noch voor buiteniandsche zaken
bestaat die zekerheid. En dat de heer Keu-
cbenius tot minister van koloniën is benoemd,
doet, naar de N. R. Ct. meent, de deur toe.
Alleen die naam maakt het onmogelijk het
nieuwe ministerie met vertrouwen tegemoet te
gaan.
Keuchenius, minister van koloniën 1 roept
het blad uit. De man die met zijn eindelooze
predication de Kamer tot wanhoop brengt, die
alleen meer dan alle andere leden te zamen tot
de orde moet worden geroependie nog onlangs,
bij het ontwerp der Indische pakketvaart, alge-
meene ergernis heeft gegeven (niet alleen aan de
linkerzijde). De man, wiens geest de wonder
baarlijkste sprongen maaktdie motien ineenzet,
waarvoor het gewone menschenverstand stil
staatdie tegen ieder en allen in oorlog isdie
alle staatslieden in Nederland en Indie vervolgt
met zijn namelooze bitterheden, de grievendste
verdenkingen niet sparende een steeds wellende
bron van gal en venijn die godsdienstige ge
voelens die de zijne niet zijn bespot en beschimpt
(denk aan de „onbevlekt ontvangen koe”) die
de vaccine met zijne bitterste satire vervolgt, en
in Jenner en Pasteur vijanden van het mensch-
dom ziet. De onmogelijkste man die er ooit in
onze Kamer een zetel heeft gehad een man,
die den verwonderlijken schat zijner kennis, zijp
zeldzaam vernuft, en den prachtigsten stijl niet
beter weet te gebruiken dan om af te breken,
de personen die hem niet aanstaan nog meer
dan de zaken; en van wien, ook na de duizend
kolommen zijner parlementaire redevoeringen te
hebben doorworsteld, geen mensch ter wereld
weet wat nu eigenlijk zijn stelsel van koloniaal
bestuur is Die man aan het hoofd van
het Departement, dat meer dan eenig ander
aan het toezicht van de ambtgenooten en de
Vertegenwoordiging onttrokken is; waar één
onberaden daad, één opwelling van hartstochte
lijkheid, één oogenblik van falende zelfbeheer-
sching, de schromelijkste gevolgen hebben kan
voor het vaderland. Hoe is het mogelijk vragen
wij, en vraagt heel het land, al durft men het
overal niet overluid doen hoe is het mogelijk
dat dien man het lot van lusulinde in handen
wordt gesteld
Als de benoeming van Keuchenius het offer
is dat Mackay aan Kuyper heeft moeten brengen,
dan heeft hy de diensten bij de stembus duur
betaald, want daardoor heeft hij in zijn ministerie
de kiem der ontbinding gelegd en zijn naam
ais staatsman verspeeld.
Het N. v. d. D. meent dat van het kabinet
alleen in ’t negatieve kan worden gesproken,
’t Is geen ministerie van reactie, geen homogeen
ministerie, geen ministerie van actie. De berg
van toorn .tegen de liberalen heelt een muis anti-revolutionair is minister van financiën.
OURO
«SU
1'