JOOL FORTUNAT. straf niet zullen ontgaan. r i rr E v L f» is. Het eind-examen van de leerlingen derH. B. Te Leeuwarden zijn o. a. geslaagd als hoofd- onderwijzeres de dames N. Aobingav. d. Zee en 8. C. Penniuk, beiden te Sneek. vuur flikkerde. die Co koning .liggen Nad Duit laatste thans regeer 'betreft Zwitse drag z de opz In t tot lid geringi I thans gestek des bi didaat' hem a zich n Duitse tegen migrec wegen Elzass' gestek IN ad lijke l gevang zij zie omkoc Op de Tentoonstelling te Groningen is voor ingezonden scheer- en knipmachines, roskammen, kammen en stallantaarns, bekroond met vier bronzen medailles de heer J. Geertsema te Sneek. zeide hjj, en Zondag geraakte een jongetje van omstreeks 3 jaren van den tolpachter Knol aan de Lolksbrug, tusschen Havelte en Meppel in de vaart. De moeder, het gevaar bemerkende waarin haar kind verkeerde, begat zich te water teneinde bet te redden, met het ongelukkig gevolg dat zij met haar kind verdronk. Het wanne mentei chaos jij klo »n 1 deine 4ok o wiegel en we zoo ge jheeu e maar Moor z Kipte Jri'ppi, fcrappi fat aa <m lac Piet w Een roman uit Rumenië van Marco Brociner. XVIII. Vervolg.) En terwijl hij zich voortspoedde, vernam hij plotseling wonderlijk diepe viooltonen, die uit het kleine huisje kwamen waarin Zilibi Psantir woonde. En Zilibi stond midden in zijn armoedig vertrekje, waarvan de vensters openstonden, en op zijn door verdriet gerimpeld gelaat danste het flikkerend licht van een eindje kaars, dat op een tinnen blaker stond. Het hoofd was hem op de borst gezonken en zijne oogen waren half gesloten, terwijl zijn kin op de viool rustte, over welks snaren de strijkstok zwaar en langzaam heengleed. En het was eene eigenaardige, vreemde melodie, welke aan de viool ontlokt werd; somber, vol smart, aangrijpend treurig, en zy greep Jonol, die a.in het venster was blijven staan, tot in het diepst zijner ziel. Daar sloeg Zilibi de oogen op en deze begonnen te vonkelen en te schitteren, en daarbij schudde hij met een bezielend lachje zijn klein hoofd, alsof hij iets won derbaars, iets zoets om zich heen hoorde ruischen en klinken, en plotseling richtte zijne kleine gestalte zich als geëlectnseerd op en do melodie veranderde plotseling geheel: de strijkstok vloog thans licht en week, als bevleugeld over de snaren, en de tonen klonken zoo wild jubelend, zoo bacchantisch vroolijk, zoo onheilspellend uitlokkende om te genieten 1 Jonel had op de klink gedrukt en was het vertrek biunengetredeu. Men zal zich herinneren, dat in den nacht van 1 op 2 Juli te Rotterdam, ten nadeele van den heer F. B. ’s Jacob, in de Westerstraat aldaar, een groot aantal zilveren voorwerpen, benevens een hoeveelheid geld ontvreemd is. Het is aan de Amsterdamsche recherche, bijgestaan door een onder inspecteur uit Rotter dam, gelukt te Amsterdam in het echtpaar F., logeerende boven den tapper Prijker, op de O. Z. Kolk, de vermoedelijke bedrijvers van dien diefstal te ontdekken. F. en zijn vrouw de man is schilder van zijn vak woonden tijdens het plegen van de daad te Rotterdam en verdwenen zonder dat men wist waarheen na den 2en Juli. Zij waren toen met de buitgemaakte voorwerpen naar Nijmegen gevlucht. Hier werd echter de nieuws gierigheid van een buurvrouw, die wilde weten wat zich in een haar toevertrouwd koffertje bevond, waarin volgens het zeggen van F. papieren" waren, doch dat zich nog al tamelijk zwaar optillen liet, de oorzaak dat de politie werd gewaarschuwd. De buurvrouw namelijk had in afwezigheid van F. het koffertje met een op het slot passend sleuteltje geopend, en bevonden dat er geen „papieren", maar voorwerpen van waarde in waren. Toen zij evenwel de politie van het verdachte der zaak in kennis gesteld had, waren de vogels (met het koffertje) gevlogen. Door de genoemde Amsterdamsche politiebe ambten is evenwel Vrijdag nacht de verblijfplaats van het echtpaar opgespoord. Het koffertje was gevonden, doch de inhoud was, op een zilveren meshecht na, verdwenen. Dit is echter blijkbaar van den heer J. afkomstig en dan ook reeds naar Rotterdam ter herkenning opgezonden, F. en zijn vrouw zijn in hechtenis. Te Muiderberg is een jongen, die tegen den bevigea regeu eene schuilplaats had gezocht onder een afdak, door den bliksem gedood. Eea gedeelte van het hoofdhaar werd geschroeid, en beide handen waren bruin geworden. met groote oogen aan, waarin een onheilspellend vuur flikkerde. „Uwe moeder?" herhaalde hij peinzend „heeft hjj u eindelijk gezegd, wie was heeft hij u gezegd, hoe zij waarom zjj stierf Heeft hij u gezegd, hoe hij een arm joodsch meisje ongelukkig en rampzalig heeft gemaakt, tot zij naar den revolver greep en zich een kogel door ’t hoofd joeg, om aan de schande te ontkomen Heeft hij u verteld, hoe zijn rijzweep op mjn rug was neer gekomen, toen ik bij hem kwamen mijne zuster van hem verlangde Dat was een aardige geschiedenis, niet waar Eene geschiedenis om er over te lachen en te schreien 1 Ik ben die geschiedenis niet vergeten, Jonel I O neen 1“ Bomber zwijgende, staarde hij voor zich. „Weet uwe Lea dat alles?" vroeg Jonel. „Zij weet er niets van," antwoordde Zilibi „zij kent de wilde smart niet, die ik jarenlang met mij ronddroegzij kent den gloeieuden haat niet, die mij jarenlang op de ziel brandde, den haat tegen uw vader, Jonel; maar thans is mijn haat uitgebluscht, ik haat niemand, ik bemin niemand, alles in mij is ledig en dood. Heilige God," voegde hij er op gebroken toon bij, „wat is me dat voor een wereld Het was een doffe, snikkende kreet, welke hij daar aan zijn door verdriet verscheurde borst ontwrong hij zakte in elkaar, de viool viel hem uit de hand, hij raapte ze niet opzoo stond hij daar een poosje als in zich-zelf verzonken. Het licht flikkerde nog eenmaal op en ging toen uit. De wolken aan den hemel waren weggedreven, de maan scheen vol en stil in het kleine vertrekje. Op eens beurde Zilibi het hoofd op en keek Jonel lang en doordringend aan zijne oogen verloren hunne schrille uitdrukking, hij greep Jonel bij de hand. „Het is een treurige wereld," OVERZICHT. De Fransche ministers gaan voort hun personeel te zuiveren van Boulangistische ele menten. Zoo ontsloeg Maandag de minister van binnenlandsche zaken, Constans, veertig ambte naren, tot de politie en de prefectuur der Seine behoorende, omdat uit de dossiers gebleken was, dat zij zich met Boulanger hadden ingelaten of tot ziju partij behoorden. Daarentegen out vingen 70 ambtenaren bijzondere onderscheidingen van den prefect van politie, omdat zij getrouw geble ven waren en om de bijzondere drukte die de wereldtentoonstelling hun op den hals haalt. Volgens de Rép. Frang. heeft het ministerie er ook iets op gevonden om Boulanger onver kiesbaar te maken en dus de op hem uitgebrachte stembriefjes ongeldig te doen zijn. Een commissie uit het hooggerechtshof zou namelyk onverwijld een verklaring uitvaardigen, waarbij geconstateerd wordt dat Boulanger, Rochefort en Dillon, door zich aan hun rechters te onttrekken, wederspan- uiug aan de wet geworden zijn en dus van hun politiekeen burgerlijke rechten vervallen verklaard worden. Zy zouden dus Zondag niet verkiesbaar zijn en op hun bezittingen beslag worden gelegd. Van andere zijde wordt dit bericht echter in twijfel getrokken; men wijst er op dat Zaterdag eerst de laatste termijn van tien dagen iagaat binnen welke de beschuldigden zich behooren aan te geven, en dat zij dus Zondag nog wel degelijk verkiesbaar zijn. De verkieziugsveldtocht kan reeds gerekend worden begonnen te zijn. De oud-minister- president Floquet, wien een feestmaal aangebo den was te Cnauny, dep. Aisne, heeft aldaar eene verkiezingsrede gehouden. Een eigenlijk 8 N E E K, 26 Juli. f De politie nam hier gisteren een schipper, naar men zegt uit Akkrum, in arrest, die in de beruchte Bloemensteeg alles kort en klein had geslagen. Ook een paar dames van verdacht allooi, die met onzen schipper onder een borreltje hadden kennis gemaakt, werden naar het politiebureau getransporteerd, om in deze scher- venhistorie als getuigen en beklaagden op te treden scholen in deze provincie is Woensdag avond afgeloopen. Geslaagd zijn: D. Algera, H. Bierman, H. D. Bos, J. J. C. van Dijk, T. Hoekstra, P. II van der Meulen, L Meijboom, L. L, Posthmna, IJ. Roodenhuis, J. Roos, A. van Raalte, J. W. Rooseboom, W. F. J. Uffeli en 8. E. Westra, allen van de Rijks hoogere burgerschool te Leeuwarden, en H. J. Ament, A. W. Gaaike- ma, H. Klebach, E. H. Piebenga, G. Reitsma en mej, Grietje Swart, allen van de hoogere burgerschool te Sneek. Afgewezen zijn 1 leerling van de school te Leeuwarden en 1 leerling van de school te Sneek. I werd hy telkens begroet met de kreten„Leve |h< de republiek! Leve Floquet! Een paar lieden L mengden het „Leve Boulangerdaartusschen. Parijs is thans ook eeu gedenkteeken ryk voor admiraal Coligny, den beroemden Franscheu veldheer en Hugenooteu-aauvoerder, die in Barthclomeus-nacht viel als het eerste slachtoffer van partijwoede en godsdiensttwisten. Het is geplaatst in den kleinen tuin, die het koor der hervormde domkerk van de Rue de Rivoli scheidt. Donderdag werd het onthuld met eeu feestrede van den predikant Bersier. Deze wees op het heuglijke feit dat niet alleen de Frausctte pro testanten, maar ook katholieken eu vrijdenkers bijdragen voor ’t standbeeld geschonken hadden. Daaruit bleek volgens den feestredenaar dat er bij de oprichting van dit monument geen qaaestie was geweest van het wederoprakoleu van gods diensttwisten. Integendeel, hy wees er op als een feit van politiek belang. Het beeld moest strekken om het volk te herinneren dat harts- tocht een slechte raadgever is en dat er niets duurzaams ontkiemt op een grond die onafge broken doorwoeld wordt door de drift der paityen. Verder - zoo eindigde de spreker zal dit beeld ons zeggen dat wij Frankrijk moeten blijven liefhebben tot in den dood, ja wat nog moeilijker is, tot in een doodelijke beleediging, en bij de gedachte dat Frankrijk overwonnen werd, zullen wij misschien de woorden gedenken, samenzijn werd door het genot van de noodigo spiritualiën opgevroolijkt. Het gevolg daarvan Was, dat beiden tijdens het middagmaal in op gewonden stemming verkeerden, twist kregen en L. zijn zwager met een mes aan het hoofd ver wondde. De gewonde, die liever niet meer met zijn zwager in aanraking kwam, werd, na verbon den te zijn, onder de hoede der politie naar de boot gebracht. Terwijl Tj. Koning te Oosterhoogebrug Zaterdag op het land werkte en zijn vrouw naar Groningen was, stak hun kindermeisje J. M. door middel van een paar kolenvuur het hooi, dat zich in de schuur bevond, in brand. Toevallig kwam een jongen een poosje later in de schuur, hij zag den brand en ijlde terstond naar zijn vader, om hiervan mededeeling te doen. Eenige lieden schoten toe en bluschten de reeds hoog opstijgende vlam nog bij tijds. Voor de politie heeft het kind, dat nog slechts 11 jaar oud is, een volledige bekentenis afgelegd van de misdaad, terwijl zij ten langen leste verklaarde het gedaan te hebben, omdat zij niet gaarne bij genoemden Koning wilde wonen, en bare ouders, haar vader is schipper, haar niet aan -boord wilden hebben. Dit middel nam zij nu te baat om er van daan te komen. ’t Kind schijnt zonder oordeel des onderscheids te hebben gehandeld. In den nacht van Vrijdag op Zaterdag jl. waren te Groningen vier personen met een ver boden vischtuig in den vijver van het Noorder- park aan het visschen en liepen daarbij gedurig over de sierlijke grasperken, op welke ongeoor loofde handelwijzen zij door een agent van politie werden betrapt. Deze zeide hun aau, van een en ander proces verbaal te zullen opmaken, maar hiermede waren de visschers in het geheel niet tevreden. Zy kwamen met de krachtigste bewoordingen in verzot. Een van hen toch riep, doelende op den agent, „gooit hem in ’t water of steekt hem dood," waarop drie der stroopers in dreigende houding op den politiebeambte toekwumen, zeggende „als jij ons wilt bekeuren, steken wij je dood," bij welke bedreiging een der lieden een geopend mes in de hand hield, hetgeen gelukkig door den agent werd opgemerkt. Deze, een stevige baas, voor geon klein ge ruchtje vervaard, trok daarop zijn sabel en sloeg daarmede in een minimum van tijd twee der aanvallers tegen den grond, terwijl hy den derde op eeu eerbiedigen afstand wist te houden, of schoon de vierde visscher nog steeds stond te roepen: „gooit hem in ’t water." Eindelijk had de agent echter gelegenheid van zijn signaalfluit gebruik te maken. Op ’t signaal verschenen een paar zich in de nabijheid bevin dende politiebeambten, waarna het den visschers geraden voorkwam de plaat te poetsen. Zij zijn echter allen bij de politie bekend geworden, zoodat zjj zeer zeker hun welverdiende Toen hij hem zag, staakte Zilibi zijn spel, maar hij schrikte volstrekt niet en in zyne oogen lag zelfs geen blik van verwondering over het late bezoek. Hij liet zijn viool zakken en een Hauw lachje speelde om zyne lippen. „Wat ik daar gespeeld heb," zeide hij, „is een wonderlijk mengelmoes, niet waar? ik heb rumeeusche, joodscheen hongaarsche wijzen door elkaar gemengd en vervolgens in mijn hart gegrepen, en wat ik daar uithaalde voegde ik by het overige en daaruit ontstond een wonderlijk geheel, eu als ik het speel, dan lacht en schreit er iets in mij, buiten mij, overal. Hebt gij het gehoord, hoe er gelachen werd en geschreid Dat lachen klonk zoo helder, zoo zingend als kwam ’t uit een kinderziel. Zoo placht voor jaren, voor vele, vele jaren, myne Lea te lachen, en als ik dat lachen hoor, dan snydt het mij door de ziel en inyu viool begint te schreien en te zuchten en te kennen en te lachen, want zij is eene goede, trouwe ziel, myn viool, zy heeft medelijden met den ouden man, wiens kmd gestorven is. Myne Lea is dood, weet gij dat wel, Jonel? En omdat ik de smart daarover niet kau over winnen, doe ik zooals de anderen ook doen, ik drink o, ik heb van daag veel gedronken, wijn en brandewijn Wilt gjj ook drinken, Jonel?" vroeg hy met een zielloos lachje. „Ik wil niet drinken," zei Jonel„en wat uwe Lea betreft, zy leeft immers; o, zy leeft en lacht en is een schoone, een rijke, een ge lukkige vrouwMaar uwe zuster, maar uwe zuster, Zilibi," voegde hij er by, terwijl hij dicht by hem kwam, „die hebt gij ver geten, en die was toch ook zoo schoon, en zjj moet zeer rampzalig en ongelukkig geweest zyn, want zij stierf zoo jongvertel mij van haar, Zilibi, vertel mjj van mijue moeder 1“ „Uwe moeder," zei de jood en hij keek Jonel zijn stem had thans een zachte, weemoedige tn klank, „een treurige wereld, mijn arm kind, eu men zou aan haar en aan God kunnen vertwij felen, als er niet hier en daar een edel hart klopte; gij hebt zulk eeu hart, Jonel, ik heb het van daag met zoete, trotsche vreugde ontdekt, toen gij zoo mannelyk voor een armen jood optraadt. Het was het hart uwer moeder, dat in u sprak, en ik heb mij daarover allerlei gedachten gevormdik heb bij my-zelf gezegd, dat onze God toch niet dien God der wrake kon zijn, zooals in onze geschriften verteld wordt hy straft de kiaders niet voor de zonde der vaderen. Wat uwe moeder misdaan heeft heeft zy door haar dood verzoend; wat uw vader tegenover haar heeft misdaan, heeft hij geboet hy is een ongelukkig menschalles is vergeten en vergeven en uit den bodem der zonde is een edele plant ontkiemd," ging hjj met luider stem voort, „on zjj zal groeien eu een heerlijke boom worden! Wees goed, Jonel, vergeet uw afkomst niet; vergeet nooit, dat de joden sedert twee duizend jaren warme tranen vergieten droog die tranen, Jonel, waar en zooveel als ge kunt, en kom nu meê, wij zullen bidden op het graf uwer ongelukkige moeder." Een kwartiertje later bevonden zij zich in het park van het slottoen zjj in het ronddeel voor de kapel stonden, vloog een verschietende ster flikkerend langs den hemel. „Hier naast dit standbeeld, onder dezen graf steen," aldus begou Zilibi, „rust het gebeente myuer arme zustertegen dit standbeeld leu nende, heb ik hier vaak geschreid en gebeden. Kijk mjj niet zoo ongeloovig aan, Jonel, ik weet wat ik zeg Gij staat bjj het graf uwer moeder. Jaren geleden heb ik uw vader eens geboden, my het gebeente mijner zuster af te staan, opdat ik het op het jodenkerkhof zou kunnen begraven, programma, heeft hij gezegd, zal hij niet geven. Daarvoor is hij niet gekomen. Hjj blijft trouw aan de beginselen, die hij zijn leven lang heeft beleden. Maar de verschillende groepen der linkerzijde moeten conccssiën doen om tot een heid te geraken. Door de staatkunde van be dreiging of door vasthouden aan de onverzoenlijke leer zal het beoogde doel niet bereikt kunnen worden. Hierna somde de spreker op, wat de republiek al gedaan heeft voor het leger, voor de school, voor de ontwikkeling der vrijheid, enz. Met een beroep op de historie toonde hij aau, dat alle reaction, hetzij royalistische of imperialistische, geleid hebben tot de revolutie. Hjj eindigde aldus: „Wat ons aangaat, onze keus is gedaan; wij zullen de republiek handhaven, dien on waar deerbaren staatsvorm van den vooruitgang, voort gekomen uit de overpeinzing der geleerden en der wijsgeeren, uit het bloed van het volk en onze soldaten, uit de bittere tranen, gestort door de bannelingen op vreemden bodem, de republiek, die ontstaan is uit al wat grootsch eu heilig is in de menschheid. „Neen, wij zullen ons niet werpen in de armen van een man, want die dictator zou ons tot den oorlog biengen, gelijk de andere dictator Frank rijk tot den oorlog gebracht heeft." Grooten bijval heeft Floquetgevonden. Toen hij met spreken geëindigd had, kwamen de meeste aanwezigen naar hem toe om hem de hand te drukken. person Na het feestmaal heeft hij zich naar de repu- [door blikeinsche club begeven. Up den weg derwaarts ’beroof ihet sc voces Vol meded het ee den (een de iedeve Baaste uongsti vrees doch 1 vrees wrede igenera ’Woordi I Teg tick t Leo cc lit W laar c Frenij s ont beoogt '/ijk oj Jeijvei krado legen v luns vei kan St van di 1U UCZtl venhistorie als getuigen en beklaagden f 1 uwe moeder stierf en iaat under goed, 'dat he gehore voor 1 l Jon de dol (jjeest armen blinke diepst tijd w epoedc OP zijl niet s iweefd joor l gonsdt

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1889 | | pagina 2