4
zij il borst
Gedrukt en uitgegeven
bij W. COOL van BOKMA, te Srie'efe
Tengevolge het luide angstige kloppen van
haar hart hoorde zij den haastigen vasten voet
stap niet, die zich achter haar deed hooren;
maar eensklaps ging zij opstaan en een donker
blosje steeg plotseling naar haar fijn gezichtje.
„Ingeregend vroeg een vroolijke, welluiden
de mannenstem, „sta mij toe, mejuffrouw van
Tollen, dit familiedak is groot genoeg voor
ons beiden het is toch goed, als men somtijds
een gehoorzame zoon ismijne moeder praatte
zoolang dat ik dit vóórwereldlijke familiestuk
moest meenemen, tot ik, half verdrietig, half
lachend, haar dat pleizier deed. Maar, wat is
er dan Hebt gij onaangenaamheden gehad,
mejuffrouw Lore
Terwijl hij sprak stonden hare oogen vol
tranen, en terwijl zij den slanken jongen man
in de donkere overjas, die schertsend een
groote, ouderwetsche parapluie had opgezet, een
oogenblik hare hand toestak, bracht zij met
moeite en met gesmoorde stem de woorden uit
„vraag mij niets 1“
„Toch wel, toch Wel! Natuurlijk vraag
ik u,“ antwoordde hij bezorgd en deed zijn
parapluie dicht, terwijl hij bj haar iu het
paviljoen trad, „Ik weet wel, mejuffrouw Lore,
dat ik eigenlijk het recht niet heb, zulks te
doenmaar," ging hij voort, „als iemand zoo’n
lieve vriendelijke morgengroet ontvangt, zooals
ik heden, dan is men voor den gelieeleu dag
gelukkig, en geluk geeft moed Zeg mij.
Lore, wat u zoo terneergeslagen maakt, ik bid
het u, ik kan u niet zoo treurig zien."
Zij hadden elkaar de handen weer toegestoken;
beide handen ditmaalde parapluie lag naast
hem op den grond en in de fraaie oogen van
Lore van Tollen glinsterde, door hare tranen
heen, een heldere zonneglans.
„Maar als ik het nu niet kan zeggen, heer
doctor
Hij keek haar innig en smeekend aan.
„Heer dokter?" herhaalde hij; „wanneer zal
ik dat niet meer hooren, Lore?"
Zjj werd nog rooder. „Ernst!" zeide zij zacht.
En op hetzelfde oogenblik bad bij haar aan
zijn borst getrokkenhaar hoofd rustte tegen
zijn schouder en een heftig snikken deed haar
lichaam schudden.
Hij keek haar aan en streelde hare blonde
lokken, maar zij sprak geen woord. Hij liet
haar schreien hij had immers zelf moeite zijne
tranen te bedwingen, die hem in de oogen
kwamenhij was duizelig van geluk. „Eindelijk
Eindelijk!" fluisterde hij nauwelijks hoorbaar.
Alles was stil om hen heen, men hoorde
niets als het zacht druppelen van den regen en
zag niets als de donkere schemering van den
herfstavond.
„Lore, Lore zei hij op innigen toon, terwijl
hij haar in zjjne armen sloot.
Zij rees verschrikt overeind en drong hem
terug. „Ik moet naar huis!"
„Lorei" smeekte hjj en wilde haar weer tot
zich trekken.
„Neen! Neen!" zeide zij, hem afwerende.
Mijn God ik
„Maar ik laat u thans niet zoo heengaan
ik wil zekerheid, Lore, ik wil uwe toestem
ming om met uwe ouders te mogen spreken
Hare oogen keken plotseling zoo doodelijk
verschrikt van uit haar kleurloos gelaat. „Het
gaat niet," zeide zij haastig, „het gait bepaald
niet, thans nietwacht nog wat, wacht nog
„Waarom?" vroeg hij treurig.
„Ik kan het u niet zeggen, heer doctor
„Ernst," verbeterde hij.
„Ernst," herhaalde zij zacht en stond hem
een kus toehet was de eerste, dien zij elkaar
gaven. „Kom nu mee!" zeide zij blozend.
Hij deed de parapluie weer op, en onder dat
oude eerwaardige fimiliedak liepen zij de donkere
straten door bij voelde hoe hevig hare hand
beefde en drukte zachtjes haren arm. „Wanneer
zal ik u weer spreken, Lore vroeg hij.
„Ik weet het niet," antwoordde zij.
„Weet gij het niet, Lore? Maar gij moet
het weten. Ik heb het tot nu toe verdragen,
u slechts zelden en vluchtig te zienmaar thans
verdraag ik het niet langer. Zie, ik ben er
nu eenmaal geen vriend van, iets in ’t geheim
te doen, dat is ons beiden onwaardigwij
beminnen elkaar, en waarom zou iedereen dat
niet mogen weten Nogmaals bid ik u, Lore,
laat inij morgen met uw vader spreken
„Neen, neensmeekte zij dringend, „het is
onmogeljjk."
„Hoe lang moet ik daarmee dan wachten?"
„Totdat ik zal het u meedeelen."
„Lore," zei hij, „als gij eens wist. Ik
had op mijne wandeling juist zooveel aan u
gedacht, ik denk buitendien aan niets anders
meer, als aan u. Heden was ik met mijne
herinnering in de kerk, waar ik u voor het
eerst zag bij de trouwplechtigheid van uwe
schoolvriendingij stondt weer zoo duidelijk
voor mijne oogen in uw wit kleedje met den
j krans van viooltjes in het haarLore, er
maai' ik zal U dat later vei’tellen.*
„Eu dan kwelt men zich ook nog over liet
eten voor dien jongen," zei mevrouw van Tollenj
zich tot schertsen dwingende„eet gij nu althans^
Lore."
„Ik dank mamamaar ik zal u ml dadelijk
helpen."
„Waar voor den koekoek is die bengel dad
naar toe riep de oude heer thans uit„ded
eersten avond reeds weg te blijven 1 Hij wordt
steeds non-chalanter
„Ik weet het niet, papa."
Cato, die zwijgend haar thee had uitgedrdnkëdj
riep thans: „maar ik weet het! Zij zijn
naar het zomertheater. Adalbertje Becker laat
zich de rol van den Kurmarker door de oude
directrice instudeeren, Nu, Lore, gij zult er
pleizier van hebben, als gij de Picardische speelt."
„O, ik heb het reeds afgeslagen, luidde hdb
kalme antwoord.
De majoor bromde iets in zijn haard iiiéri
wist niet of het goed-of afkeuring moest beteé-
kenen. Haar moeder keek Lore verbaasd aan;
„Ik ga mij haastig even verkleeden," fluis
terde het jonge meisje, „ik verzoek u vriéndelijk^
even boven te komen, als gij een oogenblik tijd
hebt."
Zij ging de trap óp naaf haaf kaniertjd êd
zette zich in haar vochtige kleêren op eed
stoel voor het bed neer. Zij wist niet, waarheen
zij zich van geluk en van verdriet keeren zou
maar zij moest haar hart lucht geven, zij moest
den last uitstorten, die dreigde haar te zullen
overmeesteren - Als moeder nu toch maaf
kwam
Zij stak licht óp en haalde dén brief rad
haar zuster uit den zak, en toen zij de eerste
regels weer overlas, toen was ’thaar, alsof de
heldere zonneschijn, die zoo pas haar leven had
bestraald, al bleeker en bleeker werd, alsof dat,
wat daar op den drempel van hun huis stond,
zoo vreeseljjk en verschrikkelijk was, dat het
haar jong geluk zou moeten verwoesten.
Thins hoorde zij don stap barer moeder op de
tripdie stap klonk erg vermoeidzij wilde de
oude vrouw tegemoet gaan en bleef toch als
vastgeworteld in het midden der kamer staan.
Doordringend beschouwde zij het gelaat der
binnenkomende, en zij zig hare vermoeide
trekken en de uitdrukking van teleurgestelde
verwachting in hare oogen.
„Zijt gij nog in uw natte kleêren, Ldfe
Maak toch wat voort, ik zou zoo graag wat
vroeger naar bed willen gaanik voel mij van
daag zoo vermoeid."
Het jonge meisje schoof een stoel bij en sloeg
een doek om de schouders harer moeder.
„Wat wildet gij dan eigenlijk, Lore?" klönk
het op goedigen toon.
„Ik ach, eigenlijk niets, indult; ik wilde
ik wilde u maar eens sprekenhet
meisje stond, terwijl zij de oude dame den rug
toekeerde, voor haar commode en legde haaf
hoed en sluier er in.
„En tante Melitta? Waarom heeft zij u den
geheelen namiddag bij zich gehouden
Thans keerde het meisje zich omzij zag
wel in, dat zij moest spreken, zij alleen kon
immers toch niet helpen.
Mevrouw van Tollen wachtte óp antwoörd
en streek inmiddels de plooien van de witte
bedgordijnen terecht, die een beetje verschoven
waren. Toen Lore echter nog altijd bleef
zwijgen, keek zij op. „Lore riep zij nu uit,
„Lore, er is iets gebeurd, om Gods wil He
lene is toch niet ziek
„Neen, mamaatje, neen!" Het jolige ideisjd
knielde voor hare moeder neer en haar hand
gleed liefkozend over haar gelaat. „Niemand
is ziek, neen, dat is het niet, het is slechts
eene kleine verlegenheid, eene kleine onaange
naamheid, waarin Rudi zich bevindt, weet ge
Helene schreef het mij, zij vernam het van
haar verloofde. Maar, mama!" riep zij luid
keels het gelaat der oude vrouw was vreeselijk
veranderd, zij zat daar met starende blikken.
„Schulden!" mompelde zij, „nieuweschulden!"
„Maar mama, dat is immers zoo erg niet!"
smeekte Lore op angstigen toon, „bedaar toch,
hij is immers niet gestorven
„Geef hier den briefzei mevrouw van
Tollen.
„Neen, mama; had ik toch maar niets
gezegd
„Ik wil alles weten, Lore geef hiér
Zij rukte het meisje den brief uit de hand en
begon bij het licht van de dunne waskaars te
lezen. Een paar malen liet zij een pijnlijk
gesteen hoorenvervolgens ging zij zwijgend in
haar stoel achterover liggen en vouwde dé
handen in haar schoot.
(Wordt vervólgd.)
Y .Joogen aankeek, toen zelfs Cato stil en bedrukt
^rondsloop en heimelijk hare schoolboeken weg-
-stiet en de vuisten balde. En vervolgens die
"Machten, waarin het hoofdkussen nat werd van
tranen.
En ditmaa' o, moest het ditmaal nog niet
duizendmaal verschrikkelijker worden, daar de
middels om te redden bepaald uitgeput waren
en omdat een ander reddeloos werd meegesleept
in den ondergang Zij meende nog de stem
haars vaders te hooren, hoe hij in’t vorige jaar,
toen hij het post-re^u voor den verzonden brief
met geldswaarde uit de hand van Cato aannam
en het in een vak van zijn schrijftafel smeet
met de woorden„Ziezoo, dat is weg eene
herhaling is onmogeljjk, want waar niets is, daar
heeft zelfs de keizer zijn recht verloren
Zij schrikte daar klonk immers Rudolfs
heldere stem tusschen het doffe zware orgaan
van Adalbert Becker, met de vroolijke, onbe
zorgde vraag: „is Lore niet hier?"
Het jonge meisje ging opstaan en sloop door
een portière in de kleine alcoof, die haar tante
voor garderobe gebruikte K kledingstukken van
wonderlijken snit hingen in voorbeeldige orde
aan houten pennen er heersen te een muffe
lucht in dit kabinetje, zooals uit kleerkasten
pleegt de voorschijn te komen die zeldeu geopend
worden. Lore drukte haar hoofd tegen den
post van de deur, zij zou haar broeder thans
niet hebben kunnen zien, zonder hem te
zeggen, dat zij alles wist. Zij drukte de hand
tegen haar luid kloppend hart en kneep de
tanden op elkaar. Daarnaast werd de deur
open gedaan, en door hot planken beschot, dat
de alcoof van de gang afsloot, hoorde zij, hoe
Addbert Becker afscheid nam van haar tante.
De oude dame bedankte bij herhaling voor het
bezoek en beloofde om het park te zullen
denken het was een zeer breedsprakig afscheid.
„Adieu, tanteklonk thans ook Rudolfs stem,
„als Lore weer te voorschijn komt, maak dan
mijne excuses en laat haar thuis zeggen, dat
ik niet kom soupeeren."
Lore haalde ruimer ademzij schoof de
brieven dieper in haar zak. en keerde naar tante’s
woonkamer terug. De weer binnenkomende
oude dame trof haar reeds aan mot den hoed
op en de paletot aan.
„Lore", zei tante Melitta met erg opgezette
wangen en terwjjl de lokjes aan hare slapen
trilden van toornige opgewondenheid, „ik verbaas
er mij over, u op zulk een grooten misslag tegen
de maatschappelijke beleefdheid te moeten be
trappen U we goede moeder is in dat opzicht
tocli veel te toegevendgij en Cato, gij gedraagt
u zooals gij wilt en niet zooals gij moet".
Zij was bij die woorden naderbij gekomen en
opende een venster, om de bedwelmende lucht
van de jockey-club, die Adalbert Becker had
achtergelaten, te laten ontsnappen. „Bjj mjjne
moeder, bij ons aan huis ging eene fatsoenlijke
houding boven allee," ging zij voort, „boven
alles 1 Maar wat is er dan toch, Lore Gjj
ziet er zoo bleek uit 1“
Het meisje keerde hot hoofd om. „Neem mij
niet kwalijk!" fluisterde zij, terwijl zij de hand
der oude dame eerbiedig aan hare Tippen bracht,
alsof zij de woorden wilde looohenstraffen, welke
betrekking hadden op haar gebrek aan maat
schappelijke vorming. Een oogenblik later was
zij verdwenen.
Het zou haar onmogelijk geweest zijn, dadelijk
naar huis te gaanzij moest eerst bedaard
overleggen, op welke wijze zij haro ouders zou
voorbereiden. In de eerste plaats natuurlijk
hare moeder, die arme ziel, die niets anders in
haar leven had gedaan als lijden en werken.
Thans kwamen haar op eens de tranen in de
oogen, terwijl zij, zonder te weten wat zij deed,
hare schreden naar de wandelwegen richtte.
Op het stille riviertje naast haar dreven gelo
bladeren en aan den anderen kant over de
weilanden hingen witte nevels, die gedurig dichter
uit het drassige land omhoog rezen en bij de
schemering van den herfstavond bijna een
spookachtig aanzien kregen.
Zij liep haastig voort, als door oen inwendige
onrust aangegrepen. Op de wandelwegen was
het erg eenzaam; zij lette er niet op. Eindelijk
bleef zij staan bij een rond paviljoen, dat midden
in een rondeel stond en ging op de bank onder
het op verscheidene plaatsen beschadigde houten
dak zitten. Zij deed dit geheel instinctmatig,
want het was begonnen te regenen. In de
boomen was geen beweging, het was bladstil
alleen de regendroppels vielen zacht naar be
neden en hier en daar viel een verwelkt blad
op den grond. Onbeweeglijk zat zij in den
grijzen nevelsluier te kijken, maar hoe zij
peinsde en nadacht, nergens vond zij een uitweg.
Zooveel stond vast, dat haar vader het niet zou
overleven, als zijn lievelingszoon met smaad en
schande de uniform zou moeten uittrekken
om zelfs van hare moeder maar niet te spreken.
En het zou toch zoover komen, het moest zoo
komen
bestaat niets op de wereld, wat op ff gelijkt !a
Zij wareii weer blijven staan, en de groote
parapluie in de eene hand houdende, had hij
den arm om haar heen geslagen en keken zijne
oogen haar zoo innig aan. „En mijn schat is
zoo trouw en eerlijk in hare liefde," ging hij
voort, terwijl zij met gebogen hoofd naar hem
luisterde, „gij hebt zelfs geen enkele maal
verstoppertje met mij gespeeld, zooals anders in
den aard der meisjes ligt; ik was zóó vast
overtuigd van uwe toegenegenheid, alhoewel wij
daarover nauwelijks een enkel woord met elkaar
gewisseld hadden. Ik behoefde u altijd slechts
iu de oogen te zien, dan wist ik hetzij bemint
u, de schoone trotsche Lore van Tollen bemint
u!“
„Ja," zeide zij luide, „ik bemin u
Hij kuste haar nogmaals en zwijgend gingen
zij verder.
„Maar wanneer zullen we elkaar zien
herhaalde hij na een poosje.
„Als gij met mijne ouders gesproken hebt,"
antwoordde zij, „en van uit het venster,
zooals altijd."
„Ach, Lorezei hij op verwijtenden toon.
„Als gij wilt, reeds vroeger op het bal
van de Beckers. Ik kom daar, ik bid u, kom
daar ook! Wat zou dat mooi zijn."
„Neen!" zei hij kortaf en zonder zich te
bedenken. „En ik smeek u blijf er ook weg
„Dat gaat niet, mama heeft het reeds aange
nomen."
„Laat het dan afzeggen- blijf thuis en
denk aan mij
„Ik zou er een reden voor moéten opgeven,
en ik mag niet leugenen om iets, dat mij zoo
onverschillig is, als dat bal. Kom er ook, Ernst,
het zou zoo prettig voor mij zijn."
„Neen," herhaalde hjj even beslist als straks
„ik kom niet in het huis van Becker. En
gij zult het dientengevolge ook niet doen."
„Ik moet toch voorloopig mijne ouders nog
gehoorzamen," antwoordde zij kortaf; „maar ik
zal daar aan u denken."
Een oogenblik scheen hij uit zijn humeur
te zijn, maar toen zei hij schertsend„ga dan,
mijn lievelinghet is waar, gij zijt thans nog
de dochter des huizesik weet immers, dat gij
eenmaal geheel de mijne zult zijn en dat dan
de eene zonder de andere geen stap meer doen
zal. Is het niet wonderlijk, Lore, zooiets te
weten
Zij liepen thans haastig voort langs het
riviertje, passeerden de donkere bogen van de
oude poort, en Lore van Tollen sloeg een weg
in, die achter de huizen om naar den tuin barer
ouders voerde. De lamp uit haars vaders zie
kenkamer wierp haar licht over den ouden
stadsmuur heen door de takken van den linde
boom.
„Goeden nacht!" zei het schoone meisje aan
het kleine poortje in den muur, terwijl zij den
sleutel uit baar werktaschje nam en open deed.
En thans bood zij hem haar mond ten kus
aan. „Ik gevoel mij zoo angstigfluisterde zij.
„Over u en mij Wat zou ons kunnen
overkomen Denkt gij soms dat ik uwe ouders
niet welkom zd zijn?" vroeg hij trotsch.
„Neen, o neen Gij zijt immers mijn steun
te midden van al het troosteloo?e. Vaarwel,
1 Ernst, tot-gij weet wel, ik zal u schrijven
zoodra gij komen kunt; maar gij moet geduld
hebben."
Plotseling was zij door de tuindeur verdwenön.
Hij stond daar nog een poosje als iemand die
droomt en alsof hij beproeven wilde, door den
muur te kijken, maar toen keerde ook hij zich
l ingzaam om, om heen te gaan. Maar daar
ging het poortje nog eens knarsend open en zij
stond voor hem en hield zijne beide handen in
de hare geklemd. „Ik moet het u zeggen, Ernst,
ik moet het u zeggen,sprak zij innig, „dat
gij mijn geluk zijt, mijn stil, zoet geluk," fluis
terde zij. „Toen ik diar zoo juist in het tuin
pad stond, voelde ik mij zoo geweldig ontroerd
spreek, is het waar heb ik het niet gedroomd,
Ernst, dat gij mij bemint?"
Onstuimig trok hij haar aan zijn borst en
kuste haar weder en altijd weder op nieuw.
„Lore, mijne Lorefluisterde hij.
Eenige minuten later trad zij de kamer
binnen, waar hare ouders en haar zuster het
avondeten gebruikten, met zulk een stralende
uitdrukking van geluk op het schoone gelaat,
dat de oude heer zijn ontevredene woorden over
het lange wegblijven van haar en haar broeder
terughield en haar verbaasd aankeek.
„Gij bleeft zoo lang uit, Lore," zei haai’ moeder
met vermoeide stem. „Rudi is zeker naar
boven gegaan?"
Eerst thans kwam zij weer tot bezinning.
„Rudi vroeg zij, terwijl zij haar hoed afdeed.
„Hij kwam niet met mij meê, hij is och ja,
hij is met mijnheer Becker hier of daar heen
gegaan." Zij keek daarbij haar moeder met
smeekende blikken aan en boog zich naar haar
toe. „Wees niet boos, ik bleef heel lang weg
4
4
n