l
hut
zei
mee
meer,
Ichön»
durven wagen, geef hem dan
wil.
verliefd,
•uder zij
I
jj den doctor
man
ver-
vau
en
met
ie het
i om
papa’s I
fenye j
lint er 1
loopt, 1
boedig
BIJBLAD behoorende bij de 8NEEKER
COURANT van SATERDAG 15 Juni 1889.
FEUILLETON-NUMMER (38.)
weg,"
N een, gij pn, hoe
avond
1 weer
j zult
s, als
„Wat is er met
zij.
„Uuc
Und
adelden,
iclderen j
midden- 1
t fraaie
loeiende j
.aar haar I
altijd zoo 1
oor haar.
icr zijner
erscheen,
__.:j
overigens kunnen besparen meestal
ten, die
als hij
.gaan,
t geheel
,eid ecus I
is mocht j
it precies, 1
En nu zou I
met haai I
Z ij zou
c worden l
j en streek I
üe ooronx
en op het
irde, ver-
omen der
lens in do
men in do
n van den
ar de warm®
avond.
zei de prei
agrimonieJ
•welkt blo !l
l," riep zij
iv eer t Jj
en zij haa»
vrouw van®
nlde daar
De verf
ist op haaf j
lersto maJd
zij we/®
nu ma. 1
Jato kwam
e rooskleu-
Zij hadg
de bors®
Ije met deJR
hantastiscM
gloeiend®
ook aaifl
en maakt,
u.“
Lore van Tollen»
Roman van W. Heimburg.
(Vervolg.)
„Mama!" smeekte Lore, „lieve mama!'
„Ik weet geen raad, volstrekt geene
de oude vrouw.
„Victor moet helpen, mama!“
„Mijn God Victor 1“
„Hebben wij dan in ’t geheel niets r.
mama, volstrekt niets meer W ij moeten hel
pen, wij moeten mama
„Niets anders als de kleinigheid die papa voor
u heeft bespaard twee duizend daalders en
wat is dat?"
„Gij moet ze toch nemen, mama, hier is niet
alleen sprake van Rudolf
„En wat zal er van u en van Cato worden
Een glans van zaligheid vloog over het bleeke
gelaat van Lore. „Neem ze, mama," fluisterde
zijzij wilde er bijvoegen„ik ben verzorgd,
mama, maak u maar niet ongerust üe
zekerheid, dat een sterke arm, een trouw hart
het hare was, oefende op nieuw haar bedwel
menden invloed op haar uitmaar zij kon die
bekentenis niet over hare lippen krijgen, zij
wilde op dit oogenblik niet over haar geluk
spreken. „I k zal voor Cato zorgen," voegde
zij er stotterend bij.
Mevrouw van Tollen hoorde niet wat Lore
zeizij scheen er hare gedachten niet bij
te hebben. „Dus in’t geheel maar geen geluk, in
’t geheel geen geluk!" fluisterde zij„o mijn God,
welk een leven heb ik gehadNiets als zorgen,
niets als arbeid en strijd om dat treurige beetje
leven! Hoe zwaar is het mij gevallen, en wat
is de dank er voor
„Mama riep Lore uit, Zij had de gedul
dige vrouw nog nooit zoo hooren spreken, het
sneed haar door de ziel. „Mama, zeg dat toch
niet, ik wil alles voor u doen gij moogt
zooiets niet zeggen, ik heb u zoo lief
„Ja gij, gijMaar wat moet er dan toch
van ons worden Ik zal geen enkelen nacht
meer rustig kunnen slapen, als ik bedenk wat
het worden zal, als uw vader sterft. Ach God,
uw vader, hij zal het niet overleven, Lore hij
mag het niet weten."
Op dat oogenblik ging de bel beneden aan
de huisdeur en men vernam een vrooljk gefluit
en daarna de stem van Cato
„"Welnu, Rudi, hoe was ’t in ’t zomertheater
„Ga naar beneden," zei mevrouw van Tollen;
„hij moet bij mij boven komen, alvorens naar
papa te gaan."
Het jonge meisje deed wat haar bevolen
was. Haar broeder was in de voorkamer bezig
zijn kleine zuster te plagen; hij had hare beide
slanke handen in de zijne genomen. „Kniel
neder," beval hij schertsend.
„Maar ik wil niet 1“ riep Cato„gij zult mij
loslaten, RudiGij hebt vriendschap gesloten
met Adalbert Becker en daarom houd ik niet
meer van u
„Gij zijt een gansje," zei hij „Adalbert Becker
is nog zoo kwaad niet."
„Rudolf, mama wil u spreken alvorens gij
naar vader gaat," viel Lore hem met bijna
onhoorbare stem in de rede. Zij stond daar als
een wassenbeeld in de kamer.
„Wat is er?" vroeg hij kortaf en fronsde het
voorhoofd.
Helene’s verloofde heeft alles geschreven,"
zeide zij.
Hij begon zachtjes in zich-zelf te fluiten. „Aha
Weet papa er al iets van?"
„O neenantwoordde Lore bitter.
„Waar is mama dan?"
„Op mijn kamer."
„Dan maar met frisschen moed voorwaarts
zei hij ironisch en ging de deur uit
„Wat is er toch?" vroeg Cato.
„Nietsantwoordde Lore.
„Doctor Schönberg heeft van daag in de
literatuur van uw lievelingsdichter rondgeschar
reld, gij weet welMörike. Hij heeft iets van
hem voorgelezen. Hij leest toch prachtig gij
hadt het eens moeten hooren, hoe dat uit zijn
mond klonk
„Ein Schifflein auf der Donau schwamm,
Drin saszen Braut und Brautigam!"
„Bruid en bruidegom," herhaalde Lore en
liep van het venster naar de kachel, waarop
een ketel met water stond te zingen.
„Wat zijt gij rood geworden, Lore!"
„Zoo Ben ik dat Heeft papa daar zoo
pas niet geroepen Och, kijk toch eens even."
„Kijk gij toch eens even," pruilde Cato;
„papa is in zoo’n slecht humeur, ik heb er van
avond al genoeg van genoten."
Op dat oogenblik kwam haar broeder weer
in de kamer hij vroeg naar zijn muts, die hij
niet vinden kon.
„Gaat gij nog uit?" vroeg Lore.
„Ik heb nog afspraak met Becker."
gelaat van Lore. „Ik moet u bepaald ernstig
verzoeken, Marie
Ik kan het toch niet helpen pruttelde deze.
Intusschen hielp Rudolf van Tollen de
plaatsen aan tafel regelen. „Gij wilt dus naast
mjne zuster zitten?" vroeg hij, en legde een
r -i_i-
Lore’s naain er op, op een der borden.
Ik zal de eer hebben uwe zuster te geleiden.
„Mooi! Ik weusch u voel succès," zei de
luitenant.
„Zij hoeft iets tegen mj, dat weet ik wel,"
antwoordde Becker „intusschen
„Ah bah! Meisjesgrillen!"
„Niets ernstigs vroeg de jonge man met
aandrang, „op uw woord van eer niet
„Wat zou dat dan kunnen zijn? Ik herhaal
het u meisjesgrillen. Dat opzichtelijke henbeidê
bouquet hadt gij u
of denkt gij misschien dat de meisjes alle over
één kam geschoren zijn Gij hebt de kleine
tooneelspeelster niet voor! Met zóó iets moet
gij bij Lore niet aankomen."
„Maar, mijn waarde, dat hadt gij mij ook wel
vooruit kunnen zeggen."
„Nu, de kop is er niet mee gemoeid. A-propos,
morgen zou ik het geld wel willen wegzenden,
Adalbert, althans zóóveel, dat ik van dien
vervlLowenstein afkom. Die kerel plaagt
mij op een schandelijke manier dat andere, de
hoofdzaak, heeft nog wel een beetje tijd."
Adalbert Becker liet zijn binocle van zijn
oogen vallen. „Van daag nog? Dezen avond
nog?" vroeg hij op gerekten toon. „Ik moet
u eerlijk zeggendat past mij nietkom morgen
vroeg bij mij, Tollen."
„Maar ik bid u, leg het gereed!"
W el zeker dat spreekt dat wil zeggen
-nu ja, hot zal wel gaan."
Na ’t uitspreken dier woorden liep de heer
des huizes nogmaals do tafel rond en verdween
vervolgens haastig in do gezelschapszaal. Hij
groette daar nog eenigo bekenden en bood
mejuffrouw Molitta van Tollen den arm aan
in de naastgelegen zaal begon de polonaise en
alles begaf zich daarheen. Op het hooren der
muziek keerde luitenant van Tollen haastig door
de ledige kamers terug er scheen geen enkele
dame meer voor hem overgeblevenja toch
In hot boudoir bewoog zich eeno gestalte.
Haastig trad hij binnen.
„Lore?" vroeg hij verwonderd en teleurge
steld.
Zij zat op een dor lage stoelen in een album hantastisc!
te bladeren. „Ik dans heden niet," zeide zij.
„Danst gij niet Gij wordt hoe langer hoe
onbegrijpelijker! Eerst bedierft gij Becker's
tooueel voorstelling, en nu speelt gij de rol van
de ongenaakbare? Dat’s al te dwaas!"
De polonaise ging thans over in een wals, de
oudere hoeren keerden naar do zaal terug en
Adalbert Becker naderde met een diepe buiging
het jonge meisje„de wals, mejuffrouw ik
verzoek u om de walszei hij lachend, terwijl
hij zijne groote, met witte glaceetjes bekleede
handen tegen elkaar drukte.
„Ik dank u zeer! Ik dans van avond niet.
Ik heb zoo pas den luitenant van S. een dans
geweigerd
Het vuurroode gelaat van den jongen
werd bleekhij maakte eene buiging en
wjderde zich zonder een enkel woord
leedwezen te hebben betuigd.
„Een dwaze hou ling!" herhaalde Lore’s
broeder en verwijderde zich terwijl hij de
schouders ophaalde.
Verruimd ademhalende keek zij hem na
ging naar het venster achter de zijden
bloemen bestiktegordijnen. Als die balustrade
van de warande er niet was, dan zou zij de
dakvenstertjes hebben kunnen zien schemeren
„Stel u
staan voor haar schoone slanke zuster,
i „Lore", zeide zij met fonkelende oogen,
hij het zou durven wagen, geef hem dan
oorvijg
„Wie dan? Wat dan?"
„Als Adalbert Becker met u trouwen
die man
Lore begon plotseling te lachen.
maar gerust Cato."
„Ik maak mij beangst over u, Lorehij is
zoo indringerig en hij is op u verliefd,
smoorlijk verliefd."
„Ik bid u, Cato, zwijg nu toch eindelijk eens.
Kom, kleine, doe mij nu het pleizier naar papa
te gaan, he Ik moet mama nog spreken
Cato gehoorzaamde ditmaal werkelijk en ging
de kamer uit. Lore volgde haar langzaam.
Daar klonk de stem van den majoor van boven
„bekommert zich dan niemand van u om uwe
moeder
Lore vloog de trap op.
mama?" riep zij angstig uit
„Wat er is?" donderde de oude heer, „zij is
ziek, ’tis weer haar oude zenuwkwaal! De
duivel moge hier die geheele m mier van huis
houden halen
Krakend vloog de deur dicht, terwijl de
dochters naar de kleine slaapkamer harer moeder
vlogen en zich met de zieke bezighielden, die
ijskoud en rillende op haar bad lag en zacht
kreunde.
„Maakt u maar niet ongerust," fluisterde zij,
terwijl de koorts haar deed rillen, „maakt u
maar niet ongerust, mijne goede kinderen, het
is dadelijk wéér over." Maar Lore zat den
geheelen nacht bij haar en streelde do handen
der Ijderes zij kende immers de oorzaak harer
ziekte.
Tegen den morgen ontwaakte zij uit eene
lichte sluimering, zij hoorde voetstappen op de
trap, onvaste zware voetstappen. Zachtjes ging
zij opgaan en opende voorzichtig de deur in
het grauwe morgenlicht herkende zij haar
broeder de muts zat hem scheel op t hoofd en
hij zag er eigenaardig bleek uit, en toen hij den
drempel van zijn kamer overging, struikelde hij
en moest zich wankelende aan den post van de
deur vasthouden.
Lore keerde in de ziekenkamer terug met
eene uitdrukking van walging op het gelaat.
Huiverend wikkelde zij zich in een doek en
zich op een voetbankje aan het bed van de
zieke plaatsende, legde zij haar hoofd op het
kussen van haar moeder neer, zij ontwaakte
eerst weer toen een warme hand haar streelde.
„Gij zult wel voor de huishouding moeten
zorgen, Lore," zei een vermoeide stemals ik
mij van middag wat beter gevoel, ga ik opstaan
arm kind, gij zult zeker wel erg vermoeid zijn
In het huis der Becker’s, dat midden in een
groeten op engelschen trant aangelegden tuin
lag, begon zoo juist het lang besproken feest.
Het geheele parterre der villa, die met haar
modernen wansmaak wel op een grooten witten
dobbelsteen geleek, was schitterend verlicht; de
bedienden, de koetsier en tuinier staken in livrei,
die nog naar de kleermakerswerkplaats rook,
zóó nieuw was zijen buitendien figureerden
de beide welbekende huurbedienden van het
stadje, als de handigsten van allen.
De eerste gasten waren zoo juist gekomen
zijden slepen ruischten door de met tapijten
belegde vestibule naar de vertrekken waar de
dames hare mantels moesten afdoen, en nr een
poosje ruischten diezelfde slepen, plaats makende
voor anderen, in het violetkleurig salon van
mevrouw Elfriede Becker, die, in bordeauxroode
moirée zijde, met een echte kanten muts, door
diamanten naalden vastgehouden op het sterk
l gekleurde haar, hare gasten met een vloed van
hards, iets knjschendszij was erg corpulent,
had een roode gelaatskleur en hare kleine don-
kere oogen vlogen bliksemsnel over de toiletten de schouders op en fluisterden met elkaar. Lofu als ik
der binnenkomenden; het had er veel van,alsof keek haar vriendin verwonderd aan.
zij controleeren wilde, of men wel een feestge
waad had aangetrokken en alzoo de eer harer
uitnoodiging behoorlijk op prijs wist te stellen
Mijnheer Adalbert Becker hielp zijne moeder
met meer talent, als deze zelf aan den dag
legdehij geleidde de oudere dames naar hare
plaatsen op de sofa onder het levensgroote
portret van mevrouw Elfriede, bracht de jongeren
in het in rococo stijl gestoffeerde boudoir zijner
mama, klopte de heeren op de schouders en wreef
zich, in vertrouwelijk gefluister met eenige jonge
dragonder-officieren, die uit X waren overge
komen om het feest op te luisteren, vergenoegd
de handen, lachte luidkeels over zijn eigen
aardigheden, wierp plotseling zijn binocle voor
zijne oogen weg en stormde naar de deur toe
waarin zoo juist mejuffrouw Melitta van Tollen
verscheen met Lore achter zich.
Mevrouw van Tollen was nog altijd ongesteld
zij had haar schoonzuster moeten verzoeken,
Lore op het feest te begeleiden. Het smeeken
van het jonge meisje, om haar toch thuis te
laten blijven, was te vergeefs geweestzuchtende
had zij zich onderworpen. Tante Melitta in een
ponceau-zjden japon van wat erg ouderwetsche
snit, met een even ouderwetsche kanten shawl
om de magere schouders, haar muts versierd
met een bouquet viooltjes, boog naar alle kanten
en groette haar „lieve buurvrouw" met een
voorbeeldelooze vriendelijkheid, die echter niet
vrij was van een bijsmaakje van nederbuigond-
heid. Lore vergenoegde zich met e me bevallige
zwijgende buiging voor de dame des huizos.
„Mijn lieve mejuffrouw van Tollen," krijschte
mevrouw Becker zoodat het de geheele kamer
door klonk, „wat spijt het mij, dat mevrouw uwe
mama onwel is, en hoe lief van u, dat gij
echter toch nog gekomen zijtAdalbert
AdalbertGij hadt immers gij weet wel
De groote blonde man drong juist weer door
al de menschen heen, die daar in een kring stonden
te babbelen, en bood Lore een prachtigen ruiker
aan van roode en witte rozen. „Vergun mj,
mejuffrouw, en sta mj tevens toe, u tegel jkertyd
uit te noodigen voor den cotillon."
Aller oogen waren op hen geves'igd.
De houding van Lore’s hoofd werd op dit
oogenblik bepaald trotsch. „Het spjt mj wel,
mynheer Becker, maar, zooals van zelve spreekt,
kan ik, wegens mamas toestand, onmogeljk tot
aan ’t einde van het feest hier bij ven." Zj
omklemde daarbj met beide handen den een-
voudigen houten waaier, op welks knop Cato
het wapen der van Tollen’s geschilderd had, en
keerde zich om.
„Maar neem dan toch deze bloemen, me
juffrouw," zei hj „wat hebben die arme bloemen
u misdaan
Hij presenteerde haar met een lachend gelaat
den ruiker en zjne oogen keken smeekend de
hare aan.
Lore werd rood. Zj had op nieuw een: „ik
dank u op do lippen, maar daar voelde zj,
hoe haar broeder haar arm zachtjes waarschu
wend drukte.
Hj had eigenljkgeljk zj stond op het punt
onbeleefd te zijn tegenover den man, van wiens
gastvrijheid zj zoo pas, zj ’t dan ook tegen haar
zin, gebruik nad gemaakt.
Aarzelend nam zj de bloemen aan.
„Ik heb den voorrang, u aan tafel te gelei
den
Z j knikte even toestemmend met het schoone
hoofd en trad het rococo boudoir binnen. Het
gesprek der jonge dames, die daar met hare
theekopjes zaten, verstomde, toen zij mot het
reusachtig bouquet verscheen, dat in zjn prach
tige rangschikking zoo treffend afstak bij het
opvallend eenvoudige toilet van het meisje. Zj
droeg een witte nedeldoeksche japon, die tot
aan den hals gesloten was en den fraaien nek
slechts mat liet doorschemeren, een gordel van
rosélint, die in een breede sjerp eindigde, en had
een enkele roos in het haar. Het was een
japon, welke ieder, die do Westenberger kringen
bezocht, heel goed bekend moest zijn, want
Lore was die altjd gewoon te dragen. Zj
wiesch en streek die zelf en voegde er een
rood of een blauw lint aan toe en in dat
kleedje trad zj met zoo’n deftige houding op,
alsof zj een toilet droeg van Gerson, dat uit
de kostbaarste stoffen vervaardigd was.
Zj groette vriendeljk en wendde zich tot
eene kleine brunette, eene mevrouw, die in haar
trouwjapon tusschen al de jonge meisjes zat
zj was voor eenigo weken uit haar midden
getrouwd en nog het Voorwerp der algemeene
belangstelling.
Behouden teruggekeerd
Lore.
„Zooals gj ziet," luidde het sohalksche ant
woord, „en gj zult nu wel de eerste zjn, Lore.
Zeg nu uw gebieder maar dadelijk vooruit, dat
hj met u tot aan Napels doorgaatik had
geiueurue naur, um» --- vergeten, het vooraf te bepalen, en ben niet
lieftallige woordjes ontving. Haar stem had iet3 verder geweest dan Rome. Als gj eenmaal
„Maar ik geloof dat papa gehoopt had, dat
gij heden althans bij hem zoudt blijven
H j antwoordde niet en liep zoekende de kamer
uitin de gang scheen hj zjn muts gevonden
te hebben, want onmiddelljk daarop verliet hj
het huis.
„Lore," zei Cato, „zj hebben een souper met
de tooneelspeelsters, moet ge weten."
„Zwjg toch antwoordde Lore.
„Ik weet het van de oude Dierks, die heeft
de uitnoodigingen moeten doen en moet de
champagne koel houdendie blonde woont
immers bj haar."
„Zwijgherhaalde Lore vuurrood, „dat zjn
immers geen zaken die ons kunnen interes-
seeren."
„Mj misschien niet, maar
„Schaam u wat, Cato
„Waarom zou Rudi zich dan niet amuseeren
„Maar, Cato, ik bid u
„Het is bij ons ook zoo vreeseljk vervelend,
Lore; ik neem het hem volstrekt niet kwalijk,
als hj nu juist maar niet met dien Adalbert
Becker -“
„Maar nu nog eens voor ’t laatst: wat gaat ons
dat aan, Cato riep Lore boos uit.
„Misschien gaat bet ons toch wel aan, Lore."
Het jonge meisje liep naar haar toe en bleef
„als
een
Marie vroeg
lat kani
ic^®H
iiuu,;..»
zjno vrouw zijt, hebt gj niets meer te zégge;
De anderen begonnen te lachen of trok! aj voort.
Marie,"
zeide zj schertsend, „gj phantaseert toch niet
„En die mooie rozen dan?" merkte de jonge
vrouw op.
„Zij zjn inderdaad schoon," antwoordde Lore,
,het is zonde ze in de handen te laten verwel
ken En met die woorden zette z j den ruiker
in een der vazen op den schoorsteenmantel.
Rudolf van Tollen was intusschen zoo druk
in de weer, alsof hj een zoon des huizes was.
Juist liep hij met Adalbert Becker arm inarm
door het boudoir en verdween achter het gordju
van de deur, die naar de eetzaal leidde. Lore
keek hen met verwonderde blikken na.
„Kijk eens, Lore," zei de jonge vrouw, „zij
stappen daar heen als een paar broeders dat
was toch vroeger zoo nietWeet gj soms
toevallig ook, hoe dat komt weg,1
Lore van Tollen keerde zich om, „?T
ziet dat ik er zelf verbaasd over sta," antwoordde alleen
zj. 1
Een ontevreden trekje vloog over het trotsche sturen I
weer
boeken,
slaan.
Loro
Op het
mtertia
met een reusachtige bloem versierd kaartje met terwijl
y>
4
a
4
J.-’
„Und wer viel Heu imStalle hat.dem wird die Kiih nicht mager,
Und wer ’ne schone Sekwester hat, der kriegt bald einen
Schwager/
reciteerde de kleine overmoed in haar trouw
japon. S) als:
a