.Na
S
mms- IWM.fflHLill Kll)i!
No. 18.
V 1J F-E N-V EERTIOSTE JAARGANG-.
1890.
'H
00 4
-,00
I
NATIONALE MILITIE.
Z A. T E 1< T> «-
1 MAART.
«■WasfilMÉl®
1.00.
A
eeft
do
a
Van
in het
too,
i,50,
oans
nix,
age.
keur
-,O0
da
ling
;em«
9.00,
),00,
kilo,
erd:
cha-
jen,
rea
:15
!5i
10.
11.
ebr.
J
lid
,cht.
raar
Ira-
1.
2.
3.
no. 1.
van het
te ver-
Naar de AT. R. Ct. verneemt, heeft hei
ontwerp van wet betreffende den militairen
dienstplicht dezer dagen de departementen, die
daarbij betrokken zijn, verlaten. De heer Mac
kay heeft deze wetsvoordraeht nog in zijne
hoedanigheid van minister van binnenlaudsche
zaken onderteekend.
ivoer I
Bij deze Courant behoort als bijblad Feuil-
I leton-nummer 57.
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden /l.franco per post f 1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
Na de verkiezing voor den gemeenteraad te
Dinteloord (N. Br.) is door eea niet herkozen
raadslid aan den minister van j ustitie een klacht
ingediend, dat zijn niet-herkieziug zou te wijten
zijn geweest aan de omkooping van kiezers en
andere strafbare praktijken. De justitie te Breda
heeft daarop een onderzoek iagesteld, de be
schuldigden en een aantal getuigen gehoord, en
het gevolg daarvan is geweest, dat bj de recht
bank rechtsingang gevraagd is.
zou er een manque de procédé zijn geweest.
„Had toch de Eerste Kamer op even roeke-
looze manier een roomschea minister afgemaakt,
omdat hij h. i. te kras en te onverholen voor
de belijdenis van den Christus ware uitgekomen,
dan zou het voor de auti-revolutionaire partij
een eerezaak zijn geweest, als éea man voor
den getroffen minister op te komen.
„Thans, nu het geval omgekeerd stond, en
een minister onzerzijds wierd afgemaakt, niet
omdat hij specifiek gereformeerde dogmata had
bepleit, maar om zijn opkomen voor de eere van
den Christus tegenover den Islam, hadden wij
gelijke warmte aan haar zijde mogen verwach
ten, en zou het ridderlijk gevoel bij haar lei
ders ongetwijfeld sterk genoeg hebben gespro
ken, zoo er geen tweespalt in zake de militaire
quaestia bestaan had."
Op de polemiek, die zich tusschen de Tijd
de Standaard heeft ontsponnen naar aanlei
ding der onderstelling van ’t laatstgenoemde blad
dat de ministers Bergansius, Ruys, Dyserink
en Ilartsen vóór het aftreden van Keuchenius
en de drie ministers uit den anti-revolutionairen
kring daartegen zijn geweest, moeten wij met
het oog op ’t gewicht der quaestie nog even
terug komen.
De Stand, had, zooals men weet, beweerd,
dat niet van het kabinet, maar van het viertal
anti-revolutionaire mannen van het kabinet, het
toekomstige heil moest worden verwacht,
hen toch vertrouwde het blad dat zij
kabinet voor „onze" d. i. de anti-revolutio
naire beginselen en voor „onze" de anti
revolutionaire belangen zouden waken. De
'Tijd vatte vuur op deze taal en drong op inlich
tingen aan.
Het antwoord, ’t welk de Standaard in een
barer asterisken op deze uitnoodiging gaf, en
'''aarvan wij in ons vorig nummer reeds in
hoofdzaak melding maakten, luidde in zijnjgeheel
Hoewel de Tijd niet naliet te doen uitkomen
«at zij de vraag anders had gesteld dan de
Standaard haar opvatte en harerzijds wees op
*k‘ actie, van katholieke zijde uitgegaan, zonder
Wke actie die van calvinistische zijde onver
mogend zou zijn gebleken, nam het blad akte
vau de verklaring, dat de Standaard het kabi-
ost, voortgekomen uit een gecombineerde actie
conservatieve en anti-revolutionaire opvatting-
Het optreden der regeering zelf moet een chris
telijk karakter dragen en dit geschiedt nu niet.
Dat echter de hh. Ruys en Bergansius met
geheel het kabinet de door Keuchenius zoo
principeel verdedigde stelling, met kracht en
beslistheid tegenover de Eerste Kamer zullen
blijven handhaven, durft de Standaard ver
trouwen.
Dat de Tijd het zwijgen niet zou doen tot
het antwoord, ’t welk de Standaard heeft ge?
geven op de scherpe beschuldigingwaaraan het
anti-revolutionaire blad van de zijde
roomsch katholieke 'bloot stond, was
wachten. Het blad schrijft heden:
„Wij gelooven, niet wél begrepen te zijn.
Wat wjj van de Stand,, wenschten, was geen
„zwenking/ Integendeel wij vonden juist,
dat er door het auti-revolutionaire blad te veel
gezwenkt werd. Of liever: wij bezwaarden ons
er over, dat de voor de Stand, noodwendige
„zwenking" was uitgevoerd ten koste van den
goeden naam onzer katholieke ministers. Wij
noemden de lichtvaardige becijfering van de
Stand „vier tegen drie" onbillijk en gevaarlijk.
Om de eerste dier quaiiücaties te betoogen, be
riepen wij ons op den ijver, door de roomschea
zeker niet minder dan door de onroomschen
voor de kerstening van Indie aan den dag gelegd.
Daar maakt de Stand, nu vandat wij aan
de „regeering-zelve" in haar optreden een „chris
telijk karakter" willen ontzeggen want, zegt
het blad, „op het belang der zending
alléén wijst de Tijd*
„Zou de Stand, zoo goed willen zijn, ons te
zeggen, waar elders dun juist en uitsluitend iu
de zending de roomschea tot dusver hun ijver
voor de kerstening van Indie konden toonen
En mogen wij ook eens vernemen wat het blad
bedoelt met de „oiiicieele kerk", waarin het
christelijk karakter der regeering zou moeten
spreken
De Standaard heeft inmiddels wat steviger
grondslag gekregen voor de verdediging tegen
den be vrienden" tegenstander en geeft heden
een artikel over den persoonlijken dienstplicht.
Het blad herinnert dat samenwerking tusschen
de beide partijen is verkregen op een program.
Op dat der anti-revolutionairen stond de afschaf
fing der plaatsvervanging. Had de roomsche
partij op haar program hier instandhouding van
de plaatsvervanging tegenover gesteld, dan ware
uiteraard samenwerking on mogelijk gebleken.
Doch dit was niet het gevalen de zaken ston
den dus zóo, dat de eene partij duidelijk en on
omwonden afschaffing van de plaatsvervanging
op haar program schreef; terwijl de andere,
zonder haar voorkeur te verbloemen, ia haar
program geen partij koos, ’t geen te minder be
zorgdheid wekte, naardien dr. Schaepman wel
eens had laten doorschemeren, dat hij het denk
beeld van afschaffing nog zoo kwaad niet vond.
Sedert dien tjd is echter alles veranderd. Er
werd een mot a'ordre uitgevaardigd niemand
weet vanwaar het kwam tot instandhouding
der plaatsvervanging en die instandhouding
verscheen als artikel éea op het onbeschrevene
program der roomsche staatspartij.
Door dit vraagstuk is, naar de Standaard
doet opmerken, bj deze crisis een underground-
invloed uitgeoerend, die in niet geringe mate
den loop der zaken heeft beheerscht. Het
vermoeden ligt toch niet verre, dat een groot
deel der roomsche pers een kloeker houding zou
hebben aangenomen, zoo ze niet geleid ware
door de overweging, dat de militaire quaestie
onoverkomelijk struikelblok bleef.
„Anders toch aldus besluit het blad
van anti-revolutionairen, roomschen en eenige
conservatieven, niet meent te mogen stempelen
tot een calvinistisch kabinet. Maar daarbij
stelde de Tijd dadelijk de vraag, waarom dan
gewaagd werd van een anti-revolutionaire „sig
natuur", in den minister Keuchenius aan het
kabinet gegeven. Waarom de eisch had geluid:
„Staan of vallen met Keuchenius"? Waartoe
ter gelegenheid van de oploïbing der crisis was
gesproken van een „geleden nederlaag voor de
anti revolutionaire partij"? Waartoe, erger nog,
de woorden „af val en verraad" waren gebezigd,
als qualificeerend het gedrag van die leden van
het kabinet, welke het oorbaar achtten den
minister van koloniën los te laten? Waartoe,
eindelijk, de meer dan gewaagde verzekering:
dat ten minste de heeren Mackay, De Beaufort
en Havelaar zich aan dit „verraad" niet zouden
hebben schuldig gemaakt?
De eenige verklaring, die de Tijd hiervoor
kou vinden, was gelegen in de verzekering, ook
door de Standaard gedaan, dat haar hart had
gesproken in het bewmte artusel. De stem van
dea hartstocht is gevaarlijk op het gebied eener
practische staatkunde. Aan berekening bij het
rumoer en getier over Keuchenius’ aftieden
wil de Tijd niet denken. De Standaard had
aan de oplossing, volgens welke een man van
baar kleur in ’t kabinet zou komen, blijkbaar
niet gedacht en nu ’t geschiedde moest naar
een gelegenheid worden omgezien om het in
overijling gegeven advies te dekken.
Du lijd betreurt het, dat dit voor de Stand.
niet mogelijk scheen, zonder op lichtvaardige
en onbillijke wijze van het gebeurde een voor
stelling te geven, die allerminst kan strekken
tot versterking van de positie, die door het ka
binet en de parlementaire rechterzijde wordt
ingenomen. Want: voor het „vier tegen drie*,
bij het advies aan den koning door de Stand.
geëxploiteerd als middel om de in rep en roer
gebrachte kiesvereenigingen te doen bedaren,
geldt geen enkele grond, zelfs maar van waar
schijnlijkheid. En toch, op deze geheel gratis
opgezette hypothese steunt het gansche betoog
van de Standaard; dat men nu van anti-revo
lutionaire zijde in de „geleden nederlaag" heeft
te „berusten".
Door de houding van de Standaard zal de
animositeit, die onder tal van aanhangers der
anti-revolutionaire partij tegen de Roomsche en
conservatieve bondgenooten bestaat, niet minder
worden, terwijl het aileronbilfijkst is de Room
schen te verwijten dat zij voor de handhaving
der beginselen van het Christendom, ook iu
onze koloniën, onverschillig zijn. Zij mogen
met minder ophef werken voor de verspreiding
van het Evangelie in onze koloniën, zij werken
vooral met niet minder ijver en niets geeft de
Standaard recht om, waar het de handhaving
gelat van eea christelijke koloniale staatkunde”
de hh. Ruys en Bergansius te doen voorkomen
als de „blokken aau het been" van de geloofs
ijveraars Mackay, Beaufort en Havelaar.
»^°g eens, met deze woorden eindigde de
Tijd, van welken kant ook opgevar, de houding
van de Standaard in betrekking tot de crisis
achten wij zoowel na hare oplossing als tijdens
haar verloop te betreuren ais onbillijk en gevaar
lijk."
Eerst voor een paar dagen wijdde de Stand, een
paar asterisken aan deze strafrede van de Tijd.
Zonder op de hoofdzaak in te gaan, bepaalt
het blad zich tot de opmerking omtrent de hou
ding van de hh. Ruys en Bergansius in zake
de zending. De Roomsche missa gaat stil haar
gang en heeft zooveel drukte niet noodig, zeide
de lijd. Daarin is, volgens de Stand,, juist
het principieel verschil gelegen tusschen de
VERGADERING.
I Tan den Gemeenteraad van Sneek,
De Minister van binnenlandsche zaken heeft,
uit overweging dat de heer jiir. mr. A. F. de
Savornin Lohmau, ingevolge art. 96 der Grond
wet, van rechtswege het lidmaatschap van da
Tweede Kamer der Staten-Generaai heeft
loren, en dat derhalve eene verkiezing van
lid der Kamer moet plaats hebben in
hoofdkiesdistrict Goes, bepaald1. dat de
f vaa een lid der Tweede Kamer
ver
een
het
ver
kiezing vaa een lid der Tweede Kamer van
de Staten-Generaai ia het hoofdkiesdistrict Gees
zal plaats hebben op Dinsdag 18 Maart e.k.
2. dat herstemming, is die noodig, zal geschie
den op Dinsdag 1 April daaraanvolgende.
Over de aanstaande verkiezing te Goes zogt
de Standaard;
Nu Goes oponkomt, verwacht men tamelijk
algemeen, dat de heer Keuchenius candidaat
zal gesteld worden.
Voor ons is dit zoo zeker niet.
Wel natuurlijk, zoo de heer Keuchenius er
zelf ook maar ooren naar heeft.
Bleek dit zoo, dan kan Goes geen anderen
candidaat stellen, en zou, als Goes hem niet
koos, een ander district moeten worden open
gemaakt.
Maar het blijft de vraag: Zal de heer Keu
chenius, in de gegeven omstandigheden, bereid
worden bevonden, om aanstonds in de Tweede
Kamer op te treden?
Te vergen is het zeker niet.
Pressie mag ten deze niet uitgeoefend.
De heer Keuchenius zelf moet in zoo teedere
quaestie beslissen.
Slechts hiervan kan hij zeker zjjn: Zóó hij
candidaat gesteld wordt, komt hij er met écra-
santé meerderheid.
Zoo althans is de overtuiging in het district.
op Dinsdag den 4 Maart 1890,
’s avonds 7 uur.
Punten van behandeling:
Resumtie der notulen.
Mededeeling van ingekomen stukken enz.
Benoeming eener onderwijzeres aan School
4. Adres van den leeraar dr. C. H. Kin
dermaan, om eervol ontslag.
5. Af- en overschrijving op de begrooting
Wi het Old-Buiger Weeshuis, dienst 1889.
KENNISGEVING.
AANGIFTE VOOR DE 7.EE-MLLITIE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
Gemeente Sneek, gevolg gevende aan art. 150
dor wet <>o de Nationale Militie van den 19den
Aug. 1861 (Staatsblad no. 72), noodigen bij deze
de loteliagen der Nationale Militie van deze
gemeente uit, die verlangen bij de Zee-militie
ts dienen, zich daartoe vóór den Isten April
ier gemeeute-secretarie aan te melden.
Sneek den 1 Maart 1890.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester,
BENNEWITZ, Secretaris.
UIT DE PERS.
ADVERTENT1ËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
vcor eiken regel meer 7‘/s Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den Uitgever.
ÜL.ljX
WEE It UK
DIKVV
trca
[5
20
30
ia
i
4
i
8
3
4
IS
1
8
I
>16
180
.43
5
4Ó
612
7 6,
7 2’
Si7
lOJl
8 41
loot
91
loot
9 16
loot
9 30
loot
9 46
968
0’17
BINS FO th
I B'ü.-JUtfflS'L --u ..AmwaaranMycaK
I’ ons kabinet een aati-revolutiouair kabinet
Wee». Want het bestaat voor de helft uit niel-anti-revolutlonai-
öceunt iu de Kamer op de anti-revolutionairen slechts
v?ür helft. En is opgekomen tengevolge van een actie,
waarbij niet de anti revolutionairen, maar deze met anderen
de zege bevochten.
Het zonderling protest van de Tijd, dat wjj het kabinet niet
een Calvinistisch kabinet mogen stempelen, verstaan we
°ns niet.
Wt is onzerzijds nooit beweerd, noch ooit geëiseht vcor de
toekomst.
bit slechts hielden en houden we staande, dat de actie, van
welker doorwerking dit kabinet het resultaat is, uitging van
yroen van Prinsterer, langen tijd alleen door anti-revolutionai-
ton op gang wierd gehouden en dal tengevolge van dit histo-
«seh feit alleen een anti-revolutionair als kabinetsformeerder
kon optreden.