HT
.9
MiB-1IDWITMID I'm DI
r
i
No 20.
1889.
VIE R-E N-V EERTIGSTE
LI
>0
3e
voer
J
Z Jk. T E K IAA.
0 >1 A. A. It T,
.50.
3°.
4°.
1.
2.
U 1 T
DE P E R 8.
5 7i
eefc„
ad I
i I
erti
tch
dü
2°.
I,
Is
k
Jk
om te
niet.”
K E N N I S G E VIN G.
NATIONALE MILITIE.
MEEK
S.C0URA1
i hit mwssiMT s«.
verandering.
4
It I 1WJW E N LIS I».
it’ll
ADVEBTENT1ÉN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents»
▼oor eiken regel meer 7 Cents. Bij abonnement is de prijs be
langrijk lager. Voor waarden daaromtrent te vernemen by deu
Uitgever.
Deze COULANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden f\.franco per post ƒ1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave oi redactie betreffende, franco
ia te zenden.
do
dB
lea
fin#
jede
lieer
re-
tot
der
lala-
612
76
7 21
6 15
door
8 36
door
8 56
door
9 11
door
9 25
door
942
door
KENNISGEVING.
NATIONALE MILITIE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek, gevolg gevende aan art, 150
1 de
>N-
itie-
e.k.
ren
f 1
0 èl,
100.
ssin
rva-
ien.
6 15
6 30
6 15
75
7 45
h i.
Ö2D
8 39
i^oa
a
luioj
blaJ
’t f>
lü.
ir<
ar
8
'8
1 8
8
8
4
'4
l<
I»
ceur
4e
/.-
00,
',00,
l 1
K1
correspun-
en den
Er zijn door de commissie van rapporteurs
verschillende amendementen voorgesteld op het
ontwerp nopens den arbeid van vrouwen en
kinderen. Zij wenscht den veldarbeid te verbie
den voor kinderen beneden 12 jaar, voor zoover
deze arbeid voor loon wordt verricht. Voorts
wil zij den arbeid van personen beneden 14jaar
stellen op ten hoogste acht uur. De meerderheid
stelt verder voor de beperking van den arbeidstijd
voor jongelieden uit te strekken tot den löjarigen
in plaats van tot den 18jarigeu leeftijd, terwijl
verder van de vrouwen alleen do ongehuwden
tot den 20jarigen leeftijd zullen worden beschermd.
Rapporteurs zijn, gelijk men weet, de heeren
Van Alphen, Goeman Borgesius, Van Houten,
Schaepman en Heidt.
De Haagsche correspondent van de Zutf. Ct.
herinnert dat sedert 16 Februari door Z. M.
geen stukken zijn geteekend. De besluiten °n
rapporten stapelen zich op in het kabine*. Da
regeering zal, als de tegenwoor lige tre irige
toestand langer voortduurt, bjzondere maatre
gelen moeten nemen. Is de schrijver goed
ingelicht, dan is daarover reeds een 1
dentie gevoerd tusschen de regeering
Raad van State.
Bij deze Courant behoort als bijblad, Feuil
leton-tu turner 31.
),00
3,00
kilo
>rd:
sha-
>en,
Daarop volgt de repliek aan den heer De
Savornin Lohmau. Verschillende opmerkingen,
die tot de quaestie zeil weinig afdoen en waar-
1 van het eerste gedeelte van Lohman’s brochure
De minister van binnenlandsche zaken heeft
de Commissarissen des Kouings verzocht, hem
hun gevoelen te willen mededeelen over het door
hun ambtgenoot in Overijssel gedane voorstel,
om de voorgeschroven visitatie bij lading van
vee in een schip, naar het buitenland bestemd,
I 15
440
wemelt, kunnen, naar prof. S. meent, onbesproken
blijven. De hoofdzuak begiut op bl. 16, waar
de schrijver zegt dut de ultramontanen wei zeer
gevaarlijk, maar de liberalen nog gevaarlijker
zijn, en waarop een zondenregister volgt, dat
de eerzame burgers en buitenlui moet doen
rillen en beven en dat van zooveel verbittering,
zoo onchristelijke ergdenkendbeid getuigt, dat
het zeer pijnlijk is dia te lezen en nog pyulyker
te bedenken hoo zij de gemoederen van duizen
den onweteuden moet vergiftigen.
Na eeu en auder wat duidelijker te hebben
doen uitkomen en den heer Lohmau onder het
oog te hebben gebracht dat hij geeu recht heeft
aldus te generaliseeren en daarbij eigen tekort
komingen geheel voorbij te zien, komt prof.
Spruyt ten slotte tot de woorden van den beer
Lohman „Doch laat mjj nu aannemen dat ik
overdrijf en dat ten slotte de ultrarnoutanea
voor ons toch altijd nóg gevaarlgker zijn dun
JLUl
ioor
EN
ES-
M.
lartJ
1 der wet op de Nationale Militie van den 19den
Augustus 1801 (Staatsblad no. 72), noodigen de
lotelingen dor Nationale Militie van deze ge
meente uit, die verlangen bij de Zeemilitie te
dienen, zich daartoe vóór den Isten April bij
hen aan tu melden.
Sneek den 1 Maart 1889.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BEN NE WITZ, Secretaris.
uwe vrienden (de liberalen).” Hij wil dat
gaarne aannemen, ook omdat het waar is, maar
hij kan den heer Lohman niet toegeven, dat
dan nog Rome boven den liberaal is to kiezen.
De heer L. maakt zich in dat opzicht, volgens
prof. 8., aan een ongeloofelijke illusie schuldig
en bespeurt niet dat alleen Rome bij het
bondgenootschap wint, terwijl Dordt een schijn
baar welvaren koopt met het verlies van eor
en invloed.
„Htf (Lohman; heeft volstrekt niet bemerkt aldul vervolgt
prol Spruyt hoezeer de ultramontanen er op rekenen dat de
bondgenooten hun de vrije hand moeten laten, omd&t een
mannelijk protest het aantal anti-revolutionaire afgevaardigden
tot vier of vijf zou doen dalen. Hebben de leiders der auti-re-
volutionairen er eenig bezwaar teven gemaakt, toen de heer Ver
meulen duidelijk te verstaan gat dat de boeken, die op den
Index staan, uit de bibliotheken onzer hoogere burgerscholen
geweerd moeten worden? Waren zij vergeten dat naast de
slechtste ook de beste boekeu op dien Index voorkomen
Zeker niet, maar zij zwegen. Was dat uit politieke berekening
of niet? Hebben ztf eenige ontevredenheid betuigd over de
beweging ter eere van 's Pausen wereldlijke macht, die ten
duidelijkste gericht was tegen een bevriende mogendheid?
Hebben zij toen gezegd: Wat gaat ons de Paus en zfln wereld
lijk rijk aan Wel verre van dat te doen, sprak de Standaard
zeer vriéndelijk van „statenroof1, aan den Paus gepleegd en
kreeg voor z(jn goed gedrag een pluimpje van de Tijd. De
ultramontanen verklaren als de eenvoudigste zaak ter wereld
dat de persoonlijke dienstplicht niet mag ingevoerd worden,
omdat hij strijdt met de „katholieke beginselen.* De anti
revolutionairen bepalen zich tot de flauwe verklaring dat zij er
toch voor zijn, iets wat zij met het oog op het Program moei
lijk kunnen laten, en de Protestantsche NoordJbrabanter komt zelfs
met den troostgrond dat „de leger wet nog niet zoo spoedig in
openbare behandeling zal komen.* Drukte ik mij dau te sterk
uit, toen ik iu Maart 1888 sprak van het land der Geuzen, den
pantoffel kussende van den Paus Inderdaad is het zoover
gekomen dat de vraag of Nederland zich weerbaar zal mogen
maken, afhangt van de quaestie, wat de „katholieke beginse
len* ten aanzien van deu dienstplicht eischen. Zonder beslissing
over den persoonlijken dienstplicht geen betere militiewet;
zonder eendracht van ultramontanen en anti-revolutiouairen
ten aanzien van die quaestie geen beslissing over den persoon
lijken dienstplicht. Laten nu de „katholieke beginselen*, over
wier juiste opvatting alleeu de Paus als gezaghebbende kan
oordeelen, niet toe wat het anti revolutionaire Program ondub
belzinnig vordert, dan is samenwerking tusschen de bondge
nooten bij deze gewichtige aangelegenheid ónmogelijk Dan
moet de militiewet onveranderd blijven, al zou het vaderland te
gronde gaan. Want van samenwerking tusschen auti-revolutio-
uairen eu liberalen, geestverwanten ten aanzien der legerwet,
mag, volgens den heer Lohman, geen sprake zijn
Toch wordt de ultramontaan volgeus den goedgeloovigen
heer Lobman, „niets hoegenaamd sterker dan voor zoover zijn
bondgenoot het goed vindt Hoe hartelijk zal de leeuw, die
thans zoo vreedzaam naast het lam ligt, en maar een enkele
maal de tanden laat zien, om zulke droombeelden lachen!*
De heer Spruyt geeft ten slotte een paar
aanhalingen uit de geschriften van Groen en van
dr A. Pierson, ten betooge dat zij niet ter wille
van „een beetje machtu hun beginselen op zij
zetten. Hij durft intusschen niet hopen den heer
De Savornin Lohman tot beter inzicht te brengen,
daar zijn gemoed blijkbaar te verbitterd is. Dat
ons volk echter langen tijd uoodig zal hebben
om te begrijpen dat het zich in het voorjaar van
1888 door schrikbeelden op een weg heeft laten
brengen die ten verderve voert, gelooft hij niet.
De mannen, wier koitzicbtig staatsbeleid teweeg
bracht, dat Rome na 6 Maart 1888 een zoo
hoogen toon aanslaat, kunner er z. i. op rekenen,
dat zjj het vertrouwen hunner protestantsche
medeburgers verbeurd hebben.
De heer Haifmans geeft in het Vent. Weekbl.
aan de regeering don raad „Wacht niet op de
adviezen der Staten, maar dien uw ontwerp tot
herziening der kiestabel in. En wordt dan ge
vraagd of de Staten volgens de wet zij o gehoord,
antwoord dan Gehooid zijn ze, maar sommigen
hebben tot nog toe geeu geluid gegeven. Het
schijnt wel dat de heeren schor zijn of mot
spreken willen, hetgeen de ergste onder alle
schorheden is.u
’t Hbl. laat hierop volgen
Verbeeld u, de regeering, die reeds van Mei
aan het bestuur is en intussehen al bitter weiuig
i heeft uitgevoerd, lier het geheele vorige j.*ar
i voorbijgaan zonder een voorstel te doen. Eerst
tegen 26 Febr. jl. laat zij de Staten bijeenroepen
om genoord te worden over een regeling, die
reeds voor de aanstaande Meiverkiezingeu moet
werken. En als de Staten der provinciën met
terstond ter wille van de politiek ja en amen
zeggen, maar een week of twee drie nemen voor
een behoorlijk onderzoek, wordt hun verweten
dal ze de zaak opzettelijk ophouden.
Wij weten nu echter wat de vlugheid van de
Limburgsche Staten beteekent: opoffering van
het provinciaal belang aan politiek partybelang.
De berichten omtrent den toestand van den
Koning worden steeds ongunstiger. Dinsdag is
prof. Rosenstein opnieuw geconsulteerd, wijl
behalve de opgewondenheid zich sporen vertoonen
van bloedvergiftiging, zyude volgens de weten
schap de laatste phase van nierlijden. Volgens
de Staatscourant is de toestand, ofschoon de
krachten niet opvallend verminderen en geen
onmiddelljjk levensgevaar dreigt, toch zorgwek
kend door Echte verschijnselen van bloedvergif
tiging (uraemische symptomen)volgens bijzon
dere berichten is de afloop in weinige dagen te
vreezen. Verschillende bladen dringen op de
instelling van een regentschap aan.
Het Donderdag ochtend van het Loo ontvangen
bulletin nopens den toestand luidt als volgt:
De nacht is vrij rustig geweest. Gedurende den
ochtend was de lijder zeer kalm. Het gebruik
van vloeibaar voedsel blijft gering. De toestand
onderging in de laatste twee dagen geen
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
Gemeente Sneek,
voldoende aan art. 87 der wet op do Nationale
Militie van den l'Jden Augustus 1861 (Staats
blad no. 72), brengen ter openbare kennis, dat
de eerste zitting van den Militieraad voor deze
gemeente zal worden gehouden in het Gemeen
tehuis te Bolsward op Woensdag den 20 Maart
e. k, des voormiddags ten 101/* ure, in welke
zitting uitspraak zal worden gedaan omtrent
de verschenen vrijwilligers voor de Militie;
de lotelingen, die redenen van vrijstelling
hebben ingediend
do lotelingen, die in de termen van uit
sluiting vallen en
alle overige lotelingen.
Zullende voor dien Raad alleen behoeoen te
verschijnen
Zij, die zich als vrijwilliger voor de Militie
hebben aangeboden
de lotelingen, die vrijstelling verlangen
wegens ziekelijke gesteldheid, of gebreken,
of gemis van de gevorderde lengte.
Sueek, den 1 Maart 1889.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEWITZ, Secretaris.
Men zegt, zoo leest men in de Delflsche
Opmerker, dat de heer Mackay niet dan schoor
voetend gekomen is tot het voorstel, dat het
gansche land in rep en roer brengt, en dat hij
door het welbekende driemanschapKuyper
LohmauSchaepman er toe gedwongen is. Met
hot verleden van den heer Mackay voor oogen,
zijn wij geneigd dat te gelooven. Maar dat
verleden laat ons dan ook nog eenige hoop dat
hij zal weigeren, tut het einde tos in het gareel
te blijven loopen, eu dat hy, weldrain het bezit
van de adviezen der gewestelyke besturen, alsnog
zal afzien van een maatregel, waaraan een par
tijman wèl, maar waaraan geen staatsman zijn
naam verbindt.
De wijzigingen, door den hoogleeraar Van
Pesch te Amsterdam voorgesteld ia het ont werp-
pensioenwet voor ambtenaren, hun weduwen en
weezen, worden door prof, Legebeke in een
tweetal artikelen, ia ’t Vaderland voorkomende,
ondersteund. De voorstellen, door het hoofdbe
stuur van het Peosioenverbond gedaan, acht hij
weinig consequent. Veel beter is het, gelijk
de Leer v. P. wil. aan al de weduwen en
weezen van de ambtenaren, die gecontribueerd
hebben in het fonds, thans beschikbaar, pensi
oen te verleeneu.
Ook doer den Haagschen correspondent van
de Zutf. Ct. wordt het denkbeeld van den Amster-
damschen hoogleeraar ondersteund. „Wordt
aldus gehandeld, dan zegt hij zullen de
toekomstige ambtenaren de werkelijke kosten
va j het pensioen vooi hun weduwen en weezen
ten volle moeten betalen, maar dan zullen de
thans beschikbare millioenen besteed worden
om ook alsnog een pensioen toe te kennen aan
de weduwen en weezen, zoowel van reeds
gepensioneerde als van reeds overleden ambte
naren. Daardoor zal in hooge mate de billijk-
ra heid worden betracht. Het beschikbare kapitaal
is grootendeels gevormd juist door de te hooge
bijdragen van de reeds gepensioneerde en reeds
Overleden ambtenaren; wat is dan billijker dan 1
dat kapitaal zóo te besteden, dat de weduwen
eü weezen van die ambtenaren ook in de eerste I
plaats er van zullen profiteeren De toekomstige
ambtenaren, die nog nooit iets bijdroegen, kunnen
er volstrekt geen aanspraak op maken, dat
bedoelde kapitalen ten hunnen behoeve worden
besteedvoor ben zou de thans voorgestelde
regeling gelijkstaan met een algemeene tracte-
ments-verhooging, eu daarvan mag geeu sprake
zijn zoolang niet aan de duizenden, die wel
aanspraak kunnen maken, recht is gedaan.”
Prof. Spruyt heeft de hh. Van Ogtrop en
De Savornin Lohman in éen brochure beant
woord. Zjj draagt ten titel„Rome en Dordt
in ’t Geweer.”
In de eerste plaats wordt afgerokend met mr.
Van Ogtrop. Prof. Spruyt herinnert dat hij
waarschijnlijk de zaak zou hebben laten rusten
als de heer v. O. zioh bepaald had tot het uit
spreken van zijn ernstige ontevredenheid over
de brochure van hem (8,) in zake de verkiezing.
Dit was een persoonlijk gevoelen, waarvan men
alleen kan zeggen dat het niet voldoende gemo
tiveerd was. Maar in zyn mondelinge toelich
ting in den gemeenteraad van Amsterdam
kwamen over de verhouding der overheid tot
de hoogleeraren denkbeelden aan deu dag, die
prof. 8. voor zeer onverstandig eu hoogst gevaar
lijk houdt en die hij meende niet ongemoeid te
moeten laten.
Da brochure van den heer v. O. toont, vol
gens prof. 8., dat men een goed gemeenteraadslid
kan zijn en niet veel verstand hebben van
polemiek. Vooreerst leest hij niet goed wat
zijn tegenpartij zegt. Ten tweede schryft hij
over allerlei zaken die met het eigenlijk onder
werp niets te maken hebben. Ten derde voert
hy argumenten aan die niet tegen maar voor
zyn vijand pleiten. Ten vierde maakt hij
sprongen in zijn redeneeringeu. Ondanks het
verschil in geestelijke organisatie, dat tusschen
hem (prof. 8 en zijn tegenparty bestaat, kan
hy ten aanzien der boofdzaau van hun discussie
in vollen vrede van hem afscheid nemen
heb zeide mr. v. O. uw vrijheid
spreken niet betwist en doe het nog
Met die verklaring is prof. Spruyt tevreden en
hy kan zich zeer goed vereenigea met hetgeen
de heer v. O. laat volgen: „Daarentegen vin
diceer ik de myne om uw wvze van spreken
en optreden te critiseereu.” Hij herinnert hem
daarby alleen dat in het advies, ’t welk de heer
v. O. aan B. en W. van Amsterdam gaf, spra
ke was van een zeker „optreden” van B eu W.
tegen prof. 8., iets dat zeker een inbreuk op
zijn vryheid zou geweest zijn.
MSatiiii