MEI ns Hf IDIWfflHUD IM D8 v e
i
1
O
ssaa
1
11
L
a I
5 SKT’TJEMUEfl.
I artikel
>0
Zaterdag omstreeks 1 uur werd te Rozendaal
Alle brieven
in te zenden.
V
!f
j I
O
De heer J. van ’t Lindenhout, directeur der
weesinriehting te Neerbosch, is meermalen gewe
zen op de noodzakelijkheid, om de weezen, zoo
zij het land willen verlaten, naar de Transvaal
te zenden. Voor eiken jongen, die er heengaat
is echter ten minste 1 600 noodig en de vrienden
uit Zuid-Afrika hebbeu tot heden geen enkelen
tiengulden gezonden tot tegemoetkoming in de
reiskosten.
De Weesinriehting heeft daarentegen reeds
f2200 geofferd ten behoeve van twee weesjon
gens, die in Transvaal een tamelijk goed bestaan
vinden.
Gaarne wil de heer van ’t Lindenhout een
nieuwe poging wagen, wanneer de vrienden uit
Zuid-Atrika den jongens maar te gemoet komen
in de reiskosten. Overigens waarschuwt hij
alle ouders en voogden, hunne jongens niet met
ledige handen naar de Transvaal te zenden,
want er is geen land, waar het meer noodig is
geld te hebben, zal het eenigszins mogelijk zijn
te slagen in het doel dat men zich voorstelt.
het opperbestuur een keuze doet uit do voor
dracht van drie personen, door de Indische
regeering gedaan.
Kan de Tijd zich om al deze redenen niet
ingenomen toonen met de hier besproken regee-
ringsdaad van don minister, met nadruk Wenscht
dat zij hier of daar meent opgemerkt te hebben^
om van de ontevredenheid van velen over deze
benoeming een stormram te maken tegen dezen
minister.
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden /l.franco per post f 1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave oi redactie betreffende, franco
liet jongste nömmer van de Gids bevat een
1 van wijlen prof. S. Vissering over het
van Quack: de Socialisten, 2e druk leen
He deel. Met de meeste belangstelling zal men
ongetwijfeld mot dit laatste woord kennis maken,
liet draagt geheel de kenmerken van Visaering’s
rijken geest en warm gemoed.
Naar aanleiding van Quack’s somber slotwoord:
over hot loven en bedrijf van Maurice en Iluber
hebben het moede hoofd nedergelegd zonder
vruchten van hun arbeid te zien,” zegt Vissering,
on hij besluit daarmede het opstel, ’t volgende:
„Ik heb beter hoop. Ik behoud het geloof,
dat wat een goed en braaf man, hij heete dan
socialise of economist, gedaan heeft, niet geheel
verloren gaat. Al wat wij menschenkinderen
met ons donken, werken en ijveren ten algemee-
I non nutte kunnen uitrichten, beteekent, wel is
Waar, misschien niet meer dan een zomersch
regenbuitje, dat het dorstige land drenkt en den
akker vruchtbaar zal makenmaar elke droppel
<he valt, hoe onschijnhjk, telt mede en heelt zijn
bestemming. Dit moge ons bescheidenheid leeren,
maar net kan ons tegelijk moed geven. En
hierbij zullen wij het hoofd in vrede kunnen
nederleggen, wanneer onze ure slaat.”
Prof. Buys wijdt den overledene een „in me-
moriam.”
De Tijd heeft ernstige bedenkingen tegen de
benoeming van den heer Sol tot lid van de
Indische rekenkamer.
In een land als Indie vooral moet, naar het
blad doet opmerken, het prestige van het gezag
steeds hoog worden gehouden. Wanneer dus
schier alle autoriteiten, met don gouverneur-
generaal aan het hoofd, na rijp beraad een
maatregel nemen, die blijkbaar ten doel heeft
de inlandsche bevolking volgens het voorschrift
van art. 55 van het regeeringsreglement te
beschermen, dan moet men in Nederland uiterst
voorzichtig zijn met het af keuren van zoo’n
maatregel, lloe men overigens ook over de
toestanden op het landgoed Tjiomas moge denken,
eoQ belooning had de heer Sol zeker van de
fogeeriug niet verdiend. Mr. Keuchenius schijnt
eenter van een andere meening te zijn. Immers,
?°k al maakt men haar los van de Tjiomas-zaak,
er zeker nooit iemand op zoo’n buitengewone
'vyze lid van de rekenkamer in Indie geworden
I de heer Sol. Steeds werden tot dusver tot
loden der algemeene rekenkamer lieden benoemd,
me in den staatsdienst reeds een hooge betrekking
bekleedden en bovendien konden geacht worden,
door den aard hunner vroegere betrekkingen
tbet de comptabiliteits-bcpalingen bijzonder goed
vertrouwd te zijn. Met den heer Sol is noch
et een, noch het ander het geval. Wel heeft
U den lande vroeger als le luitenant gediend,
eeh men kan niet zeggen dat deze betrekking
eeii overgang vormt tot het lidmaatschap der
gemeene rekenkamer en evenmin dat zij een
Waarborg oplevert voor ".„ld
at m een lid der rekenkamer vereischt wordt,
daarenboven
Naar wordt gemeld is thans door de regeering
bij de Nederlandsohe spoorwegbesturen aange
drongen op de spoedige invoering van een
beperkten Zondagsdienst op de spoorwegen.
Door het hoofdbestuur van den Ned. Bond
voor Alg. Kies- en Stemrecht is besloten aan
de waarschijnlijk in Nov. te houden algemeene
vergadering een groote meeting op den vorigen
avond te doen voorafgaan, en daarvoor vanwege
het hoofdbestuur sprekers uit te noodigen.
Do heer jhr. mr. M. A. de Savornin Lohman,
advocaat-generaal bij den Hoogen Raad, heeft
aangenomen om in de residentie te spreken in
de sociaal-democratische vereeniging.
Gebrs. Van Lier te Amsterdam hebben, met
de impressario’s van Mmo Sarah Bernhardt, de
hoeren II. Abbey Maurice Grau, een over
eenkomst gesloten, waarbij zij zich verbinden
twee voorstellingen in het Grand Theatre te
geven, waarvan de eerste zal plaats hebben in
het begin van October.
De regeling der geheele rondreis in ons land
hebben de hoeren Van Lier op zich genomen.
Jl. Zondag is te Utrecht do aangekondigdo
vergadering van notarissen gehouden. Na eene
langdurige discussie is met groote meerderheid
van stemmen besloten, zich tot de regeering te
wenden met een adres, waarin gewezen wordt
op de gevaren, waarmede het notariaat in
Nederland wordt bedreigd door de zaakwaarne-
merij, en waarin de middelen worden uiteengezet,
welke de regeering tot verbetering van den
bestaanden toestand zou kunnen nemen.
bekendheid met datgene bij Velp het stoffelijk overschot ter aarde besteld
:i -Li -L. van den te Arnhem overleden dichter en ge-
is het, gelooft de Tijd, regel, dat schiedschryver Willem Jacob Hofdijk, op de
ADVERTENT1ÈN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents»
voor eiken regel meer 71/, Cents. Bij abonnement is de prijs be
langrijk lager. Yoorwaarden daaromtrent te vernemen bij den
Uitgever.
stille, lieflijke begraafplaats waar ook De Gene-
stet en Ter Haar rusten. Op de kist waren
vijf kransen neergelegd. De heer Caspers uit
Utrecht sprak bij de groeve en herdacht Hof-
dijks. leven voor Nederland, voor zijn vrienden
en zijn gezin. De zoon van den overledene
bedankte met eenige diepgevoelde woorden.
Uit Nieuwediep wordt nader gemeld, dat de
Urker^botters U K 107, schipper J. Brands, en
U K 148, schipper A. A. Hennik,inden nacht
van Dinsdag op Woensdag in het Kaap en
Molengat zijn omgeslagen. De opvarenden, zes
in getal, werden allen een prooi der golven.
De schipper van een der beide vaartuigen,
een weduwnaar, had zijn zoon van 14 jaar bij
zich en een knecht van 18 jaar. Op de andere
schuit was een ongehuwde schipper, een knecht
die 7 kinderen nalaat, en een jongen van 15
jaar, zoon eener weduwe, dio voor zes jaar haar
man en een zoon op hun eigen schuit verloor.
Het lijk van een der verongelukte Urker
visschers, schipper J. Brands, is bij de zandplaat
Onrust gevonden en naar Urk vervoerd.
De inventaris van de omgeslagen en later
gestrande vaartuigen is grootendeels geborgen.
De schuiten zelf zijn echter uit elkander gewerkt.
De rechtbank te Amsterdam heeft den uit
gever van het Nieuws van den Dag schuldig
verklaard aan het verspreiden van laster tegen
den pastoor van Bornerbroek en hem, den heer
J. L. Beijers, veroordeeld tot f250 boete of 2
maanden gevangenis.
Men schrijft uit Maastricht aan de N. R. Cl.
Eergisteren tegen den avond had er bij het
grensdorp Eijden een duel plaats tusschen de
heeren Tulier, redacteur van het dagblad La
Meuse, en diens neef, den advocaat Le Jeune,
van Luik. De duellisten waren van Luik tot
Vise gestoomd, en richtten zich, vergezeld van
4 getuigen en eenen geneesheer, naar de
Nederlaudsche grenzen. Zij dachten die over
schreden te zijn, misleid door do richting der
grenspalen, doch bevonden zich nog op Belgisch
grondgebied. Aanvankelijk was de afstand
bepaald op 20 pas; op aandringen van den heer
Tulier echter werd die bekort op 10 pas. Bij
het eerste pistoolschot, door zijn tegenpartij
gelost, stortte Tulier, in het hart getroffen, dood
ter aarde.
De Belgische maréchaussees, die spoedig ter
plaatse waren, namen den advocaat Le Jeune
in hechtenis. Het lijk van den verslagene werd
naar Luik vervoerd.
De aanleiding tot het duel moet geweest zijn,
dat de heer Tulier zich op minder eerbiedige
wijze over eene dame had uitgelaten.
De Amst. (het weekblad) geeft een uitstekend
geslaagde afbeelding van W. J. Hofdijk. Een
afbeelding van het oude gymnasium te Amsterdam,
waar hij zoolang les gaf, en van het woonhuis
waar hij den laatsten tijd woonde (in de Kerk
straat) is er bijgevoegd, met en benevens facsimile
van een brief aan J. Immorzeel jr. van den
jare 1839. Dr. Jan ten Brink wijdt hom een
waardeerend woord.
Het volgende, ’t welk onder de histoire anec-
dotique een plaatsje verdient en dat wij in de
Pr. Gr. Ct. vinden, laten wij hier volgen
"i*;i ’J i’ za® Hofdyk voor mij, gelijk hij jaren geleden
m net letterkundig genootschap „Oefening kweekt kennis* in
Ben Haag optrad met een of andere door hem berijmde episode
uit de historie des lands, op dien cigenaardigen, snijdenden,
jjzerv re tenden toon voorgedragen, die den Kennemer bard van
alle anderen onderscheidde. Hofdyk’s uitorlijk deed mij altijd
denken aan een sergeant der infanterie, zoo door de twee naar
voren gekamde lokken en de sik, als door de bruinpaarsche
gelaatskleur en het gelaatstype. Hoorde men daar bh het
scherpe, harde stemgeluid, dat u in de ooren klonk alsof het
uit een metalen verhemelte Kwam, dan werd die gelijkenis
met den kommandeerenden krijgsman nog treffender, Bat ze-
bekendmaking.
I De BURGEMEESTER der gemeente Sneek
j brengt tor openbare kennis, dat het Kohier der
I Personeele Belasting no. 3, dienst 1888/89, dezer
I gemeente aan den heer Ontvanger der Directe
I en dat ieder verplicht is zijnen aanslag, op den ZÜ al dadelijk op te komen tegen het streven,
I bij de wet bepaalden voet, te voldoen.
I Sneek, den 3 September 1888.
De Burgemeester voornoemd,
I ALMA.
I U I T D E P E R S.
Men schrijft aan do Javabode uit Buitenzorg,
dat na een ernstig onderzoek in de zaak van
den eervol ontslagen kapitein Willink Ketjen
een rapport is ingekomen, luidende: „dat dio
officier hoogst onrechtvaardig is behandeld; dat
hem wettig toekomt en minstens moet worden
toegelegd het. Volle kapiteinspensioen, met rappel
van het bereids aangehoudene" enz.
SNEEK, 4 Sept.
Geen enkel zonnestraaltje verguldde jl. Zon
dag het feestterrein in de Buitensocieteit, waar
de vereeniging Floralia alhier hare jaarlijksche
tentoonstelling hield van gekweekte planten.
Het was regenen uit den treuren en het weder
had veel van een dier sombere treurige herfst
dagen, zooals de zomer van ’88 er ons reeds zóó
vele heeft aangeboden, tegenover zoo weinige
heldere, zonnige dagen. Voor velen, vooral
voor do kweekers, voor wie de jaarlijksche ten
toonstelling een soort feestdag is, was het zeker
een groote teleurstelling, dat aan de door hen
gekweekte kinderen Flora’s geen enkel lachend
zonnestraaltje mocht ten deel vallen, nu ze,
netjes en met zorg gerangschikt, allen als in
hun sabbaths-tooi prijkten en aldus hunne be
zoekers en bewonderaars afwachtten. Deze bleven
nu wel niet achterwege, maar by gunstig weder
zou het bezoek natuurlijk veel grooter zijn
geweest en het tentoongestelde, even als de
versieringen van het feestterrein, beter tot hun
recht gekomen zijn.
De voorzitter der vereeniging, de heer J. Hou-
wink, deelde, met een gepaste toespraak, den
uitslag der bekroningen mede. Aan het door
hem bij die gelegenheid gesprokene ontleenen
wij ’t volgende
„Wanneer het waar is, dat liefde voor planten
en bloemen, ze te verzorgen en te kweeken,
beschavend werkt op den mensch, dan hebben
wij ons te verheugen in het feit dat ook onze
gemeente hare Floralia-vereeniging bezit en het
is dan ook reeds merkbaar, zoowel aan ons
gemeenteplantsoen als aan de vensters van rjjken
en armen, dat de lust voor het kweeken van
planten en bloemen toenemende is.
„Toch blijft er in deze richting nog veel te
wenschen over, want, behalve dat nog altijd
vele ouderen het bloemenschoon met onverschil
ligheid bejegenen, onbewust van het genot dat
een schoone bloem haren kweeker biedt, bestaat
er bij de jongeren nog altijd eene mate van
vernielzucht, die zelfs de onschuldige bloem niet
I werk
na
ina
id.
H I X5KSLA\II.
s
i
'11
■S
2
e*
8
I
o
15
14
9
0
5
12
6
27
15
>01
36
•of
56
or
11
or
25
ot
42
>or
il
te
ni
te
te
te
ke
tie
tjó
en
an
té
li-
ffi
‘I
I Belastingen ter invordering is ter hand gesteld, --.uw.v.,u.v.u>.u.ua
kerè ruwe en burgerlijke in isijn voorkomen iöoüde dè Bfavö,
edele Hofdijk, dien ik om zoo menigen my van hem bekendeii
trek hoogachtte en vereerde, ook wel ecus in zijn vormen. Zoo
heriuner ik mij een zekeren avond in „oefening kweekt kennis",
dat Hofdijk vervaarlijke gestichten trok bij de voordracht van
een stuk vaderlandsche historie, vol plassen bloed en sabel
houwen. Zijn zeer beweeglijke tronie kreeg nu en dan, doof
het plotseling ophalen van den neus, zulk een zonderlinge
uitdrukking, dat enkele jeugdige toehoorders hun ernst Verlo
ren en stil begonnen te giegelen. Meer en meer werd dut
gesmuigd gelach luider en eindelijk trof het oog eil oor vaü
den dichter. Op eens houdt hij op en zegt mét zijn dóórdrin
gend scherp geluid: „Als die jonge juffrouwen lachten willen,
moeten zij maar elders gaan. Ik spreek alleen voor ernstige
liedenDe twee bakvlschjes kleurden tot over de ooren en
wisten zich niet ie bergen van Verlegenheid. Toen in de pauze
de broeder dier meisjes den dichter zyn verwondering te ken
nen gaf over de barschc wijze, waarop zijn zusters waren toe
gesproken, kreeg hij zulk een stortvloed van woorden naar het
hoofd, waaronder er Verscheiden waren die tot de sergeants-
dictionnaire behooren, dat de interpellant stil wegdroop.
Professor Ten Brink, die de gaaf bezit, tal van menschep in
spraak en wyze van doen te kunnen nabootsen, heeft menig
maal den dichter Hofdijk met zijn eigenaardig neus-opsnüiven,
zijn kernachtigen spreektrant en zijn ijzervretersgelüid zoo
sprekend nagebootst, dat Iedereen het treffende dief kopie
moest bewonderen. Eens, op een feestmaal te Amsterdam,
waar èn Ten Brink én Hofdijk aanzaten, werd de eerste uitge-
noodigd de gasten weder ecus met die gaaf der nabootsing te
vermaken. Gewillig als steeds, gaf dr. Jan zyn nabootsing van
dominé Teh Kate; Beets en anderen ten beste, toen Bnkelen
riepen: „NU Hofdijk!" Met een zydeliugschen Wenk üilar den
dichter, gaf dr. Ten Brink te kennen dat die vertooning nu
niet doenlyk waö. „Wel zeker!" riepen de vroolijke gasten,en
zich daarop tot den Kennemer bard wendende „Niet waar.
Hof, je hebt er immers niet tegen, dat Ten Brink joü voor»
Stelt, een toost drinkende
Hofdijk was te goedhartig én joviaal, te veel gesteld óp een
grap, om zich hiertegen te verzetten, en zoo geviel het dat de
Kennemer bard op dat gastmaal zich zelven, in al zijn eigen
aardigheid kon hooren. Die toost had groot suecès.“
igt
:rd
z.