I
'I
I
voor
gij weet
mij
antwoordde
aan.
uit
dat
ik
schreide niet. Zij knielde neder
zij haar
zij knikte
weer vlogen,
kerstfeest.
u jn met de
tegenover hem. Zij viel achterover in
„Onmo-
het is
$\'i»Lore, om Gods wil, Lore 1“
**^J?ore t -J‘ "j
de oude dame en Jiaisterde, terwijl
omhelsde:
„Thuis, weer thuis Ach, mama,
niet, wat dit voor mij zeggen wil
Mevrouw van Tollen zweeg stil.
zeide zij, gehoorzaam als een kind.
j nu goed begrepen, mevrouw, wat ik
Lore wil niet met mijn zoon in Ame-
en daarom vraagt hij scheiding
Vaarwel 1“ Hij greep zijn hoed
Toen de generaal het huis van de Becker’s
weer betrad, moest hij vooraf een uurtje anti-
chambreeren en tante Melitta hield hem daarbij
gezelschap. De oude dame verkeerde in een
vreesdij k opgewonden toestander kon haar
bepaald niets ergers overkomen, als ’teen of
ander niet te vernemen; en hier werd zij nu
letterlijk niets gewaar. Zij wist alleen, dat er
iets gebeurd wasiets ongehoords, iets dat nog
nooit gebeurd was; maar al hare pogingen om
iets naders te vernemen, stuitten af op de stil
zwijgendheid van haar broeder. Met de handen
op den rug liep hij langzaam het salon op en
neer en sloeg hoegenaamd geen acht op de
vragen zijner zuster.
„Jezus, die Rudolf! Het zal toch die Rudolf
niet weer zijn?" snikte zij eindelijk. „Ach
God, zeg ‘t mij toch Willem niet waar, hij
wil op nieuw geld van Becker hebben Mijn
God, al zijn zij dan ook rijk men mag toch
niet al te vaak
„Zoop Hebben zij zijne schulden betaald?
vroeg de generaal schijnbaar onverschillig.
„Ja, Willem, anders ware het maar
dat zult gij misschien niet eens weten En
do oude juffrouw, ontzettend blij dat zij zich
verdienstelijk kon maken, ging dicht bij hem
staan, „anders, weet gij, zou hij met smaad en
schande" fluisterde zij, en toen de generaal
staan bleef, Hapte zij de geheele geschiedenis er
uit en draaide daarbij den zakdoek in hare
handen rond. „Goddank/ aldus besloot zij,
„dat Leo er niets meer van geweten heeft:
tengevolge Lore’s verloving kwam alles nog in
orde,1* en zij knikte zoo dat hare krulletjes
heen- en weer vlogen, „ja, tengevolge hare
verloving
„En die verloving kwam zeker tengevolge die
erbarmelijke geschiedenis in orde vroeg hij
brommende en volgde haar tot aan den leun
stoel, waarin zij weer plaats genomen haden
daar bleef hij staan en haar met sombere blikken
aanstaren.
Zijne zuster antwoordde niet.
„Zeg eens, Melitta, heeft het meisje dan
vrije beweging ja gezegd?" vroeg hij.
De goedhartige kleine dame zag er op
oogenblik zoo hulpeloos uit als een kind.
„Maar, XVillem, hoe gij iemand kunt aankijken
Zij heeft ten slotte toch ja gezegd het is
dan ook waarlijk geen kleinigheid, of een Tollen
als-ik weet niet, Willem, hoe ik Rudolf s
misstap noemen moet de uniform moet uit
trekken en, zooals gij ziet, heeft Lore een
goede partij gedaan en
„Reeds genoeg, dat weet ik; zij heeft dus
ten slotte ja gezegd!1*
Hij zei geen woord meer; alles was hem op
ééns duidelijk geworden,
Eindelijk verscheen mevrouw Elfriode. Tante
Melitta werd verzocht in een andere kamer te
blijven wachten.
Zij ging erg toornig heen en moest het beleven
dat de heerlijke pastijtjes aanbrandden, dat de
kerstboom in de danszaal niet ontstoken werd
en de kostbare geschenken te vergeefs op huune
ontvangers wachtten. Waarom had zij nu bij
halve dozijnen sluimerrollen en canapé-kussens
gemaakt Het ergste zou echter nog komen.
Na twee uren van pijnlijk wachten verliet haar
broeder het huis, zonder naar haar te vragen,
en mevrouw Becker liet haar door een bediende
weten, dat zij zoodanig ongesteld was, dat zij
mejuffrouw Tollen niet meer spreken kon.
Tante Melitta hing zuchtend haar mantel om,
wierp nog een blik in de flauw verlichte kerst-
zaal met al hare bonte schatten en ging de trap
af, Lore’s snippige kamenier voorbij, die daar
Zij boog
zich over haar heen en kuste schreiend het
fraaie blanke voorhoofd barer dochterhet was
eene zwijgende, roerende bede om vergiffenis.
Hoe vreesehjk had men zich bezondigd tegen
hare Lore, hare schoone trotsche Lore, en zij,
hare eigene moeder, zij had, tegen beter weten
in, de hand daarin gehad
„Mama,1* smeekte Lore, „schrei toch zoo
nietIk gevoel mij heden zoo verlicht, o zoo
verlicht
j
fluisterend met de bedienden stond te praten.
Die menschen zetten nieuwsgierige, onbeschaam
de gezichten, en keken haar na en begonnen te
lachen. Dat was een kerstavond
Toen zij het park doorliep sloeg het acht uur.
Door het venster van de tuinierswoning schit
terde een heldere kerstboom. Ja, daar heerschte
althaus nog vreugde
Een oogenblik later trof zij voor de deur van
haar huis een slanke gestalte aan, die onafge
broken naar het huis van Schönberg stond te
kijken. Beneden in de woonkamer van de
predikants-weduwe was licht, en in de gang,
die men geheel kon overzien omdat de deur
wijd open stond, hadden een troep zingende
schooljongens juist de kaarsjes ontstoken en
zongen een kerstlied.
„Cato, zijt gij daar?1* vroeg tante Melitta
verbaasd
„Ja,“ antwoordde het meisje, zonder hot hoofd
om te draaien, „ik wacht hier reeds een geruime
poos op u. Men wordt zoowaar verraden en
verkocht wat is er dan eigenlijk gebeurd
Het voorgenomen kerstfeest ouder de familie in
’t water gevallen Lore plotseling thuis
mama schreiende, en oom bulderende als een
donderwolk -Mag ik mee naar boven
gaan, tante
„Mij wel, Catomaar het is koud bij mij en
ik heb zelfs geen stukje peperkoek in huis
't lijkt op ’t oogenblik bij mij niet veel op
Alsof’ter bij ons op leek,1* antwoordde
Cato bitter; en daar het gezang daar ginds juist
ophield volgde zij haar kleine tante in huis,
ging boven in de koude kamer aan het venster
zitten en keek met gloeiende oogeu naar het
donkere dakraam daar over. Hij was beneden
bij zijne moeder, daar rook het naar dennengroen
en waskaarsen, daar heerschte het geluk,
Cato balde de vuisten en zei halfluid in zich-
zelve„over een jaar wil ik daar ook zijnik
wil ik wil het
En daarom dus verliet hij mijne nicht zoo kort
na het huwelijk dus daarom
Mevrouw Becker werd nog rooder. „Mijn
God, ja, zij had gedreigd te zullen o ver komen
en en Maar uwe Excellentie zal
toch in ’s hemels naam niet gelooven dat dat
mensch gelijk heeft met hare krankzinnige
bewering Ik zweer uwe Excellentie Toornig
en verward sprong zij op. Ik ben in ’t bezit der
brieven van die onbeschaamde,1* riep zij uit. „Toen
hij trouwde gaf Adalbert ze mij in bewaring, hij
wilde ze om de een of andere reden bewaren. I k
heb ze niet gelezen, mijnheer de generaal, op mijn
woord niet. Ik heb er slechts eene photografie
uit gehaald, die ik vernietigde, omdat ’t gezicht
van dat mensch mij zoo vreeselijk ergerde. Ik
weet dat het bedelbrieven zijn, enkel bedel
brieven. Gij kunt ze zelf doorzien, om u te
overtuigen.1* Zij verdween een oogenblik en
kwam vervolgens terug met een pakje brieven.
„Ziehier,1* zeide zij, terwijl zij het bandje los-
inaakte dat om de brieven zat, „daar zijn ze
En zij nam er zelve een uit en keek dien in.
„Ziet gij wel, niets als bedelarij,11 riep zij tri
ona feerend uit.
De generaal keek vluchtig naar het pakje,
nam eenige brieven op en las die. Inderdaad,
altijd weer vond hij de aangrijpende bede„ter
wille van ons kind!1* Het was een roerende
taal; tonen, die het hart van den ouden soldaat
week maakten. Zóó schrijft geen verlorene
-Thans haalde hij er een tamelijk dikken
brief tusschen uit; hij had namelijk onder al
de witte velletjes papier er een bespeurd dat
blauw was.
„Dat’s ongehoord!11 riep mevrouw Becker
thans uit, „Hartelijk geliefde man,11 aldus
spreekt zij hem aan „Nu dat zal in dergelijke
gevallen misschien de mode zijn.11
De generaal sloeg den blauwen brief open en
las het opschrift: „Dear Sir,11 en de ondertee-
kening„M. Haardt, pastor.11 Hij lag den
brief op zijn knie, haalde zijn knijpbril uit den
I zak en begon met zekere plechtigheid te lezen.
„Hm zei hij een enkele keer. Toen hij
aan ’t slot gekomen was, keerde hij hot velletje
nog eens om en begon weer van voren af te
lezen, vervolgens nam hij het witte velletje
papier op en las haastig de woorden, welke
daar door een vrouwenhand geschreven stonden
Dear BertiIk weet mij van angst niet meer
te redden, ik bid u, schrijf mij tochGisteren
ben ik naar den predikant Haardt gegaan, ik
moest mijn gemoed aan iemand lucht geven,
vergeef het mij Hij zei, dat hij u schrijven
zou. XVees niet boosik ben zoo wanhopig.
Ach, Adalbert, ik smeek u, niet om mijnentwil,
maar ter wille van ons kind, schrijf toch en
kom bij Uwe Ellen.11
New York den 16 October 188.
Die brief was gedateerd kort voor zijne
verloving met Lore.
„Mevrouw," klonk op eens de stem van den
generaal, en de klank daarvan was buitengewoon
streng en krachtig, „het is duidelijk dat gij geen
vermoeden hebt van een bestaand huwelijk van
uw zoon met Ellen, maar desniettemin
bestaat dat huwelijk. Hier is de brief van
een zekeren predikant Haardt, die het paar
getrouwd heeft. Hij vermaant mijnheer uw
zoon, om zijne verplichtingen tegenover moeder
en kind na te komen, daar zijne jonge vrouw
hem anders zal komen opzoeken.4
Hij gevoelde plotseling medelij dei
vrouw t‘3 Zj .LIL.
haar stoel en zag er doodsbleek uit.
gelijk!11 wrong zij zich uit de keel,
het moet eene vergissing zijn 1“
Maar zij wist thans maar al te goed dat dit
niet het geval was. Zij kende zijn eerwaarde
Haardt; hij was daarginds haar speciale ziels
verzorger geweest en zij kende zijn schrift.
„Neen, mevrouw, gij kunt het hier zwart op
wit zien, en laat ons God danken dat wij dien
brief gevonden hebben.1*
Maar mevrouw Elfriede, die op dit oogenblik
door een vreeselijkeu slag van het noodlot
getroffen werd, kon zoo maar dadelijk niet
begrijpen, waarom zij God daarvoor zou moeten
danken. Hare zwaar, koortsachtig ademhalende
gestalte zonk achteroverzij verborg het hoofd
in de kussens van de sofa en bleef zoo een
poosje liggen, bijna zinneloos van schrik.
De oude heer, die voor alles ter wereld geen
getuigen verlangde, wachtte geduldig tot zij zich
kreunend oprichtte.
De generaal was intusschen tegenover mevrouw
Becker geheel de oude soldaat. Hij ontwikkelde
al zijne strategische talenten en ging in de eerste
plaats op verkenning uit.
De oude dame zat in eene bepaald strijd
vaardige houding op de geelgebloemde damasten
sofa in haar boudoir, zij had de armen over
elkaar geslagen en het hoofd in den nek
geworpen. In tegenstelling daarmee lag er over
haar door het schreien slap hangend, plomp
gelaateene uitdrukking van onverdiende
krenking en zachten weemoed.
„Mevrouw,1* aldus begon de generaal, „dat
zijn van die zaken-ja, ja, gij behoeft er
mij niets van te vertellen, ik ben een oud man,
ik ken de wereld. Natuurlijkjeugd geen
deugdDie dame woonde dus bij u in huis,
mevrouw
„Ja," antwoordde mevrouw Becker zuchtend,
„en God weet, dat als ik bij haar komst had
kunnen vermoeden wat er met haar over onzen
drempel kwam, ik haar dadelijk weer Zij
maakte eene daarbij passende beweging met de
hand.
„Dat spreekt mevrouw, dat laat zich denken.
Gij hadt natuurlijk vele onaangenaamheden en
veel verdriet?1*
„Ach, dat’s God bekend," klaagde zij. „Eerst
die geschiedenis toen Adalbert op haar verliefd
werd ik zei gedurig tot hem„laat die
dwaasheden tochDergelijke meisjes komen
met aansprakengij zult er berouw over hebben
Maar de kinders weten alles beterLater,
toen hij zijn zin toch had doorgedreven, toen
begon het ongeluk. Zij schreef elk oogenblik
om gelddat soort dames heeft altijd de helft
meer noodig als bonnette vrouwen. Zij gebruikte
hare relaties met Adalbert bepaald als duim
schroeven, en ter wille van het kind gaf men
gedurig weer
„Ah zoo, gij wist dus dat gij een kleinzoontje
hadt
„Een kleinzoontje? Excellentie, ik moet u
wel verzoeken De kleine dikke neus der
dame werd vol verontwaardiging opgetrokken.
„Wij hadden ons overigens bepaald voorgenomen,
voor de opvoeding van den jongen te zullen
zorgen," ging zij voort; „Adalbertis thans juist
naar ginder op reis, om die zaak te reg
Plotseling brak zij af en kreeg een kleur.
„O, ik dacht dat mijnheer uw zoon daar
ginds zaken had die geen uitstel konden lijden,
„Dat is hard, dat is hard," fluisterde zij; en
toen begon zij te snikken.
„Gij moet heden nog aan uw zoon telegrafee-
ren," zei de generaal bedaard, toen zij een
poosje zweeg en daarna luid begon te schreien.
„Uw zoon mag hier niet terugkomen, hoort gij
hem wacht eene onteerende gevangenisstraf, als
hij
„Niet terugkomen stamelde zij.
„En gij, mevrouw," zei de generaal, zich
weder tot mevrouw Elfriede wendende, „moet
zoo spoedig mogelijk naar uw zoon toegaan."
„Ik Die vraag klonk als een gil.
„Terwille van mijn arme nicht zou het mij
zeer aangenaam zijn, als men een schandaal
zou kunnen vermijden."
„Barmhartige God! Als dat mogelijk ware!
Ik zou het niet overleven, als Adalbert-
„Ik hoop het, mevrouw. Morgen, als gij wat
kalmer geworden zijt, zal ik er met u over
spreken."
„Excellentie," gilde zij, terwijl zij de handen
voor het gelaat sloeg, „ik heb het niet geweten,
ik vermoedde het zelfs niet! Verlaat gij ons
toch nietgeef hem raad, hij houdt toch zooveel
van Lore doe het alleen daarom, alleen
daarom Hoe zwaar lijdt toch het hart
eener moeder onder de schuld harer kinderen
De oude heer had op dit oogenblik werkelijk
medelijden met die opgedirkte, weinig beschaafde
vrouw, van wie thans alle valsch vernis afviel,
nu zij nog maar alleen den zondaar trachtte to
verdedigen, wiens moeder zij was.
„Houd u bedaard, en vóór alles: het
diepste stilzwijgen, mevrouw, ter wille van mijn
nichtHij zweeg een oogenblik en liep lang
zaam de kamer op en neêr. „Uw zoon moet
van nu af „wegens zijne zaken" weer te New
York gaan wonen," zei hij, terwijl hij voor de
vrouw staan bleef, die nog altijd als verpletterend
op de sofa zat.
Zij keek hem half wezenloos aan. „Te New
York wonen", herhaalde zij.
„En mijn nicht weigert, haar echtgeuoot
daarheen te volgen. Begrijpt gij mij
„Ja!"
„Hij eischt haar bij herhaling op hij laat
haar langs gerechtelij ken weg sommeeren om
bij hem te komen zij volhardt er in, hier
te willen blijven."
„Ach God, Excellentie
„Vervolgens zal uw zoon scheiding aanvragen
en mijn nicht zal daarin met blijdschap toe
stemmen. Op deze wijze zal ik althans aan het
arme meisje de schande besparen, voor het oog
der wereld als eene gedupeerde te staan.
Als dat niet het geval ware, mevrouw, bij
God De toorn overweldigde hem met
gebalde vuisten stond hij voor de sidderende
vrouw.
Na, door op nieuw heen- en weer te stap
pen, zich wat gekalmeerd te hebben, vervolgde
hij na een poosje: „ik zal missis Becker trach
ten te bewegen, morgen te vertrekken, althans
voorloopig naar Hamburg; en u geef ik nog
een paar dagen uitstel, teneinde hier nog een
en ander te kunnen regelen. En nu het
telegram, ik zal het stellen."
Hij haalde een notitieboekje uit zijn zak,
scheurde er een blaadje uit en schreef
„Blijf te New York, ik kom zoo spoedig
mogelijk. E. hier aangekomen. Mondeling
meer.
Elfriede Becker."
„Ziezoo, zend dat dadelijk naar het telegraaf
bureau
„Ja!"
„Hebt gij
u voorstelde
„Ja
rika wonen
aan."
„Juist
en liep naar de deur.
„Excellentieriep mevrouw Elfriede, „ik
ik zeg aan Lore, dat ik wanhopig ben,
dat
„Vaarwelherhaalde hij en ging heen.
(Wordt vervolgd.)
Gedrukt en uitgegeven
bij W. COOL vo BOKM.A, Je Sneek.
u.
tf
u
i