rm
fflïïIUIIETMMSSJWSlM
f
L
irans- b löramw-BUD ioor dc
1889.
No. 19.
I
VIE R-E N-V EERTIG^TE
J
G M A A 11 T.
WOENSDAG
I
voeren haar naar de
ala
00
an
I T DE PERS.
Abt, 8. De Opperbrandmeester voert het ea zyn verplicht de Dr and weester» in kennis te
r.
IfSKSffiWWi
ADVERTENT1ËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents»
voor eiken regel meer 7,/l Cents. Bij abonnement is de prijs be
langrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen by den
Uitgever.
ste
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
Abonnementsprijs voor 3 maanden fl.franco per post ƒ1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave ol redactie betreffende, franco
in te zenden.
sr
,n
do
do
lea
•me
iet
ga-
lan
she
le.
jkt
L
irt,
1
11-
ad'
rst(
en.
ch
de
P'
niel
ölatfl
zij
t Li
spectiën van het begin tot het einde tegenwoordig
perceel bezetteu, op vuldoendeulstand /y
r
ir
r-
V
bevel over het personeel der brandweer en houdt
een gestadig toezicht op de braudbluschmiddelen, I
de bergplaatsen ea de brandputten.
Hij zorgt dat bij gesloten water van wege de
gemeente bijten worden gemaakt en onderhouden.
In alle gebreken, ook wat betreft het diep-
bouden van bepaalde plaatsen in havens en
grachten en de toegangen daartoe, zal op zijne
aanwijzing, door den Gemeento Architect terstond J
worden voorzien.
Betreft het herstellingen van grooten omvang
of vernieuwing van materieel, dan wordt de
aanvrage daartoe met redenen omkleed aan
Burgemeester en Wethouders ingezonden.
Abt. 9. Bj brand begeeft hij zich onverwijld
naar de plaats van het gevaar en is met in
achtneming van art. 189 der gemeentewet, belast
met het nemen van die maatregelen tot blussching,
welke hij noodig acht.
Art. 10. Hij is bevoegd ieder die zich bij
het blusschen van brand tegen zijne bevelen
verzet of zich onbetamelijk in den dienst gedraagt,
van de plaats te doen verwijderen.
Art. 11. Hjj zorgt dat de inspectiën en oefe
ningen met de spuiten geregeld gehouden worden
en bepaalt daartoe tijd en plaats.
Art. 12. Hij wordt bij ontstentenis vervangen
door den oudste der aanwezige Brandmeesters.
Hjj verlaat de gemeente niet, zonder den Bur
gemeester en de Brandmeesters hiervan in kennis
te hebben gesteld.
HOOFDSTUK HL
Van de Brandmeesters.
Art 13. De Brandmeesters begeven zich
bij brand onverwijld naar de plaats van het
gevaar, stellen zich onder de bevelen van den
Opperbraudmeester, zyu verplicht zyne bevelen
ten uit voer te leggen en treden in zyne plaats
overeenkomstig art. 12.
Art. 14. Zy hebben met opzicht tot de
bediening der spuiten gelijke bevoegdheid, als
in art. 10 aan den Opperbraudmeester is coege-
kend.
Art. 15. Zij zijn bij de oefeningen en in
spectiën van het begin tot het einde tegenwoordig
en zijn verplicht den Opperbraudmeester in
kennis te stellen van alles wat de werktuigen,
waarbij zy geplaatst zijn, betreft.
Art. 16. Zij verlaten de gemeente niet,
zonder den Opperbraudmeester kennis te geven.
By afwezigheid worden zy vervangen op de
wijze door den Opperbraudmeester te bepalen.
HOOFDSTUK IV.
Van de Adjunct-Brandmeesters.
Art. 17. Leder Adjunct-Brandmeester heeft
de Brandgasten, bij zyne spuit behoorende, onder
zyne bevelen.
HOOFDSTUK VI.
Van de Brandbluschmiddilen.
Art, 27. De brandspuiten met het daartoe
behoorende materieel, alsbraudhaken, brand
ladders, brandemmers en lantaarns, zyn met
hetzelfde nummer gemerkt als de plaats waar
zij geborgen worden.
Art. 28. De deuren dier bewaarplaatsen zijn
voorzien van gelijk werkende sloten waarvan de
Burgemeester, de Opperbrandmeester, de Brand
meesters, de Adjunct-Brandmeesters, alsmede do
Gemeente-Architect sleutels hebben.
Bovendien wordt aan ecu der uaasto buren
van elke bewaarplaats een sleutel met fakkel in
bewaring gegeven, welke op eerste aanvrage aan
een der ia dit artikel genoemde personen moet
worden ter hand gesteld.
Abt. 29 Ten dienste van elk der spuiten moet
in do bewaarplaatsen, in goeden staat aanwezig
zijn: ’t benoodigd aantal meters slangen, lantaarns,
kaarsen, byleu, een zak met gereedschap, waarin
hamer, nijptang,tweeschroefsleucels, twee emmer-
sleutels, drie peusleutels, koppelbuizen, een sleutel
voor het verzetstuk, een mes met schede, bind-
lappen en touw, een paar lederen handschoenen
voor den pjjphouder en voorts wat de Opper
braudmeester noodig oordeelt.
Art. 30. Geen brandspuiten mogen tot het
verleenen van hulp buiten de gemeente vervoerd l
worden, dan met schrifteljjke vergunning van
den Burgemeester en nooit meer dan twee
gelijktijdig.
Het vervoer zal alléén geschieden op aanvrage,
waarbij gelyktijdig voor alle onkosten, zonder
onderscheid, wordt goedgezegd.
HOOFDSTUK VIL
Van het blusschen van brand.
Art. 31. De Politieagenten gedurende den
nachtdienst brand ontdekkende, zuilen onder het
roepen van „Brand'1' met aanduiding van de
plaats waar deze is ontstaan, met den meesten
spoed waarschuwende bewoners van het bran
dende* en van de naburige panden, de beambten
der brandweer, den Burgemeester, den Komman-
dant der Schuttery, den Commissaris van Politie,
den Gemeente-Architect, den Directeur der üas-
Art. 4. Aan de woning van den Opper
brandmeester, de Brandmeesters en de Adjunct-
een
bordje geplaatst hunne betrekking aanwyzende.
de Opperbraudmeester Voorzitter
brandweer rakende en doet die voorstellen welke
in het belang der zaak dienstig zijn.
Art. 6. Het College regelt den algemeenen
dienst der brandweer en stelt in overeenstemming
met de bepalingen dezer verordening de instruc
tion voor de Adjunct-Brandmeesters en Brand
gasten vast.
Art. 7. Door Brandmeesters
Brandmeester^ daartoe door den Opper brand-
Adjunct-
w -t ~rr
meester aan te wijzen, wordt minstens eenmaal
-de wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad
WQA Ann _rf*l onmnnnn kvinnrloiikmi nr
t overlijden ingenomen.
stellen van alles wat de werktuigen, waarbij zij
geplaatst zijn betreft.
Art. 22. Zij verlaten de gemeente niet,
zonder daarvan kennis te geven aan den Opper
brandmeester.
Bij afwezigheid worden zij vervangen op de j
wijze door den Opperbrandmeester te bepalen.
HOOFDSTUK V.
Van de Brandgasten.
Art. 23. De brandgasten zjn stipte gehoor
zaamheid verschuldigd aan den Opperbrandmees
ter, de Brandmeesters en de Adjunct-Brand
meesters en zijn verplicht zich zoowel bij oefening
als bij brand bij de spuiten te bevinden, waarby
zij geplaatst zyn.
Zij zullen worden voorzien van een penning
waarop een doorloopend nummer en dat der
brandspuit vermeld staat.
Art. 24. Deze penning zal, ’t zij bij oefening
cf by braud zoodra mogelijk aan een der Adjunct-
Brandmeesters bij de spuit behoorende, moeten
worden afgegeven, tjn einde te kunnen weten
wie afwezig zijn.
Bij het eindigen der exercitie of na afloop van
den brand zullen zij worden terug gegeven.
Art. 25. Bij oefening en bij brand ontvangen
de aanwezige Brandgasten eene beloouing door
het College Brandmeesters onder goedkeuring
van Burgemeester en Wethouders te bepalen.
Art. 26. Zy verrichten de werkzaamheden,
hun door de Brandmeesters en Adjuuct-Brand-
meesters onder wier bevelen sy staan, aan te
wyzen.
De Standaard is piet bijzonder gesticht over
’t feit dat de Staten in de meeste provinciën
besloten hebben het nieuwe ontwerp op de
provinciale indeeling der kiesdistricten aan eeu
gezet onderzoek te onderwerpen. Het blad spreekt
van obstructionisme en begrijpt niet waartoe dit
onderzoek moet dienen. De zaak is helder en
duidelijk.
De ïV. R. Ct. verbaast zich harerzijds over de
oppervlakkigheid waarvan de Standaard bij deze
gelegenheid blijk geeft, en haalt eemge regelen
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek maken bekend, dat door den
gemeenteraad is vastgesteld de volgende
VerorfleniBB wMolo Bmirer
HOOFDSTUK I.
Van het personeel in het algemeen.
Art. 1. Do Brandweer is samengesteld
volgt
één Opperbrandmeester en vijf Brandmeesters,
die het College vormen.
Voorts bij iedere spuit zooveel Adjunct-Brand-
rreesters en Brandgasten (Pijphouders, Pompers,
Slangen- en Lantaarndragers eu Bedienden voor
■verschillende werkzaamheden), als het College
zal noodig oordeeleu.
Art. 2. De Opperbrandmeeste-j de Brand
meesters en Adjunct-Brandmeester» worden door
Burgemeester en Wethouders benoemd on ont
slagen.
Wanneer eene betrekking van Brandmeester
of Adjunct-Brandmeesteropeuvalt dient het college
eene aanbeveling aan Burgemeester en Wet
houders in.
Het ontslag van een Adjunct-Brandmeester
geschiedt niet dan op voordracht van het College.
De Brandgasten worden mede door Burge
meester en Wethouders benoemd eu ontslagen,
aan hunne benoeming gaat eene aanbeveling
van het College vooraf, hetwelk ook de voordracht
tot ontslag indientin beide gevallen na inge-
wonnen advies van de Adjunct-Brandmeesters.
Art. 3. Wanneer de brandweer in dienst is
worden de volgende onderscheidingsteekenen
gedragen
door den Opperbrandmeester een pet met
breede gouden bies
door de Brandmeesters een pet met zilveren
bies;
door de Adjunct-Brandmeesters een stok,
waarop het Gemeentewapen en het nummer der
spuit waartoe zij behooren.
Art. 18. Bj brand stellen zij zich, met hunne
ondergeschikten, onder de bevelen van den
de Brandmeesters en
verwijderen zich niet van hun spuit zonder
bekomen last.
Art. 19. Zij zien toe op het doelmatig be
handelen, het aanvoeren en terugbrengen der
braudbluschmiddelen, waarover ieder hunner
gesteld is.
Zy zijn belast met de zorg voor het in werking
j brengen der spuiten en zorgen dat de brandgasten
geregeld werken en afgelost worden.
1 Wanneer bij het ontstaan van- of gedurende
1 den brand geen genoegzaam aantal spuitgasten
aanwezig is, zyn zij bevoegd allen die zich op
j het terrein bevinden aan het werk te stellen.
Art. 20. Zy hebben met opzicht tót de
bediening hunner spuit gelijke bevoegdheid, als
in art. 14 aan de Brandmeesters is toegekénd.
Art. 21. Zy zyn by de oefeningen en in
’s jaars met in achtneming der bepalingen van
no.
83), een algemeene brandschouw gevoerd, over
fabriek en de Tamboers der Schuttery, we ke
laatsten zoo spoedig mogelijk den trom zuheu
roeren.
Zij zullen daarbij nauwkeurig opvolgen, hetgeen
hun bij instructie is, of zal worden gelast.
Art. 32. Op het eerste gerucht van brand
begeren de Adjunct-Brandmeesters en Brandgas
ten zich naar de bewaarplaats hunner spuit,
brengen die in orde en
plaats van den brand.
Is de spuit bij hunne aankomst reods vervoerd,
dan vervoegen zij zich onverwijld daarbij.
Art. 33. De Schutterij komt bij brand onder
de wapenen, om zich overeenkomstig de aan wijzing
van den Opperbraudmeester te stati^neeren. Zij
zal de orde handhaven, de toegangen tot net
brandende
de straten voor de brandweer vrijhouden/en voor
de veiligheid der braudbluschmiddelen eu der
geborgen goederen zorgen.
Art. 34. De plaats waar bij brandblusschiog
de Opperbrandmeester zich bevindt, zal, bij dag
door een rood- en witkleurig vlaggetje en by
nacht door een lantaarn met groen glas worden
aangewezen.
Art. 35. De leden van den Gemeenteraad
hebben toegang tot het terrein van den brand,
mits voorzien van het onderscheidingsteeken hun
door Burgemeester en Wethouders te verstrekken.
Art. 36. Indien het bij brand noodig wordt
geacht aan de Brandgasten eenige verkwikking
uit te deelen, zullen de Brandmeesters daartoe
dan vereisebten last geven.
Het schenken van sterken drank zal alléén
geschieden met toestemming van dun Opper
brandmeester.
HOOFDSTUK VIII.
Van de administratie en onkosten.
Art. 37. Jaarlijks vóór 1 Augustus zal het
College Brandmeesters aan den Gemeenteraad
inzenden eene begrooting der verinoedelyke
uitgaven voor het volgende jaar.
Art. 38. Van de uitgaven over het afgeloopen
jaar, zal vóór den 1 April, op het dienstjaar
volgende, aan den Gemeenteraad rekening eu
verantwoording worden gedaan.
Art. 39. Van de voor een dienstjaar toege-
stane gelden, zal het College naar de behoefte
aanvragen, hetgeen op mandaat zal worden
verstrekt en in de rekening verantwoord.
Abt. 40. Uit de gemeentekas wordt jaarlijks
door den Gemeenteraad eene som toegestaan als
defroiement voor de vergaderingen.
Art. 41. Bj het in werking treden dezer
verordening wordt die van 22 December 1855,
no. 2, ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de Openbare Vergadering
van den Raad der gemeente Sneek, den 23
Februari 1889, no. 8.
(get.) ALMA, Voorzitter.
(get.) BENNEW1TZ, Secretaris.
Sneek den 1 Maart 1889.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEWITZ, Secretaris.
De Brandgasten dragen aan een wit lederen
bai d een penning waarop hun nummer en dat
der spuit waartoe zij behooren.
Deze onderscheidingsteekenen blijven het ei
gendom der gemeente en worden bij ontslag of
ooj, eeu aigemeene oranusenouw gevoerd, over
de schoorsteenen, haardsteden en ovens, zoo van I
fabrieken als hyzondere gebouwen. Na afloop
brengt het College rapport uit aan Burgemeester
en Wethouders.
HOOFDSTUK II.
Van den Opperbrandmeester.
O1/* Brandmeesters wordt vau gemeentewege
Art. 5. Het College Brandmeesters, waarvan
’1..? en eeu der
Brandmeesters Secretaris is, dient bet Gemeente
bestuur van bericht en advies omtrent alles de
i Opperbrandmeester en
IO
io’ii
36-
76
7 27
15
door
8 36
door
8S6
door
9 11
door
9 25
door
9 42
door
n
rd.
la
ter
te
vd,
itra
ak-
;en
vd.
end
te
7 15
S4U
/J4.
vnnr hrunrluroor v rii hnilfian I on VArtr
g 12 L.uuuujwoloxo utucLaun ia,
6 15
6 30
64ó
75
7 45
8
8 20.
8 30
m
i
s
ia
i
Vit
lll 8
4
i>
is
-ii'
IN DE GEMEENTE JK1SK.
OEEKEÜ COU
flArrllA llllnna hnlroLL-mr. oan.v.iv.