MEW H IJMllHH FOOR M OKin E«T IWfflSSBIEH SIEES. O No. 36 BRI E~E N-V E E R T 1888. 5 MEI. zoo van is ie ‘g lo it ADVERTENT1ÈN voor eiken regel meer 7’ langrijk lager. Voorwaarden daaromtrent Uitgever. ia n). eld rdt iet ;ija ils >u- id- Ü8 ;ht te ive en is- van den vrijen handel zich UIT DE PER 3. Hieronder geven wij beknopt weer welken indruk de nieuwe openingsrede in de pers heeft gemaakt. Het Vaderland, ’t welk van oordeel is dat de openingsrede den liberalen geen aanleiding geeft voorshands het standpunt van welwillende neu traliteit prijs te geven, meent intusschen dat er in de verschillende toezeggingen genoeg voet angels en klemmen schuilen om de liberalen tot waakzaamheid te verplichten. Of evenwel de geest, waarin de arbeid, welken het kabinet zich voorstelt te verrichten, algemeen bevrediging zal schenken, is een vraag, die in deze rede met haar dikwijls zeer diplomatieke sinwendingen zeker geen antwoord vindt. Ot deze voornemens beantwoorden aan wat de natie is voorgespiegeld, toen het gold de «eerderheid te geven aan de rechterzijde, is een indere vraag. De leus: tegen vrijhandel en vrijgeesterij” vindt in deze openingsrede slechts Wakken weerklank. Het Haagsche Dagblad constateert, dat het «’ogramma in hooge mate gematigd mag heeten. het onderwijsartikel uit de vorige Grondwet lohouden bleef, bevat de toezegging van het icwind op dit gebied juist alles wat het geven :an« Het kabinet plaatst zich daarbij op een jodem, dien het blad niet aarzelt den meest loeltreffenden te noemen. Zijn vele liberalen “prechc geweest in hun uitlatingen over de on- lerwijsquuestie, dan kan de regeering, voor een lerziening der onderwijswet van 1878, op een ^roote meerderheid in de Tweede Kamer rekenen. *-'e voorloopige solutie van de onderwijsquaestie sal dan in waarlijk verzoenenden geest geschie den. De nieuwe wet zal daarenboven voor een proefneming kunnen gelden, in hoever door arondwetsherziening nog verder in de richting van hqt bijzonder onderwijs zou kunnen worden Bij deze Courant behoort als bijblad, Fouil- loton-nummer 9. - -- -een goeden Evenmin als een omverwerping van het Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS, Abonnementsprijs voor 3 maanden /l.franco per post 1.25. Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco in te zenden van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents» 7 ’/j Cents. Bij abonnement is de prijs be- -te vernemen bij den BEKEND MAKING. voortgeschreden. Dc eindindruk van het openingswoord vertolkt het blad in deze gedachtenBedriegen wij ons niet, dan kan van dit kabinet van hervorming, i wat de binnenlandsche staatkunde betreft in blijkbaar conservatieven zin te ondernemen mits het in gematigden geest arbeide, en aldus de natie voor te groote schokken beware veel goeds voor liet vaderland worden verwacht. Het N. v. d. D. meent, evenals het Vad., dat zij die na den uitslag der stemming juichten „wij zijn een nieuw tijdperk van onze politiek binnengetreden,” allerminst bevredigd zullen wor den door deze troonrede. Haar indruk over de lange rede is: words, words, words! Trouwens ’t Nieuws had niets anders verwacht. Haar profetie (’t is soms zoo goedkoop profeet te zijn) dat er zoo goed als niets zal gedaan worden in den eersten tijd, komt blijkbaar in vervulling. Het ministerie wendt zich daarbij van de uiterste rechterzijde af, zonder dit met zoovele woorden te zeggen. Zelfs op het hoofdstuk koloniën is het ver van radicaal. Het Hand, is van oordeel dat in de openings rede wel een lange lijst van regelingen wordt aangeboden, maar dat gezwegen wordt over den geest waarin de regeling zal geschieden. De meeste der paragrafen hadden uit de pen van een liberalen premier kunnen vloeien. Na daarop de verschillende paragrafen te hebben nagegaan, besluit het blad als volgt: „De voornemens der regeering getuigen van een moedige opvatting barer taak en ademen geen reactionairen of uiterst behoudenden geest behalve wellicht op het gebied van de belas tingen. Met belangstelling en welwillendheid kunnen de liberalen de voorstellen afwachten de openingsrede bevat geen oorlogsverklaring, dreigt niet met omverwerping van tot dusver verkregen verbeteringen. Zij is een kalm staatsstuk met een flink werkprogram. Men late de regeering nu aan het werk tijgen en steune haar in al wat zij in het belang des lands wil tot stand brengen.” De Tijd is zeer ingenomen met het openings woord. De rede moge slechts in minder strikten zin te beschouwen zijn als een discours programme, zeker is het dat zy in meer dan één opzicht de verwachtingen vervult waarmede het optreden van het ministerie der rechterzijde werd verbeid. Met name verdienen de, volgens het blad, even kloeke als ware woorden, die nu het eerst van de zijde der regeering recht deden aan den strijd, bij de stembus gevoerd, oprechte en hartelijke toejuiching. Den weg, waarlangs het opgetreden Kabinet redres van grieven, en daarmee oplossing van de school-quaestie, in het verschiet stelt, heeft de Tijd te vaak als den waren aangewezen, dan dat het blad dien niet met levendige inge nomenheid zoude zien ingeslagen. Evenzeer mag dit getuigd worden, waar het de andere maatschappelijke vraagstukken geldt, welker oplossing steeds meer en meer een levens- quaestie voor ons wordt. De Tijd twijfelt geenszins, of het gewicht, bij het vermelden der school-quaestie door de ministerieele rede op het christelijk bewustzijn gelegd, duidt de richting i aan, waarin naar de zienswijze der regeering ook hier een oplossing valt te bereiken. Mager is de troonrede ditmaal niet, zegt de Zutf. Ct. Aan beloften en toezeggingen geen gebrek. Ieder minister schijnt op een werkkracht te rekenen, die aan het ongeloofelijke grenst. Ook de jeugdige minister van financiën durft heel wat aanals hij met zijn regelingen de rijken maar niet te veel ontziet, om den kleinen burger mores te leeren. Intusschen wij wachten en zien toe. Want op de toepassing van al dit fraaie komt het aan. Qui trop embrasse, mal étreint. Ook de Stand, geeft thans haar oordeel. „Taal en stijl verrassen u ook ditmaal niet,” zegt het blad waarschijnlijk wenschte het de tale Kanaans gebruikt te zien „maar,” laat het er onmiddellijk op volgen, „de rijke i inhoud biedt veel, dat hope geeft.” Allereerst rekent het daaronder het eeresaluut aan de nieuwe kiezers. Ken kabinet, dat zóó spreekt, blijkt oog te hebben voor de gevaren, aan een te enghartig kiesstelsel verbonden toont het volk te vertrouwen, en zal tot verdere uitbreiding, mits men het tijd tot rustigen arbeid gunne, niet ongezind blijken. „Aan het christelijk element in ons volksleven is weer eere geboden,” vervolgt het blad. „Ook het vraagstuk van het onderwijs wordt moedig onder de oogen gezien. Er is een einde gekoÖ- men aan den spot, waarmee eertijds de gemoeds bezwaren wierden afgewezen. Er wordt erkend, dat er belemmeringen bestaan, die den bloei van het vrije onderwijs verhinderen. En er spreekt een wil in de troonrede, om deze be lemmeringen uit den weg te ruimen. „Grooten ommekeer van zaken bedoelt de regeering aanvankelijk niet. Ze ziet in, dat te forsche maatregelen allicht een reactie in het leven zouden roepen.” Het voorzichtigst acht de Stand, de paragraaf over financiën. Ie veel belooft, volgens haar, deze paragraaf metzo schildert den toestand noch te donker, noch te rooskleurig maar geeft toch te verstaan, dat al to optimistische verwachtingen op tem- pering dienen bedacht te zijn.” Toch noemt het blad alles wat in de paragraaf toegezegd wordt: „wijzende op een practischen zin om allengs orde in den chaos te brengen” en slingert aldus nog eens een hatelijkheid naar hot hoofd van de vorige regeering. Alleen heeft het blad bedenking tegen de houding der regeering in zake het Bankoctrooi. Na al wat over deze gewichtige aangelegenheid geschreven was, had het een zoo overijlde en onveranderde indiening van de nalatenschap van liet vorig kabinet niet verwacht. Zelfs blijft het ook na de aankondiging in de troonrede nog hopen, dat de regeering het aan een corrigendum op deze eerste proeve van regeling niet zal laten ontbreken. Koloniën neemt, volgens het blad, voor het eerst na lange jaren weer een plaats met eere op het ministerieel program in. Hot Centrum spreekt zijn bewondering over de openingsrede aldus uit „Br zit pit in de rede, door den heer Mackay uitgesprokener wordt nadruk gelegd op de beginselen; er wordt een richting aangegeven, waarlangs de regeering zich bewegen zal. Het geheel ademt een anti-liberalen geest. De toestand wordt flink onder de oogen gezien, er wordt rekening gehouden met de wenschen des volks, met de nationale belangen, met de be hoeften op het gebied van sociale aangelegen heden, landbouw en koloniën. Uit den ganschen toon van het merkwaardige stuk spreekt een beslist voornemen, om te han delen. Op de eerste plaats natuurlijk op het gebied der school.” Het blad stipt verschillende punten achtereen volgens aan. Naar aanleiding van hetgeen over het openbaar onderwijs in de rede gezegd wordt, merkt het blad op „Deze zinsnede is zeer gematigd; zij bewijst hoe valsch de bewering der liberalen bij de verkiezingscampagne was, dat de De toezegging van de regeering, dat zal wor- den overwogen in hoeverre van de invoerrechten als bron van inkomen voor de schatkist kan worden gebruik gemaakt, noemt het blad uit muntend en het vervolgt aldus „De regeering levert het bewijs van groot beleid, door zich niet onmiddellijk in een onopgeloste en moeilijke quaestie, als die vrijhandel en bescherming, te mengen, maar allereerst te beproeven, welke resultaten een fiscaal invoerrecht hebben kan. Kan men den landgenoot eenige verlichting van lasten schenken, door van den buitenlander een hooger invoerrecht te vorderen, niemand onzer, die hierop iets zal aan te merken hebben.“ „Hadden wij,“ „besluit het blad, „na het optreden van het nieuwe ministerie, op de uit nemende qualiteiten der mannen, waaruit het samengesteld is, afgaande, reeds goede verwach tingen voor de toekomst, de openingsrede, waar van wij hier enkele voorname punten hebben behandeld, heeft ons in die verwachtingen versterkt. Geen dor geraamte, geen baimle termen zijn ons aangeboden. Het kabinet wil ernstig handelen. Wij staan thans aan het begin van den langen en moeilijken weg, die tot verbetering voeren moet en waarbij allereerst het christelijk spoor zal worden gevolgd/ Het ministerieel openingswoord kan^e Arnh. Ct. in ’t minst niet bekoren. „De nieuwe ministers hebben zich“, zegt zij, „de eerste dagen van hun ministerschap ten nutte gemaakt, om de kunst te leeren van in veel woorden niets stelligs te zeggen, en blijkens de Dinsdag gehouden openingsrede hebben zij met goed gevolg gestudeerd. Bijna op elk terrein van gouvernementeele werkzaamheid worden mcdedcclingen gedaan en toezeggingen gegeven^ vervat in zeer algemeene termen, welke hun beteekenis eerst ontleenen aan het politiek karakter van het kabinet, dat deze mededeelin- gen en toezeggingen doet. »De openingsrede heeft, vervolgt zij, evenals elke zaak, twee handvatsels, en wij gelooven wel dat de regeering, ook al mag zij op het oogenblik vast besloten zijn ’s lands bestuur aan het anti liberaal handvatsel aan te vatten, in de practijk zich daar spoedig aan branden zal, en dus ge dwongen zal zijn gebruik te maken van een andere uitlegging, welke haar woorden toelaten/ Het blad tracht vervolgens aan te toonen, dat de beteekenis der openingsrede inderdaad zeer rekbaar ishetgeen maakt, dat zij zich verder bij deze openingsrede eenvoudig zal nedeileggen en op het nieuwe ministerie het „wacht op onze daden“ toepassen. Alleen wil het blad zich terstond sterk teleurgesteld erken nen over hetgeen in hot regeeringsprogram gezegd wordt over de regeling der defensie. Het gewone middel der verlegenheid, zegt zij wordt daar toegezegd een staatscommissie Het oordeel van de Midd. Ct. komt daarmede eenigszins overeen. Zij zegt „De geheele openingsrede doet ons denken aan een der vele politieke redevoeringen, waar mee men in verkiezingsdagen zoo gul is geweest. Aan woorden en verzekeringen geen gebrek. „Als het land op het papier en met woorden geregeerd moest worden, dan zeker zouden wij met zulk een eerste staatsstuk voor ons van deze regeering veel kunnen verwachten. „Maar wij vertrouwen alleen op daden, die ook beter de bedoeling van een bestuur doen rennen.” verkiezingscampagne was, dat de „clericalen” ind^k^ EvcfmiT^6 tr°°nrede het openbaar onderwijs geheel wilden vernietigen, openbaar onderwijs heeft men ze^-7Ó Du- anti-hberalen w-ilden slechts rechtsgelijkheid I woorden der troonrede vo“r%^onbtuS veï eu daainaai zal de nieuwe regeering streven." l laten van den weg OEEK 01III is IS 1g dt at in ir d- ic i- is a a 1 «m^,pfefilillllSlIllIljliliaiïiSiiö SCHUTTER IJ. ,1O?P?GFJÏ?ESTEE cn WETHOUDERS van Snoek roepen bij leze °p alle manspersonen, binnen deze gemeente woonachtig, mitwUonnti 1 j!"luarl1888 hun 25e jaar waren ingetreden en MEplS™ UtZer ”tlncebte worden gevaceerd; WOENSDAG 1G des morg. van 9 tot 10 uur voor die van Wijk 1, 2, 3, ten 5 m 8’ 9 en 10 mirtil 19 11,12,13, 14 en 15 Verder wordt ter "kennis va" be’anghebBende^gebraeiit0-112° v.m iT,"?1’ .w'é1ke vroeger in andere gemeenten ingeschre- lrd0/«scliruving van het vorige jaar, binnen deze gemeente zijn komen wonen, zich insgelijks op dien dag zui pen tOn lat£" ,lnsollr«ïeu«111 het register; loopende over ouderdom behoort.; 18621 'VaartO° Zij V01g0nS hun ieuer’,hetzij hij al of niet vermeent tot de vrijge- vmmHeh?t|.“lt8eS10teUe“ te bell00re,1« deze inschrijving v cl pilGIlL is n>|dvt,.'^Or «'gezetenen worden gehouden alle Nederlanders, u. Bewoon verblijf houdende, alsmede alle vreemde- im»en, binnen deze gemeente woonachtig, welke hun voorne- dct. a11?0!1 Kijk tc vestigen, zullen hebben mm hl 1 dus[gelegd. hetzij door eeue uitdrukkelijke verklarim- d00r werkelijk oyerhrengen van den zetel van hun veimogen of de hoofdmiddelen van hun bestaan; ZIJ’ lneer dau eene gemeente hun gewoon verblijf °.t. don zetel van hun vermogen heboen gevestigd, tot d nol 1 verplicht zijn binnen die gemeente, ahvaareene dienstdoende Schutterij aanwezig is; dat de registers ter inschrijving van af 15 Mei tot 1 Juaie.k. Al.i geopend cn dat allen, die bevonden worden, zich alsdan s,',,,» h.?bbe“ doen, inschrijven, volgens art. 9 der wet op de Cv, er‘Jcn’ d°er het Gemeentebestuur ambtshalve zullen ingeschreven - en door den Schuttersraad tot eene te n 7 o verwezen, terwijl zij bovendien zonder loting tej dc Schutterij zullen worden ingelijfd, indien het zal blii- mto'to’is de verzuimde inschrijving, geene redenen tot uitsluiting of vrijstelling te hunnen aanzien bestonden; eindelijk een ieder, die binnen deze gemeente niet gèbo- v, 1 1S’ wor<^t ^ngemaand zich tijdig van eeue geboorteacte te oofzicn, en zich alzoo van zijnen juisten ouderdom te verze- ?1?.’ einde de inschrijving naar behooren geschiede art bepaald1^ k°me U ValleU de ®-raf het aangehaald SNEEK, den 20 April 1888. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester, BENNEWITZ, Secretaris. 7

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1888 | | pagina 1