H® El AD11KTESHE BLAD I00S DE
<1
1 1
i J
!800
No 1.
V IJ F-E N-V
E R TIQ ST E
I
MM—1
j
(I
J
eigen grond bouwen d. w. z. degenen te
wier behoeve men een inkomend recht op graan
ADVERTENT1ËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents
voor eiken regel meer 7’/» Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voor waarden daaromtrent te vernemen bij
den Uitgever.
De antirevolutionaire Kamerleden hebben aan
de besturen van 1. de vereeniging voor christelijk
nationaal schoolonderwijs, 2. de vereeniging
voor gereformeerd schoolonderwijs, 3. de Unie
„een school met den bijbel", 4, de vereeniging
van christelijke onderwijzeressen in Nederland,
een schreven gericht, dat wij in de Standaard
opgenomen vinden.
In dat schrijven wordt betoogd dat door
aanneming van de nieuwe schoolwet de taak
der schoolvereenigingen gewichtiger wordt, daar
zij te zorgen hebben, dat by zonder onder wijs
regel wordt.
til
tv
Hïi
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden /l.franco per post f 1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave ot redactie betreffende, franco
in te zenden.
ken naar omgekeerde verhouding.
Het argument dat deze klasse in dö afschaf
fing van andere schadelijke belastingen een
tegenwicht zou vinden, acnt de heer Mees niet
serieus. Gesteld het geschiedde, dan zou de
mindere klasse toch in geen enkel opzicht gebaat
zijn omdat zij de ééne belasting voor deaudere
kreeg, maar het is niet waar, want de u itkee-
ring van de grondeigenaars blijft ju ieder geval
bestaan en deze belasting keert niet tot het volk
terug,
’t Ontwerp zou kort saméügevat de
volgende resultaten hebben:
1°. Tydelyk zou een ondersteuning gegeven
worden van de huurders^ maar blijvend aan de
eigenaars van bouwgronden.
2°. Aan de meelmolenaars Zou in de eerste
jaren een belaogrgke som worden geschonken.
3°. Aan den staat zou een belangrijke inkomst
verzekerd worden.
4°. Al die uitkeeringen zouden voornamelijk
opgebracht worden:
a. door de eigenaars Van gronden, gebruikt
voor veeteelt en zuivelbereiding
b. door de broodverbruikers, daar de prijs
met 1 */a cent per kilo verhoogd zou worden.
5°. Die verhooging van den prys van het
brood zou werken als een inkomstenbelasting,
welke progressief zou zijn in verkeerde richting,
door namelijk hooger te belasten naarmate men
minder inkomen had.
De heer Mees vertrouwt dat bij de rechter
zijde der Tweede Kamer velen gevonden zullen
worden die niet zullen toelateu dat de mindere
man belast wordt met een bijdrage uit te koe
ren aan grondeigenaren, meelmolenaars en aan
den staat. En mocht onverhoopt de meerder
heid ia de Tweede Kamer daarvan een partij-
zaak maken, dan zal de Eerste Kamer ongetwij
feld dat onrecht niet toelaten.
In een naschrift geeft de heer Mees nög
eenige cijfers, waaruit blykt, dat ook in de
bepalingen van het voorstel, betreffende het
gedistilleerd en de gist, een vermomde protectie
ligt.
In de Economist heeft de heer Mees, op
economisch gebied een gezaghebbend man,
het voorstel van den heer Bahlmann tot het
heffen van graanrechten ter sprake gebracht.
Wij wenschen zijn betoog, dat beknopt is en
zakelijk, hier kort teiug te geven. De school
wet is van de baan en het vraagstuk der be
scherming zal thans wel door eeoigen uit de
volksvertegenwoordiging op deu voorgrond Wor
den geschoven. By het groote belang ’t welk
het volk, het woord in den ruimsten zin
genomen welke er aan kan worden gegeven,
heeft bij goedkoop brood, on bij den loop
der zaken, zoo in Duitschland als in Amerika,
en de rijzing der graanprijzen, is het ongetwij
feld een quaestie geworden die ernstig moet
worden onderzocht en overwogen.
Het voorstel van den heer Bahlmann strekt
om een inkomend recht te heffen van f 1.20 per
100 kilo op tarwe, f 0.60 op rogge, gerst, grut
ten en erwten, f 0.30 op maïs, haver, boonen,
enz., f 2.40 op meel, f 20 op gist, f 4 op stijfsel
en verder verschillende rechten op andere land
bouwproducten en op hetgeen daaruit vervaar
digd wordt. Dit voorstel strekt altijd volgens
den heer Bahlmann om dan vaderlandschen
landbouw te ontlasten, door op de schouders
vau den buifenlaodschen producent een gedeelte
van de belasting te leggen en om de regeering
de middelen te verschaffen om andere schade
lijke belastingen af te schaffen.
Do meening, dat het recht zal worden ge
dragen door den buitenlandschen producent, dut
hij zóóveel minder voor zijn waar zal krijgen
als ’t recht bedraagt, wordt door den heer Mees
als volgt weerlegd:
„Als algemeeue regel is die stelling onjuist.
De buitenlander toch zal zich alhier met dien
zooveel iageren prijs voor zyn tarwe alleen dan
tevreden stellen, als hij er elders niet meer voor
kan maken. Eu is het nu denkbaar, dat de
prijs van tarwe ook in andere landen zal dalen,
omdat men hier te lande besluit de tarwe met
een inkomend recht te bezwaren? Bij een
artikel, hetwelk voor een speciaal land gefabri
ceerd wordt, en dus elders niet verkocht kan
worden, kan het gebeuren, dat de producent,
om zijn goed kwjjt te raken, zich een reductie
in den prys getroost, als in dat land een inko
mend reclit op dat artikel gelegd wordt. Maar
by een artikel, als graan, dat in alle landen
gebruikt wordt, is zóó iets ondenkbaar.
„Het bedrag, dat aan graan hier te lande
van elders aangevoerd en verbruikt wordt, is zóó
klein ia verhouding tot de totale wereld-consumtie,
dat het geen invloed op den prijs zou hebben,
al voerden wij in ’t geneel geen buitenlandsch
graan meer hier aan. Maar die aanvoer zal
niet noemenswaard verminderen, door het heffen
van een inkomend recht; dat zou alleen moge
lijk zijn door een kolossale toeneming van dè
productie hier te lande zonder belangryke stijging
van productiekosten; en dat is niet denkbaar.
Wij hebben dat buitenlandsch graan noodig en
kunnen dat niet krygen als wij daarvoor niet
betalen den marktprys van elders, vermeerderd
Aan belanghebbenden wordt voorts bekend
gemaakt, dat de in art. 10 bedoelde kaarten
kosteloos zijn te verkrijgen ter gemeente-seere-
tarie, op sehriftelijke aanvraag, inhoudende de
in het le lid van art. 10 genoemde opgaven.
Sneek, 13 December 1889.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEWITZ, Secretaris.
UIT DEFER 8.
j J
door de landbouwers f4.600.000. Wat nu die lil
landbouwers betreft, van dezen zijn, blijkens de I
statistiek, slechts 60 pet. boeren die op hun l 'I
eiiran irrnnrl hnnuwn rl w
wier behoeve
zod willen invoeren en dus zou ook van het
genoemde bedrag van f4.6millioen slechts f25/4
milliöen terecht komen bij degenen voor wie
het bedoeld was.
Daargelaten of de landeigenaren méér aan
spraak hebben op ondersteuning dan zooveel
anderen die tegenspoed hebben gehad, zoo kan
toch niemand het goedkeuren, dat aan hen
jaarlijks een geschenk van 2’4 of 4 milli-
oen gulden wordt gegeven door hen, die zalve
dikwijls het noodige missen. Want het huis
houden van den werkman gebruikt het meeste
brood, zoodat de belasting progressief zou wer-
BEKENDMAKING.
ARBEIDSWET.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek vestigen de aandacht van Be
langhebbenden op de Wet van 5 Mei 1889
(Staatsblad no. 48), houdende bepalingen tot het
tegengaan van overmatigen en gevaarlijken arbeid
van jeugdige personen en van vrouwen, welke
Wet op 1 Januari 1890 in werking treedt.
In het bijzonder worden de volgende artikelen
dier Wet in herinnering gebracht:
„Art. 10. Het hoofd of de bestuurder van
„een bedrijf of eene onderneming, waarin of
„waarvoor een persoon beneden zestien jaren
„arbeid verricht in fabrieken en werkplaatsen,
„moet in het bezit zijn van eene kaart, houdende
„opgave van den naam, de voornamen, den dag
„en de plaats van geboorte van dien persoon,
„van den naam en de woonplaats van het hoofd
„des gezins, waarbij, of van het gesticht, waarin
„die persoon inwoont en van het hoofd ot den
„bestuurder van het bedrijf of de onderneming."
„Deze is verplicht die kaart aan de bij art. 18
„bedoelde ambtenaren op aanvrage te vertoonen."
„Die Kaarten worden ingericht naar een door
„Ons vast te stellen model en worden geteekend
„en afgegeven door of van wege den Burge-
meester der Gemeente, binnen welke de jeugdige
„persoon arbeid zul verrichten. De kaarten en
„de daarvoor noodige geboorte-extracten worden
„kosteloos verstrekt.
„Binnen tweemaal vier en twintig uren na
„het eindigen van de arbeidsbetrekking tus-
„schen den jeugdigen persoon en hem, die dezen
„arbeid deed verrichten, is het hoofd of de
„bestuurder van het bedrijf of de onderneming
„verplicht do betrekkelijke kaart, na daarop den
„dag van opneming en van ontslag te hebben
„vermeld, terug te bezorgen bij den Burgemees-
„teï, door of vanwege wienzij werd afgegeven."
„Art. 11. Het hoofd of de bestuurder van
„een bedrijf of eene onderneming, waarin of
„waarvoor een persoon beneden zestien jaar of
„eene vrouw arbeid verricht in fabrieken en
„werkplaatsen, is verplicht te zorgen, dat in
„zijne fabriek of werkplaats, op eene plaats, waar
„arbeid wordt verricht, steeds op eene zichtbare
„wijze is opgehangen, eene door hem ondertee-
kende en door of vanwege den Burgemeester
„gewaarmerkte lijst, vermeldende de namen en
„de voornamen van dien persoon of die vrouw
„en voor ieder in het byzonder den aanvang en
„hot einde van den werktijd, de werkuren en
„het etmaal bestemd tot wekelgkschen rustdag."
„Voor bepaalde bedryven kan door ons by
„algemeenen maatregel van bestuur, vrijstelling
„verleend worden van de verplichting, om op
„de bedoelde lyst de werkuren te vermelden."
„Het hoofd of de bestuurder van een bodrjjf
„ot eene onderneming, bedoeld in het eerste lid,
„is verplicht te zorgen, dat een afschrift ot
„uittreksel van de by dat lid vermelde iyst steeds
„op eene zichtbare wijze is opgehangen in elk
„arbeidslokaal, daartoe door ot vanwege onzen
„Minister, met de uitvoering van deze wet belast,
„aangewezen."
„Art. 23, Op arbeid in of voor ’t schippers-
„of visschersbedryf, aan boord van vaartuigen
„verricht, zyn niet toepasselijk de artt. 5, 6, 7,
„9, 10, 11 en 15 en evenmin, voor zooveel
„betreft aan boord wonende kinderen of pupillen
„van deu schipper, art. 3."
„Op arbeid, verricht in of voor een bedrijf,
„in de eigen woning van het hoofd of den
„bestuurder daarvan, die het aldaar zonder hulp
„van anderen dan zyn echtgenoot, bloed- ot
„aanverwanten, tot den vierden graad ingesloten,
„en pupillen uitoefent, zijn de artt, 10 en 11
„niet toepasselijk."
„De staat krijgt dan wel door dat inkomend
recht op graan, door die nieuwe belasting, „de
middelen om andere schadelijke belastingen af
te schaffen", maar de nieuwe belasting wordt
niet geiegd „op de schouders van den buiten
landschen producent", maar eenvoudig op de
schouders van de koopers van die tarwe en rogge
hier te lande, dat zijn hoofdzakelijk de consu
menten van het brood. Wanneer nu de staat
uit de opbrengst van dat inkomend recht den
landbouw op een of andere wijze ondersteunt,
dan is het waar, dat dit aan de schatkist niets
zal kosten, dat dit „in plaats van offers te kos
ten een niet onaanzienlijke bijdrage aan de
schatkist zal verzekeren"maar wat daarbij met
opzet verzwegen wordt is dit, dat die bijdrage
aan de schatkist betaald wordt door de consu
menten hier te lande."
De landbouw is intUssóheü door die bijdrage
aan de schatkist niet gebaat. De hulp moet
van elders komen en wel door de rijzing der
prijzen van het binnenlandsch verbouwde graan.
Want die prijs regelt zich naar het bedrag der
inkomende rechten. Op den duurzalhet graan
juist zooveel hooger worden als het inkomend
recht bedraagt en daarin ligt dan ook de „hulp"
aan den „noodlijdenden graanproducent." Dit
bedrag moet ook door den consument worden
betaald. Beide offers worden opgebracht door
hen, die hier het graan noodig hebben.
In de eerste plaats zijn dat degenen die in
veeteelt ot zuivelbereiding hun bestaan vinden,
terwijl alleen de graanbouw iets zou profiteered.
Maar in de tweede plaats Zouden alle consu
menten van brood en dus allermeest de min
gegoede klassen er door benadeeld woeden. Dit
laatste ontkent de heer Bahlmann, maar de heer
Mees acht deze waarheid te sprekend en te
dikwyls bewezen om er nog langer bij stil te
staan. In plaats van in een wederlegging te
treden van die gewone drogredenen, wyst by
aan wat die voorgestelde bescherming van deu
landbouw zal kosten, speciaal aan de broodver
bruikers.
Daarbij komt hij tot dé slotsom, dat de invoe
ring der voorgestelde inkomende rechten aan
de bevolking zou kosten voor het tarwebrood
ongeveer f 5,100,000, voor het roggebrood circa
f 2,300,000 en voor grutten enz, f 535,000, te
zamen f 7,935,000. Stelt men de bevolking
van ons land op 4 */3 milliöen zielen, dan zou
tengevolge van het inkomend recht m»er betaald
worden 11.75 per hoofd. Een burgerhuishouden
van 6 personen zou dan meer betalen f' 10.50
’s jaars, of ongeveer 6 weken huur. Maar
bovendien zou, gelgk de heer Mees aantoont,
het voorgestelde recht van f 2.40 per 100 kilo
meel, ten gevolge hebben dat, in den eersten
tijd, de verbruikers van brood aan de meelmo
lenaars, by een verbruik van 900 milliöen kilo,
eeu som van t 5,400,000 opbrachten. In het
geheel derhalve zouden de broodverbruikers
jaarlijks moeten opbrengen aan den staat, de
landbouwers en de meelmolenaars een som van
f 13,335,000, makende bijna i 3 per hoofd, ot
voor een werkman, die een huishouden van 6
personen heeft, f18 ’s jaars. Het tarwebrood
zou 1 cent, het roggebrood 1 cent per kilo
duurder worden dan wanneer er geen inkomend
recht was.
Tengevolge van de inkomende rechten zal
verder per jaar meer worden betaald: door de
boeren voor zaaigraan f 407.000, door de eigenaars
van weilanden en de veehouders f 846.000, door
branders en brouwers f 862.00 en door de ver
bruikers van brood enz. f 7.935.000; in het
geheel f 10.050,000. Dit zal genoten worden
ais volgt: door den staat ais inkomend recht
met de inkomende rechten, die onze staat heft, i alleen op tarwe, rogge en gerst f 5.4501000 en
SNEER
lCOURANT
■muRnra
BRb
i
I
it
BIO EN t AN
i
I
i