V
I
1
11
dj
ecJ
,1
I
VI
I
„1*
zii.
kantendoek'a1;--
over
snikte
zij tilde den
r
Maar wilt gij niet zoolang bij mij
9
aun,k
do
BIJBLAD behoorende bij do SNEEKER
COURANT van ZATERDAG 5 Oct. 1889.
FEUILLETON- NU MMER (46.)
als
jt uren
weer
teken,
slaan.
s
en
en I
Hl. I
III, I
VU*
Ie
ni
Ib
J.
A
:e
I
eens
nocllt
ecies,
u zou
t. haar
i zou
rden
streek i
loi-en. I
p het I
ver»
der
,kt,“
weg,"
n, hoe
alleen
avond
weer
zult
Ichön- iks
de het
h om
haar I
v van 1
daar 1
ver» i
haar
m.i.y I
weer
mei 'I
wam j
xleu- J
had
den R
tisch
ende
op, „ja, dat kan ik welWant ook al werd
zij dan volgens de wet zijne vrouw niet, zij is
nog iets
hem
was
„keer
met
dat ka’i?
5^.. ^ie]
voort,
als ik *3]
papa’s
len we
jmt er
loopt,
poedig
e het 'illl
ZO(|
meê
inca
lar
|tP
boven blijven wachten Mijne schoonmoeder
heeft gasten, en
„Gij zijt mijn God, gij zijt
Lore voelde zich bij den arm grijpen, de
slanke vingers van de vreemdelinge hielden haar
vast als in een ijzeren schroef. „Gij zijt de
verloofde van Adalbert Becker?" klonk het
fluisterend, bijna wegstervende naast haar.
„Zijn verloofde Neen, zijn vrouw
Maar, mijn Godriep Lore verschrikt uit. De
vreemdelinge wankelde plotseling en greep naar
de ijzeren, met sierlijk lofwerk omgeven pilaar
van de leuning der trap en hield zich daaraan
vast om niet neer te vallen en met eene wilde,
vreesdij ke uitdrukking op het gelaat riep zij uit:
„Zijne vrouw? Zijne vrouw? Dat is niet
waar!" wrong zij zich uit de keel, „dat is
eenvoudig onmogelijk
„Kom meê, mama!" smeekte het kind.
Lore stond daar radeloos. Zij streek met de
hand over haar kloppend voorhoofd. Wat moest
dat beteekenen Kom meê naar boven, bid ik
u!“ fluisterde zij, vooruitloopende.
De vreemdelinge trachtte zich te herstellen
en volgde haar.
In het boudoir brandde eene met een rosékap
bedekte lamp. De beiden vrouwen stonden daar
tegenover elkaar. Lore trotsch, met deftige
kalmte, afwachtende wat zij vernemen zou.
De andere, met het kind aan de hand, met
gebogen hoofd, als bedwelmd onder een haar
ruw toegebrachten slag.
Lore, naar een stoel wijzende.
De vreemdelinge, die zich niet langer staande
kon houden, viel op den stoel neer en trok het niet te pasIk ben geen rechtsgeleerde
kind naar zich toe. „Ik ben vergeef het J-- -
mij, als ik u doodelijk kwets ik ben Adalberts
ik ben zijne vrouw en dit is zijn zoon."
Hoewel zacht sprekende, gilde zij de laatste
woorden bijna uit en i'
gelaat.
„r -
„maak u bekend
De vreemdeling zocht in haar taschje en
overhandigde Lore eenige papieren. „Hier is
de trouwacte en hier de doopacte van mijn kind j
wij zijn op een Zondag in de St. George kerk
te New York getrouwd, mevrouw. Ik ben naar
hier gekomen, om hem aan zijn plicht als vader
te herinneren. Sedert hij mij de laatste maal
verliet dat is nu anderhalf jaar geleden,
nadat hij er nog ten slotte eene oneenigheid met
de haren had bijgehaald geeft hij mij geen
penning meer tot levensonderhoudalle brieven, 1
die ik hem schreef, bleven onbeantwoord. Als
ik alleen geweest ware, dan zou ik nooit, nooit
tot dezen stap zijn overgegaan, maar de rechten
van mijn kind ik mag niet toelaten, dat er
een smet op hem kleeft Ach, mevrouw, ik
weet niet of gij mij begrijpt
Lore’s oogen hadden intusschen op het papier
rondgedwaald Ellen Smith van New York
met mister Adalbert Becker te New York
danste haar voor de oogen. „Ik ben niet in
staat het te beoordeelen," stotterde zij, terwijl
een gloeiende blos haar gelaat kleurde, „excu
seer mij een oogenblik
Zij liep naar het naastgelegen salon, belde en
beval haar dienstmeisje, mijnheer den generaal
te verzoeken bij haar boven te komen. Alles
draaide met haar in ’t rond, ’t Zou haar on
mogelijk geweest zijn te zeggen, wat zij gevoelde
het was een chaos van de meest tegenstrijdige
gewaarwordingen. Slechts dit ééne dreef bij
haar boven en schitterde als een lichtstraal in
haar arm somber gemoed haar hoop op vrijheid,
als die vrouw de waarheid gesproken had.
Koortsachtig gejaagd liep zij de kamer op en
neer. De generaal kwam met een bezorgd
gelaat binnen.
„Oom," riep zij hem toe, „daar binnen zit
een vrouw, die beweert de wettige vrouw van
Becker te zijnGa naar haar toe, en als zij
de waarheid spreekt, dan, oom, dan
De oude heer wist niet wat hem overkwam
hij dacht eene zieke voor zich te zien. „Maar,
Lore, wat haalt ge u nu in ’t hoofd, mijn kind
„Oom, als zij de waarheid spreekt," begon
Lore op nieuw, „oom, ik zou er haar voor
danken, op mijne knieën zou ik er haar voor
danken, want dan, dan
Zij trok hem naar de deur toe en schoof
hem het boudoir binnenen zij vluchtte zelf
naar een der verste hoekjes van de vensterbank,
drukte haar gloeiend hoofd tegen de glazen en
staarde naar buiten in het donkere park. Ge
durende een oogenblik kon zij de woorden van
den generaal verstaan: „Ei, ei, zijt gij het
mevrouw Vervolgens werd de deur dicht
gedaan en hoorde zij niets dan een onduidelijk
gemompel, dat tot haar doordrong. Soms ont
stonden er lange pauzen, en dan vernam zij
weer het geluid van eene smeekende weeke
vrouwenstem.
Almachtige God, als zij eens een leugenaarster
was, als die vrouw slechts zijne minnares was
en haar eigen ketenen dus even onverbreekbair
waren Er bestonden zulke wonderbaarlijk
vreemde wetten. Als die lichtstraal haar
slechts was toegezonden om de nacht voor haar
nog zoo veel te duisterder te maken Barmhartige
God, laat haar de waarheid spreken," smeekte
de jonge vrouw, „laat mij leven, laat mij vrij
worden
Zij dacht zelfs niet aan de schande, welke
men haar had aangedaan, kis het waarheid was.
De deur van het salon, die op den corridor
uitkwam, werd open gedaan; korte, haastige
stappen liepen de gang door, Lore’s hart
begon onstuimig te kloppen daar naderde
mevrouw Elfriede, om te zien, wat daar boven
eigenlijk gebeurde. De oude dime klopte aan
de deur van het boudoir en trad toen haastig
binnen.
De deur bleef openstaan. Lore hoorde een
half gesmoorden kreet en de toornige woorden
„gij waagt het hier te komen? Mijnheer de
generaal, zij is een avonturierster van het echte
water. Zij woonde bij mij als gezelschapsjuffrouw,
en dat coquette schepsel heeft zich met mijn
zoon in eene liefdesbetrekking ingelaten Zijne
Excellentie weet wel hoe jongelui zijn en
vooral tegenover zoo’n sluwe deern Ik moest
haar wegzendenmaar nu doet zij sedert jaren
niets anders, als den armen jongen vervolgen."
„Mevrouw, ik verzoek u in uw eigen belang"
de stem van den generaal klonk erg koel
I „wat te bedarenbij dergelijke zaken komen
len en
Ir
h
Lore
'p het 1
tertia
er wijl J
clden. r
deren
dden- i
fraaie
eiende 1
r haar a I
ijd zoo t I
haar. 1
zijner I
•.heen, 1
ibeide I
leestal I
'be 1
Is hij I
,n. I
teheel I
dat gij naar uwe moeder verlangtkom
De jonge vrouw ging naar haar slaapkam
en kwam spoedig terug met een tenten™”
om het blonde haar geslagen en in haar oud
manteltje gekleed, dat zij onlangs reeds in stilte
van huis had meegenomen. In haar hand hield
zij haar gezangboex en do plfotografie van haar
vader in het eenvoudig lijstje.
Toen mevrouw dat zig barstte: zij plotseling
in een hysterisch snikken uit. „Lore," riep zij
uit, „gij moogt niet heengaan
„Ja wel," zei deze met verruimde ademhaling,
„ik ga en ik kom nooit weer terug
„Dat kunt gij nog niet zoo bepaald zeggen,
mijn schat," zei de generaal.
„Ja," riep de jonge vrouw en ’t scheen wel
alsof zij grooter werd, zóó trotsch richtte zij zich
op, „ja, dat kan ik wel! 1
-
het in mijne oogen toch, en als er
was, wat de verachting, welke ik voor
gevoel, zou kunnen doen toenemen, dan
t het zien van dat kind, dat hij vergeten kon.
Nooit, nooit zet ik mijn voet weer
dezen drempel nooit
„Het zal wel weer terecht komen,"
mevrouw Becker.
„Nooit!" herhaalde Lore, en zj 2".
sleep van haar zwarte japon op, alsof zelfs het
kleed, dat zij droeg, den vloer van het huis,
t welk zij verliet, niet meer mocht aanraken.
„Neem het naar met kwalijk, mevrouw! Zij
is natuurlijk erg opgewonden," zei de generaal
verontschuldigende, „ik ben dadelijk weer hier."
Hij liep Lore na, die voor de huisdeur op
hem wac'itte. „Kom, mijn kind!" zei hij op
zuchten toon en bood haar den arm aan.
Zj leunde vertrouwelijk op zijn arm, maar
zei geen woord meer. Het was buiten donker
geworden de wiud was gaan liggen statig en
plechtig klonk het gelui der klokken van do
torens der stad. Het was kerstavond
Een week, zoet gevoel beving het bevende
hart van Lore, iets van het vrome kinderlijk
geloof, het bewustzijner is een God vol erbar*
ming en liefde. Zij liet den arm van den ouden
heer los. „Ik ga naar kerk," fluisterde zij, en
hij knikte
„Ik zal uwe moeder voorbereiden en keer
vervolgens naar mevrouw Becker terug."
Langzaam liep zij de drukke straten door
kerkgangers kwamen uit do huizen en liepen
onder het klokgelui met haar deuzelfden weg
uit. Door een zijdeur trad zij de helder verlichte
kerk binnen. Aan het hoogaltaar stonden twee
kerstboomeu, schitterend door kaarsen verlicht.
De tranen kwamen haar plotseling in de oogen,
zij voelde zich zoo plechtig gestemd. Vlak voor
baar, half verscholen achter een dikken pilaar,
zat de vreemdelinge; het zachte door verdriet
verbleekte gelaat keek eerbiedig naar de helder
verlichte boomen zij hield het kleine rechter
handje van haar kind in hare saamgevouwen
handen en zat zoo te luisteren naar ’t overoude
duitsche kerstlied
„Vom Himmel hoch da komm ich her,
Ich bring’ Euch gute neue Mar
Lore schikte in dezelfde rij, ging naast het
kind zitten en boog het hoofd voor het gebed.
De oogen van haar buurvrouw vestigden zich
vol uitdrukking op haar gelaat, waar de eene
droppel na de andere langzaam over neen liep.
V ergeef het mij, dat ik ter wille van mijn
kind uwe vrede heb verstoord," fluisterde de
amerixaansche na de predikatie, zich tot Lore
overbuigende.
„Ik vergeven? Laat ons zeggengij mij!
Maar geloof mij, ik ben onschuldig," antwoordde
Lore. Haar hand rustte voor een oogenblik in
die van de vreemdelinge en hare oogen namen
hare gelaatstrekken op. Neen, zij zag er niet
uit als eene leugenaarster
Toen de godsdienstoefening geëindigd was
liep zij met hoog opgeheven hoofd door de
menigte heen; zij keek niet naar rechts of links,
zij staarde slechts in de toekomst, in de vrijheid.
Bij de kerkdeur stond doctor Schönberg.
Zijne blikken waren op de oude vrouw gevestigd,
die naast Oato Tollen te midden der kerkgangers
langzaam de kerk verliet. Thans keek hij
terzijde, en ontsteld ging hij een stap achteruit.
1.111’0 I .nr.1 rznoala hii li.-im. I
i de i
den I
irme 1
pre-
onio, W|
blad
ictor
r zij
Lore van Tollen.
Roman van W. Heimburg.
(Vervolg.)
De oude dame had, ter eere van „Zijne
Excellentie," al het zilver uitgestald, wat zij
bezat. Niettegenstaande het nog vroeg was, was
’t reeds schemerachtig iu het met eene don
kere houtsoort beschoten vertrekdaarom
brandden de lichten aan de antieke kroon
boven de tafel en deden het tafelzilver glinsteren
en schitteren. In den haard lag een kolossaal
blok eikenhout te vlammen. Zacht en warm
spreidde het smyrnasch tapijt zich over den
vloer uit. Het was een gezellig, harmonisch
vertrek; alleen twee verschrikkelijke oleografiën
verstoorden dit comme il faut, en wel een paar
stillevens naar het een of ander beroemde
origineel uit de Dresdener gallerij, het eene
voorstellendewild, visschen en gevogeltehet
andere: vruchten en een kelk met rijnwijn.
De parvenu komt er toch altijd uitkijken,
dacht de generaal. Hij zat met den rug naar
het gebeeldhouwde eikenhouten buffet, aan het
smalle eind van de tafel, Lore en haar schoon
moeder aan zijne beide zijden, tante Melitta
tegenover hem.
Het gesprek, door mevrouw Elfriede begonnen,
liep, juist niet heel opbeurend voor de familie,
over den dood van majoor van Tollen en
over de positie waarin zijne vrouw en kinderen
achterbleven. „D we Excellentie kan er verzekerd
van zijn," lispelde mevrouw Becker en bracht
haar servet aan de oogen, juist op het oogenblik
toen de bediende met een nieuwen schotel
binnenkwam, „dat wij helpen zullen, waar wij
kunnenwaartoe zouden wij anders aan elkaar
verwant zijn
„Gij zijt wel goed," antwoordde Lore, „maar
namens mijne moeder moet ik u daarvoor
bedanken, zij zal uwe ondersteuning in geen
geval aannemen Haar hand beefde zoodanig,
dat de wijn uit het glas,’t welk zij wer .duigelijk
greep, over den rand stortte.
Er ontstond eene verlegenheidspauzehet
gezegde klonk verachtelijk en de stem, die
anders zoo zacht was, was thans ruw en scherp.
De in viooltjesblanw gedoste bediende bood, in
stilte lachende, een ragout aan Lore bedankte.
Men at zwijgend.
Mevrouw Elfriede zat daar met een roode
kleur en toornig gelaat. Tante Melitta trachtte,
misschien wel wat onhandig, een gesprek aan den
gang te brengen, maar hare mededeeling, dat
hier of daar een spoorwegongeluk had plaats
gehad, bleek zonder uitwerking te blijven. Lore
bleef achterover in haar stoel zitten en speelde
met een stukje wittebrood. Zij zag er vreeselijk
bleek uit.
„Als gij ongesteld zijt, Lore, dan moet gij u
niet forceerenga dan liever wat liggen
stelde tante Melitta voor.
„Inderdaad neem mij niet kwalijk
stamelde zij, niet in staat zich te beheerschen,
en verliet de kamer.
In de breede gang schemerde het laatste
daglicht. Daar, waar de grooto trap uitkwam,
stond op dat oogenblik de bediende voor eene
dame.
„Het spijt mij zeer, mevrouw, maar mijnheer
is op reis en de dames zijn juist aan tafel,"
hoorde Lore hem zeggen.
„Kan ik niet wachten klonk het in gebro
ken duitsch, „ik kan in de duisternis zoo slecht
den weg vinden. Laat mij maar iu de entree
kamer en dien mij aan als het diner is afge-
loopen."
De bediende ging oen stap achteruit, toen
Lore thans als een donkere schaduw uit de
schemering van den corridor te voorschijn kwam.
„Deze dame weuscht mevrouw te spreken,"
zeide hij.
„Ik zou mevrouw Becker graag alleen willen
spreken," zei de vreemdelinge, die een kind, een
kleine jongen, bij zich had, welke dicht tegen
haar aandrong.
„Mij? of mijne schoonmoeder?" vroeg
Lore vermoeid.
„Mevrouw Beckerherhaalde de vreemde
linge stotterend, en daar op dat oogenblik de
brandende lamp bij de trap wat opflikkerde,
zag Lore een jeugdig vrouwengelaat voor zich,
wier oogen haar met eene uitdrukking’ van
verbazing aankeken.
„Ja wel, dan zult gij mijne schoonmoeder
bedoelen," antwoordde Lore. „Maar wilt gij
niet
„De moeder van Adalbert Becker—" wrong
de dame zich uit de keel.
„Jal
Bij de kerkdeur stond doctor Schönberg.
Zijne blikken waren op de oude vrouw gevestigd,
die naast Oato Tollen te midden der kerkgangers
langzaam de kerk verliet. Thans keek hij
Lore Lore, zooals hij haar vroeger zoo
dikwijls gezien had in haar dunnen winter
mantel, dien hij zoo goed kende, met hare blonde
krulletjes, die haar als over het blanke voorhoofd
zweefden, met de gewone zachte stemmige
uitdrukking iu hare oogen onder die halfgesloten
wimpers, zoo meisjesachtig als toenmaals, toen
zij zijne Lore werd. Hij voelde, hoe de toorn
iu hem oprees. Waarom trad zij hem zóó in
den weg
Als in een droom liep zij de straten langs en
wist zelve niet, hoe zij zoo spoedig voor de
eenvoudige deur van haar huis was aange
land. Zij trad de eetkamer binnen. De ont-
Met wie heb ik de eer te spreken vroeg
hatelijkhedi
I niet te nas
hartstochtelijkheid volstrekt
i en
j weet niet, hoever de aanspraken gaan van deze
dame hier wij zullen het spoedig vernemen als
de zaak in rechterlijke handen is. Het spreekt
wel van zelf, dat ik geen reden heb om aan
sloeg de handen voor het uwe woorden te twijfelenalleen brengt het
I mij wel wat in de war, dat madame hier
Ik bid u,“ zei Lore koud en op luiden toon, voornemens is de hulp der rechterlijke macht
aak u bekendik kan mij niet voorstellen, in te roepen. Hm mij dunkt, dut deze dame
dat men het gewaagd zou hebben, mj mij dan wel vasten grond onder de voeten dient te
hebbenen hebt gij er wel eenig begrip
i van, mevrouw, hoe de strafrechter gewoon is
I dergelgke dwalingen op te nemen?"
„Barmhartige God, spreek niet zoo luid!
Spreek toch niet zoo luidkrijschte mevrouw
Becker radeloos, „zij is eene bedriegster, zoo
waar als er een God is, zij is eene bedriegster 1“
„Ik ben geen bedriegster," hoorde Lore de
vreemdelinge thans met bevende stem zeggen
„ik ben ook niet weggejaagd, zooals gij zegt
j ik verliet vrijwillig uw huis, om mij tegen de
lagen van uw zoon te beveiligenmaar hij
kwam mij ook bij mijne tante opzoeken, bij
wie ik een toevlucht had gezocht. Daar bood
hij mij, toen ik standvastig bleef, zijn hand aan
en ik" zij zweeg eenige oogenblikken en
vervolgde toen op zachten toon „ik nam haar
aan, want ik hield van hem, niettegenstaande
hij getracht had mij te verleiden. Wij
trouwden, en ik had er geen erg in dat ons
huwelijk geheim gehouden werd, dat hij mij
niet bij zijne moeder iu huis bracht. Ik wist
wel, dat deze mij haattehij had het mij zoo
dikwijls gezegd, dat het alleen haar schuld
was dat hij niet reeds sedert lang met een
huwelijksaanzoek tot mij gekomen was. Hij
troostte mij er gedurig meê, dat hij met mij
naar Duitschlaud wilde gaan. Vervolgens ver
trok hij daarheen ons kind was toen juist
twee maanden oud en beloofde mij zoodra
mogelijk te zullen komen halen. Hij bracht
mij elk jaar een bezoek ook gedurende don
vorigen winter nog eenmaal, en vervolgens
„Leugeuaarsterriep de oude dame.
„Madame," zei de generaal tot Ellen,
nu naar uw hotel terug, ik moet nog
mevrouw Becker spreken. Morgen vroeg hoort
gij iets naders van mij. Neem mij niet Kwalijk
dat ik u niet begeleid, maar mijn eerste plicht
is thans, mij om mijn arme nicht te bekomme
ren."
Lore, die zich niet verroerde, hoorde thans
voetstappen achter zich: vrouwenstappen en den
trippelenden stap van een kind en dien van haar
oom.
Vervolgens ruischte de zijden sleep eener
japon haar voorbij en de stem van haar schoon
moeder riep„Met uw permissie, mijnheer de
generaal, ik heb ook nog een woordje met die
dame te spreken."
„Het spijt mij wel, mevrouw, maar ik moet
u in ons belang dringend verzoeken, dat na te
laten! In geval die dame eene bedriegster is,
zou het beneden uwe waardigheid zijn, is zij
dat niet, dan zou het zeker nutteloos wezen.
Vindt u dat ook niet?"
Lore was thans uit haar schuilhoek te
voorschijn gekomen.
„Oom," riep zij uit, hem tegemoet vliegende,
„ik bid u, breng mij bij mama
„Zeker, mijn kind, ik kan het mij begrijpen steldeblikken harer moeder vlogen haar tegemoet.