MRS- H Ihllllinill IÜ.III IM DS
«ÜUITI. 0 III i .IIIIMIffil'IIU SMI
JI
I
No. 91.
J
1888.
J
D R I E-E N-V EERTIGST E
W O E IN S
14
TN O V E Al E JR.
0;
I
I
I
h <1 benden tegen hunne aanslagen op ongezegeld
1
r
1
l.
Multatuli-zelf.
Men kan dan o. i. ook gerust aannamen, dat
die zoogenaamde „Legendes Orientalesudie de
heer d’Estrey beweert uit de Rundschau vertaald
te hebben, door hem integendeel uit Multatuli’s
Minnebrieven woordelijk in ’t fransch zijn over
gebracht. Op zich-zelf zeker een zeer verdien
stelijk werk, maar waarvan de waarde zeker niet
verkleind zou zijn, als do heer d'Estrey dien
gefingeerden Oosterschen mantel had weggelaten
en hij eerlijk den naam van den genialen
Nederlandschen auteur had genoemd, op wiens
uitstekende pennevruchten hij zijne landgenooten
meende te moeten vergasten.)
op het gevaar, dat daaruit voor hunne beginselen
moet ontstaan.
Tot Zondag middag, hebben 18 der ontslagen
wevers op de lijst der firma O, Janniak Zon en te
Jn een drietal artikelen, onder het opschrift
Wstand, bespreekt het Dagbl. van Nederland
“e onvruchtbaarheid van ons parlement. Het
X-eent die te moeten zoeken in twee oorzaken:
allereerst in de politiek die het oog doet sluiten
'üor maatschappelijke belangen al begint zij
tfceds knikjes te geven aan de sociologie en
wirnaast in de wijze van arbeiden der Tweede
Miner. Zoolang men de leer zal blijven toe-
Seda<!tn dat ’t parlement alleenlijk heeft te con-
kuleeren, en aan de ministers het regeeren, het
Vl>ordragen en verdedigen van wetten moet
borden overgelaten, zal de verwaarloozing van
zeer groot aantal gewichtige belangen aan
w orde van den dag blijven.
»De natie bekommert zich, o. i. geheel terecht,
zoo besluit het blad in het minst niet om
“e theorie aangaande de grenzen, waarbinnen de
Werkzaamheid van de regeering en van de
''wksvertegenwoordiging zich heet te moeten
e■vegen. Zij wil plukken van den zoo lang
teedsin bladerdos weelderigen,maar aan vruchten
?lmeu boom. Blijven die vruchten uit, dan zal
fllJ> wat men ook daartegen protesteere, worden
^gehouwen Onze tijd eischt werk; ’t verzuimde
eet worden ingehaald en men zal ook, als dit
bemaal is geschied, nog moeite genoeg hebben
aan de steeds opkomende behoeftefl tijdig te
De Tweede Kamer is bijeengeroepen tegen
Woensdag 14 November, des middags te 3 uur.
In eene Vrijdag avond onder voorzitting van
mr. J. F. Farensbach in „Frascitie“ te Amster
dam gehouden vergadering der katholieke kies
vereniging Recht en Orde aldaar, die door
ongeveer 1100 leden werd bijgewoond en voor
namelijk belegd was om te behandelen wat te
doen ten gunste der rechten van den Pausel jken
Stoel, werd allereerst op voorstel van ’t bestuur
besloten bij de verkiezing voor de Provinciale
Staten op 13 November zelfstandig met een
candidaat op te treden, aangezien pogingen om
met de anti-revolutionairen tot een compromis
te geraken mislukt waren. Het bestuur wenschté
daarom den heer Leo Bonuike als candidaat
dezer Vereeniging te proclameeren, wat bij
acclamatie werd aangenomen.
De voorzitter zette hierna de geschiedenis
uiteen van den Pauselyken Stoel, met name
de aanspraken van den Paus op wereldlijke
macht, en noemde het eene misdaad, waardoor
hem die macht was ontnomen. Hy vond het
plichtmatig dat alle Katholieken er op aandrongen
om den Paus in zyne rechten als wereldlijk
Vorst te doen hprstellen. Over dat recht hadden
reeds verschillende episcopaten hunne stem luide
verheven, wat ook onlangs te Botterdam was
geschied. Recht en Orde was meer dan eenige
andere corporatie geroepen dat voorbeeld te vol
gen. Wij ook moeten, zeide spreker, voor den
Paus vorderen herstel zijner rechten en macht
als wereldlijk Vorst, want Home is het wettig
erfdeel van Petrus en voorbeschikt te zijn de
zetel van den opperpriester, plaatsbekleder van
Christus, want de zaak des Pausen is de zaak
van God. (Daverend applaus).
Dr. Vermeulen, lid der Tweede Kamer, ver
klaarde geheel in te stemmen met den inleider,
doch hij verwachtte dat dit herstel eerder van
de Katholieke wereld dan van de rogeeringen
zoude te wachten zijn. Na een kort debat
werden twee resolution, aan den Paus te richten,
aangenomen, waarin lu. de kiesvereeniging hare
kinderlijke liefde en verknochtheid aan den Paus
betuigt, onder protest dat hem nog immer die
wereldlijke macht wordt onthouden, die onmis
baar is voor zijne hooge waardigheid; 2U. de
wensch wordt geuit dat dit protest algemeene
instemming mocht vinden bij alle Katholieken
in geheel Nederland.
Op eene vraag of deze kiesvereeniging
zich alsnu aan het hoofd der beweging ten
gunste van de rechten van den Pauselijken Stoel
zal stellen, antwoordde de voorzitter, dat, na
openbaarmaking hiervan in de dagbladen, aan
vankelijk een afwachtende houding zal worden
aangenomen.
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek, brengen ter openbare kennis,
dat het door hen opgemaakt Suppletoir-Kohier
van Belasting op de binnen deze gemeente ge
houden wordende Honden, dienstjaar 1888, van
den 14en dezer maand, gedurende acht dagen
I ter Secretarie alhier voor een ieder ter inzage
I zal liggen, binnen welken termijn belangheb-
Ipapier bij hun College bezwaren kunnen in-
1 brengen.
Sneek, den 10 November 1888.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEWITZ, Secretaris.
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek,
Gelet op de artikelen 6 en 7 der Wet van
2 Juni 1875, (Staatsblad no. 95,) tot regeling
van tiet toezicht by het oprichten van inrich-
fiugen, welke gevaar, schade of hinder kunnen
veroorzaken
Brengen ter openbare kennis, dat ter Secre
tarie der gemeente ter visie is gelegd, een verzoek
Ret bijlagen van Jannes Hinderk Bont, tabaks-
Bbrikant, wonende alhier, om vergunning tot
het plaatsen van een Tabaks-droogtrommel of
■Mst in het gebouw, staande aan den Oosterdük
alhier, Wijk 3, no. 43l, kadastraal bekend
gemeente Sneek, Sectie B, no. 2564.
Dat op Woensdag den 28 November 1888,
hes middags te 12 uren, ten gemeentehuize ge
legenheid zal zijn, om tegen die oprichting
bezwaren in te brengen en deze mondeling en
Bchriltelyk toe te lichten en dat zoowel de
verzoeker, als zij, die bezwaren hebben in te
brengen, gedurende drie dagen vóór ovenge
noemd tydstip ter Secretarie der gemeente, in
de gewone bureau-uren, van de ter zake inge
komen schrifturen kennis kunnen nemen.
Sneek, den 14 November 1888.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEW1TZ, Secretaris.
UIT DE PERS.
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden /l.franco per post f 1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
ln te zenden.
voldoen. Daarom wordt het o. i. zaak, dat de
kamerleden, althans de welgezinden onder hen,
eens ernstig gaan overwegen, of zij niet op een
andere wijze aan het werk zullen tijgen dan tot
dusverre.
„Vestigen wij daarbij het oog op de vele
materieelè belangen, die gedurende de laatste
vijf en twintig jaren niet behoorlijk behartigd
zijn, dan moet wel het denkbeeld rijzen, dat in
vereeniging van gelijksoortigen om gemeenschap
pelijk te arbeiden, een middel kan liggen, ten
einde iets meer te verrichten dan tot heden
mogelijk bleek. Wanneer in de Kamer b.v. de
leden die kennis hebben van en ijver bezitten
voor de belangen van handel en nijverheid zich
samenvoegden, om al die zaken te bedenken,
die buiten de politiek liggen zonden zij dan
door zelf het initiatief tot wetgeving of tot voor
bereiding van wetgeving te nemen, niet den
stoot kunnen geven aan een betere voorziening
in tal van behoeften van stoffelijken aard
Zoude, indien in ons parlement zich commissies
konden vormen, die, ineen behoorlijk te regelen
verhouding tot de ministers staande, zich mede
verantwoordelyk moesten gevoelen voor den
toestand waarin de wetgeving verkeert, niet
alleen ’s lands belang gebaat zijn, maar bovendien
het Kamerlidmaatschap een betrekking kunnen
worden, waarvoor ook handels- en nijverheids
mannen zich gernakkelijker lieten vinden? Zoude
de ergerlijke en inderdaad noodlottige stilstand,
door ieder erkend en gevloekt, kunnen blijven
voortduren, als de volksvertegenwoordiging we
zenlijk iets te doen had, en inderdaad, anders
dan bij wijze van uitzondering, iets deed
Werken is zoo gezond. Het is het beste middel
tegen het gekibbel en gekakel. Dit middel is
noodig, want het gepolitiseer en het gepraat in
de Kamer voert ons land ten verderve/
In de N. R. Ct. wordt gewezen op de zaak
der liberalen in het land. De Stand, heeft
onlangs trachten voor te rekenen, dat de liberale
partij minstens tot 1890 tijd heelt, om zich voor
een nieuw optreden als regeeringspartij voor te
bereiden. Wat men evenwel tot beden van de
regeerkunst der tegenpartij ziet, geeft eenige
hoop, dat de proeftijd korter zal duren. Heden
voor de liberalen om aan de kansen bij een
volgenden stryd aan de stembus te wanhopen,
is er niet. Maar wil men goed voorbereid zyn
voor dien strijd dan moet men niet blijven stil
zitten. De tegenpartij werkt steeds rusteloos
door aan hare organisatie. Zij heeft hulpmid
delen tot hare beschikking en invloeden in
haren dienst, die voortdurend werkzaam zyn;
hulpmiddelen en invloeden, die in den politieleen
stryd zeer veel beteêkenen, en die wij geheel
missen. Wat ons te hulp moet komen, is in
de eerste plaats een opgewekt politiek leven.
Waar wy vóór alles voor te zorgen hebben, is
dat dit leven niet in een lang tydperk van
rust verslappe.
Onze politieke vereenigingen de „Liberale
Unie“ niet in de laatste plaats hebben ook
buiten den verkiezingstijd eene taak te vervullen.
Zy hebben te zorgen, dat zij haren invloed steeds
verder uitbreiden, en dat onder de kiezers de
belangstelling voor de zaken des lands levendig
blijve.
Aan de middelen daartoe ontbreekt het niet.
De N. R. Ct. wijst op den machtigen invloed
van het gesproken woord, op de verspreiding
van kleine geschriften en vooral op de kleine
pers, die vooral plaatselyk zooveel invloed kan
uitoefenen, doch tegenwoordig voor een zeer
groot deel in handen van de kerkelijken is.
De N. R. Ct. meent te mogen betwijfelen of de
aandacht der liberalen wel voldoende gericht is
In de Nouvelle Revue van 1 Aug. jl. komen
onder het opschrift „Oostersche legenden, naar
een manuscript van een onbekend schrijver”,
eenige verhalen voor die woordelijk overeen
stemmen met de Parabelen uit Multatuli’s
Minnebrieven. De naam van graaf Henry
M. d’Estrey staat onder het stuk. Mej. Marie
van Berlikom doet de vraag of er Arabische
manuscripten bestaan waaraan Multatuli zijn
„Geschiedenissen van Gezag” zou hebben ont
leend. Is dat niet het geval en hebben beide
schrijvers niet uit éenzelfde bron geput, dan
beeft de Franschman doodeenvoudig een woor
delijke vertaling van Multatuli’s werk gegeven.
De redactie van de Nederlandsche Spectator
heeft zichzelf nopens dat punt zekerheid willen
verschaffen en den hoogleoraar M. J. de Goeje
om advies gevraagd. Door hem is ’t volgende
geantwoord
„Ik heb de „légendes” van Meyners d’Estrey
in de Nouv. Revue vergeleken met da corres-
pondeerende uit de Minnebrieven en kan tot
mijn genoegen verzekeren, dat de door mej.
v. Berlikom aarzelend uitgesproken meening,
dat de eerste niets zijn dan een vertaling
der Multatuli-geschiedenissen, volkomen juist
is. De overeenstemming tusschen beide is
zoo groot, dat men by de onderstelling van
twee van elkaar onafhankelijke vertalingen uit
hetzelfde origineel, een herhaling zou moeten
aannemea van het wonder, dat weleer bij de
vertaling der LXX moet hebben plaats gehad.
Doch ook de onderstelling van een Arabisch
origineel is ongerijmd. De eenige vertelling die
een would-be Oostersch karakter heeft, is de
Negende geschiedenis van gezag (Le Commerce
bij d’Estrey). Maar ook deze is gewis het
werk van Multatuli, zooals zoowel de stijl als
de fouten bewijzen.
(Wij kunnen hier nog bijvoegen, dut, reeds
dadelijk na het verschijnen van het nummer van
de Nouvelle Revue, waarin bedoelde Légendes
Orientales voorkomen, die oogenschijnlijk eene
letterlijke vertaling zijn van een viertal „Ge
schiedenissen van Gezag11 uit Multatuli’s
Minnebrieven, een onzer stadgenooten zich recht
streeks tot den heer Henry d’ Estrey heeft
gewend, met beleefd verzoek om eenige ophel
dering desbetreffende. De heer d’ Estrey ant
woordde daarop 7 Aug. in substantie, dat hij
die „Légendes” naar hij meent uit een der
eerste jaargangen van de „Deutsche Rund
schau1*' had vertaaldhet juiste jaar herinnerde
hij zich niet meer, hij had die vertalingen reeds
12 a 15 jaar in portefeuille gehad en niets aan
den inhoud of den titel veranderd.
Naar aanleiding van de daarop gevolgde toe
zending eener beknopte levensbeschrijving van
Multatuli, benevens eenige aanhalingen uit zijn
werken, ter plaatsing in de Nouvelle Revue,
schreef de heer d’Estrey (29 Aug.), dat de
opname vooralsnog was geweigerd.
„Indien het u evenwel aangenaam mocht zijn,
zal ik er mij een genoegen van maken, aan de
hand uwer gegevens, een artikel over Multatuli
te schrij ven, dat ik zal trachten in eene of andere
Parijsche Revue geplaatst te krijgen/
Hierbij verdient opgemerkt te worden, dat
de le jaargang van de Deutsche Rundschau in
1874 verscheen, terwijl de eerste druk der
Minnebrieven reeds van Juni 1861 dateert,
en voortsdat uit den smeltkroes dier dubbele
vertaling, weer letterlijk Multatuli’s geschiede
nissen van gezag te voorschijn komen, waarbij
o. a. ook is gevoegd het ticeede sprookje over
„Chresos“, of, m. a. w.de geschiedenis van
ADVERTENT1ÈN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents»
voor eiken regel meer 71/, Cents. Bij abonnement is de prijs be
langrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bjj den
Uitgever.
OEEK
IRA VI'
I
I
e
B I ft N E ft’ L A
i
I
I
t
i
I
I
I
I
s
I.
"ouwu veriuyu ueiangneo-
«I