MN'S- Bl WWW1HUÖ WOR OS
s
1
i
No. 33
V IJ F-E N-V EERTIQSTE
1890.
,s.
JO,
1,00
t
ea
in
53
o-
lo
an
oo
>te
nea
gen
als-
lui-
0
e
n
m
•y
0.
j -
r£.
M.
pril»
'I3 katholieken nopen zich tegen de afschaffing der
ilaatsvervanging te verklaren. De Standaard
li
h
’he
71B
De heer Haffmans bespreekt in zijn Venl.
Weekbl. „de uiterst moeilijke positie® der anti
revolutionairen als bondgeaooten der roomsch-
katholieken, naar aanleiding van wat door don
heer Schaepman in zijn brochure daarvan was
gezegd.
Beseft men die moeilijke positie volkomen,
zegt de heer Haffmans, men zou de Stand, c. s.
veel door de vingers zien. Wat is het geval?
Om met ons te kunnen samengaan zijn onze
bondgenooten wel genoodzaakt gedurig standjes
te maken, ’t Is een gedwongen fraaiigheid.
Vele katholieke organen begrijpen dit niet en
nemen eiken handschoen op, die den „Room
BEKENDMAKING.
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek, brengen onder de aandacht van
degenen die gedurende het jaar 1889 iets voor
de gemeente hebben verricht of aan haar gele
gerd, dat hunne pretentien, voor zoover ze niet
^óór of op 30 Juni e. k. zijn ingeleverd, moe
ten worden gehouden voor verjaard en vernie
tigd, volgens art. 228 der gemeentewet, in ver
raad met de wet van 8 November 1815 (Staats
blad no. 51).
Sneek, den 22 April 1890.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester,
BENNEWITZ, Secretaris.
UIT DE PERS.
Hoewel in de laatste weken reeds vrij wat
tüimte moest worden ingeruimd aan de quaestie
Van den persoonlijken dienstplicht, moeten
terugkomen op het artikel waarin de Tijd
jetracht heeft de Standaard het noodige licht
verschaffen over de reden, die de Roomsch-
kapelaans en pastoors soldaat te maken. Dit
bezwaar had, naar ’t blad doet opmerken, onder
vangen kunnen worden, door bij de Grondwet
de bedienaren van den godsdienst uit te sluiten
van den militairen dienst. Maar bij dit prin
cipieel bezwaar voegden zich nog do bedenkin
gen van de groep conservatieven uit de Roomsche
partij, conservatieven, die alleen daarin van de
andere mannen van dien naam verschillen, dat
ze Roomsch zijn. Deze laatste strooming heeft
zich voor de rempla^anten-quaestie gespannen
om den invloed der andere strooming te verzwak
ken en ten deele is hun dit gelukt. Toch slechts
ten deele," want de conservatieve groep is, als
niet principieel, toch gedoemd steeds te slinken
en de toekomst behoort aan de principieele
woordvoerders, mits ze den moed hunner over
tuiging hebben.
De Tijd heeft op dit artikel een uitvoerig
antwoord gegeven. Het blad betoogt daarin,
dat het nooit de facultatieve plaatsvervanging
bij het leger tot een uitsluitend katholieke
quaestie heeft gemaakt, en er integendeel altijd
tegen heeft gewaarschuwd. Het wil echter
gaarne erkennen dat het, met ’t oog op de mo
gelijkheid dat men eenmaal zou willen handelen
gelgk b.v. in Frankrijk tegenover degeesteljk-
heid wordt gehandeld, prijs stelt op het middel
om althans voor geld de rechten van de geeste
lijkheid gewaarborgd te zien. Hieruit echter
de gevolgtrekking te maken, dat de quaestie
van den dienstplicht een uitsluitend katholieke
quaestie is, zou even onbillijk zijn als gevaarlijk.
Gevaarlijk, want er zijn nu eenmaal menschen,
- en men heeft er mee te rekenen, die, om
„Rome® een hak te zetten, over heel wat con
sideraties zouden heenstappen. Maar ook onbil
lijk: immers, zoo lang er naast, en zelfs ten
deele boven, de zooeven aangovoerde reden nog
talrijke gronden worden aangevoerd, ten betooge
dat de invoering van den persoonlijken dienst
plicht niet alleen door geen enkel landsbelang
wordt gevorderd, maar ook uit juridisch, moreel,
maatschappelijk oogpunt verwerpelijk is.
„Zeker, aldus vervolgt de Tijd, in zóóver kan
men het behoud der facultatieve plaatsvervan
ging een katholiek belang noemen, als de leer
en de practijk der katholieke kerk te allen tijde
elke onnoodige beperking der individueele vrij
heid weerstond; maar die quaestie is tevens
en wij meenen juist daardoor een nationale
quaestie bij uitnemendheid. Bij de handhaving
der vrijheid, bij de eerbiediging der zedelijkheid,
bij het hoog houden van het recht, bij het bewa
ren van de door den Schepper gewilde maat
schappelijke orde, heeft de on-katholiek, de niet-
Chnsteu, de ongeloovige evenzeer belang als
wij. Wat wij als een inbreuk op een of meer
van deze beschouwen, wordt door ons geweerd
niet enkel, niet vooral in het belang van onze
Kerk, maar ook, maar inzonderheid in het belang
van de burgerlijke maatschappij, waarin wij
leven, in het belang van het gansche volk van
Nederland. Men moge vrij ons ultramontanen
schelden, in ons hart leeft het fiere bewustzijn,
dat wij recht hebben ons te noemen en te too-
nen: katholieke Nederlanders.®
Na daarop de Standaard te hebben verwezen
naar de brochure, door een „Staatsburger® aan
de onderhavige quaestie gewijd, beantwoordt de
I(jd nog ter loops de opmerking van de Stand.
over de conservatieve groep onder de Roomschen.
De bewering, dat er een groep is die niet naar
overtuiging handelt, laat de 'lijd voor rekening
van de Standaard. Het blad is innig overtuigd,
dat alle leden der partij den moed hunner over
tuiging hebben en die ook uitsproken.
Nog een enkel woord van repliek van de zijde
van de Standaard is daarop gevolgd. Het biad
blijft het zonderling achten, dat voor dit nationale
motief niemand buiten de roomsche kringen in
ons land iets voelt en het is door hetgeen de
Tijd aanvoerde niet tot anderegedachten gebracht.
Als van den eenen kant al wat roomsch is zich
fel en heftig in positie zet, om de afschaffing
der plaatsvervanging te bestrijden; zóó fel en
heftig zelfs, dat de eigen partij er zich in haar
eenheid door bedreigd zag, en een liberaal mi
nisterie aan sommigen minder schadelijk scheen,
dan deze maatregel; en van den anderen kant
niemand sprak en althans niemand agiteerde',
dan moet gezocht naar een motief, dat saam-
hangt met het eigenaardige van onze roomsche
medeburgers.
De Standaard wil intusschen niet beweren,
dat de Tijd opzettelijk een valsche voorstelling
geeft. Het gaat het blad gelijk het iemand
gaat die, ten einde zijn eigenlijk motief te ver
helen, naar andere motieven zoekt en eindelijk
zelf gelooft, dat de gezochte motieven de eigen
lijke en waarachtige zijn.
Als de roomsche zegt: „Ik heb angst, dat
onze priesters ten slotte naar de kazerne zullen
moeten!®, dan is dit volkomen redelijk en zal
elk niet-roomsche terstond vatten, waarom hij
met allo macht tegen zulk een maatregel opkomt.
Maar als de roomsche u zegt: „Dat is het
niet, maar ik ben zoo warm voor een belang,
dat u eveneens aangaat*, dan verstaat wie
niet-roomsch is er niets van, want dan moet hij
wel denken: Voor een nationaal belang zon
ik toch zelf ook warm moeten zijn en hiervoor
voel ik niets!
De Tijd komt nu nog eens daarop terug.
De Stand, had gezegd, dat het nationale motief,
waarop de '1 ijd zich had beroepen, door niemand
buiton de roomsche kringen gedeeld werd.
Tegenover deze bewering stelt de lijd de namen
van Godefroi, Jonckbloet, Blom, Stieltjes, die
zich in 1873 tegen den persoonlijken dienstplicht
uitspraken, en van De Roo van Alderwerelt,
Storm van ’s Gravesande, Van Kuyk, Van
Naamen, Heemskerk, Dullert en Van Eoreest.
En heeft ook niet in 1873 de geheele anti
revolutionaire partij in de Kamer met uit
zondering alleen van den heer Van Wassenaar
zich tegen den persoonlijken dienstplicht, vóór
het behoud der facultatieve plaatsvervanging
uitgesproken Ea dan nog wel ofschoon in
1873 heel wat meer voor het afschaffen der
plaatsvervanging scheen te spreken dan nu 1
„Voor een nationaal belang meende de
Stand, uit naam der anti-revolutionaire partij
te kunnen zeggen zou ik toch zelf ook warm
moeten zijn, ea hiervoor voel ik niets 1“
Eilieve vraagt de Tijd hoe rijmt dat
met het zeggen van de Stand., enkele dagen
geleden „dat men zeer goed anti-revolutionair
en toch tegen den persoonlijken dienstplicht kan
zijn®, en met die andere bekentenis„dat sedert
1878 er steeds onderteekenaars van het program
werden gevonden, die op het stuk van persoon
lijken dienstplicht steeds reserves maakten®
schen® door de Stand, toegeworpen wordt. Dit
twistgeschrijf zet natuurlijk kwaad bloed en de
heer Haffmans gelooft, dat de katholieke pers
slechts uit de behoefte, om lucht te geven aan
die lang opgekropte gevoeligheid, thans zich zoo
weert. Die gevoeligheid zou niet bestaan, wan-,
neer de katholieke pers algemeen rekening hield
met de moeiljjke positie onzer bondgenooten en
de „onhebbelijkheden® met de mantel der liefde
bedekte en doodzweeg.
Wie gelezen en herlezen heeft wat dr. Schaep
man hierover (bl, 13 e. v. van zjjn brochure)
zegt, gaat de heer Haffmans voort, zal begrijpen
dat wij, katholieken, hoogst compromittante bond-
genooten zijn. Voor elke partij. Maar aller
meest voor de anti-revolutionaire partij. En wie
dit begrijpt zal zich stellig in ’t vervolg niet
meer boos maken over de niet te pas komende
stugheid van de Stand., omdat hij begrijpt dat
die obligatoor is.
De man is zoo kwaad niet als hij zich voor doet.
De heer A. W. P.in de N. V. Cl. wijzende
op den bondgenooten-oorlog tusschen roomsch
katholieken en anti-ïevolutionairen, ontstaan door
het verschil van gevoelen omtrent de plaats
vervanging bij den krijgsdienst, schetst ia korte
trekken hoe hij denkt over het punt in quastie.
Verdedigen wij de plaatsvervanging of hare af
schaffing? Ten allen tijde antwoordt hij
hebben wij ons verzet tegen het behoud der
conscriptie, een ellendig overblijfsel der Napole
ontische dwingelandij. Onze vaderen, op wier
oorlogsroem nog velen schijnen te teren, kenden
geen gedwongen krijgsdienst, en men zoekt
dezen in Engeland te vergeefs. De gedwongen
krijgsdienst rukt vele jongelieden ontijdig van
de baan hunner geleidelijke ontwikkeling. Hij
ontneemt aan de ouders het recht om over hunne
minderjarige zonen te beschikken en noodzaakt
in het algemeen die zonen, om zelfs tegen hun
zin de wapens aan te gorden, zich in de kunst
van dooden en verminken te oefenen en zich
gereed te houden om in den strijd zelfs tegen
de overmacht hun leven te wagen.
Dat alles is in ons oog eene schandelijke ver
guizing der vrijheid, eene schennis van alle ge-
moedeiijke bezwaren, eene verkrachting van het
geweten, Trouwens bij de bestaande plaatsver
vanging koopen nagenoeg alle bemiddelden zich
vrij van den krijgsdienst, terwijl de vreeselijke
bloedbelasting op de onbemiddelden blijft rusten.
Daarom is in ons oog de afschaffing der
plaatsvervanging rechtvaardiger dan haar be
houd. Armen en rijken zjjn gelijkelijk burgers
van den staat, en aan de eersten mag geen
dwang worden opgelegd, waarvan de laatsten
zich voor een som gelds kunnen ontslaan. Zelfs
zouden wij het een onrecht vinden, zoo geeste
lijken daarvan werden vrijgesteld, daar zij toch
als vrome voorgangers van het volk in de eerste
plaats gehouden zijn om een plicht te vervullen,
die volgens de militairisten door heilige vader
landsliefde geboden wordt.
Maar de geheele krijgsdienst is ons een gru
wel. Hij is dit echter niet voor velen, die roe
ping gevoelen tot den soldatenstand. Onze
wensch zou dus zijn, dat die stand ruim bezol
digd werd, zoodat velen uit eigen beweging zich
aanboden, om daarin te worden opgenomen.
Uit hen kon de regeering een goed leger samen
stellen. Dun bleef door afschaffing der conscriptie
de vrijheid der Nederlanders gehandhaafd, en de
bondgenooten-oorlog aou althans op dit oogen-
blik een einde nemen.
l’rak van een „Mysterie®, wees op de houding
er katholieken in andere landen, waar geen
w minste moeilijkheid in dezen door hen wordt
«emaakt, en meende de geheime reden en ge-
leinie drijfveer alleen te kunnen vinden in de
Jfees, dat aanneming van den persoonlijken
henstplicht ook ten onzent er, vroeg of laat,
tetzij hier of elders, toe zou leiden, om ook de
ADVERTENT1ËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
▼oor eiken regel meer 71/, Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernomen bij
den Uitgever.
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden franco per post ƒ1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
ia te zenden.
iCOURANT
N E E K
mm w tj ira bowse w sbk
s
Om»
ft
j ni
ts
ent
i J
SU
lg
an
heb
stra,
vd.
12
10
)5
yp-
ifrc A
stra,
Ll.-
sma
[aar*
stsko
en
M
Sira,
»raa.
11 wv ju.wmovw
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente SNERK,
brengen ter kennis van de ingezetenen
le. dat de uitreiking der biljetten en declaratoiren voor de
beschrijving van de personeele belasting en het patentrecht,
over het dienstjaar 1890—91 zal plaats hebben inde maand Mei
dezes jaars en wel op den 13en dier maand; en dat met de
weder inzameling daarvan, acht dagen daarna een aanvang zal
worden gemaakt;
2e. dat evenwel hiervan zyn uitgezonderd de patentplichti-
geu, vermeld onder nos 37—40 van tabel 14 der Wet van 21
Mei 1819 (Staatsblad no. 34); zijnde slijters in wijnen, dranken
en likeuren in ’t klein, tappers, kroeghouders en kofïiehuishou-
ders aan welke door de ontvangers, dadelijk na den ingang
van het dienstjaar, dat is op den eersten Mei aanstaande, een
declaratoir zal worden bezorgd, hetwelk, na verloop van drie
dagen, van hen weder zal worden afgehaald;
3e. dat degenen, welke, bij het aanbieden of bezorgen der
biljetten of verklaringen, of ook by het terughalen ervan,
ikochten zyn voorbijgegaan of overgeslagen, zich in geen geval
op zoodanig verzuim mogen beroepen, maar integendeel gehou
den zijn, de vereischte en behoorlijk ingevulde verklaringen,
voor ot uiterlyk op den 31 Mei e. k., in te dienen ten kantore
van den Ontvanger, alwaar de biljetten ter invulling steeds
verkrijgbaar zyn:
4e. dat de patent-plichtigen van de tabellen 7 en 16 (zijnde
kramers, vreemde kooplieden en schippers of gezagvoerders van
vaartuigen, zoomede de debitanten von lotery-briefjes, voor
zooveel zij hun beroep niet voor het eerst uitoefenen.) ter beko
ring van patent, aangifte behooren te doen ter Secretarie dezer
gemeente, en voor de expiratie van den termijn voor de op-
haling der gewone declaratoiren van patent bepaald;
5e. dat, voor de Rub 4e gemelde patentschuldigen, op ver
toon van de quitantie van de betaalde rechten, uitgezonderd
degenen, welke hun aanslag by termijnen kunnen betalen, aan
welke zonder vertoon van quitantie het patent kan worden
algegeven, de patenten dadelijk verkrijgbaar zijn worden de
pateniplichtigen, vermeld onder no. 37—40 van tabel 14, by
deze tevens opmerkzaam gemaakt, dat het patent, overeenkom-
8Ug art. 2 der Wet van den 24 April 1843 (Staatsblad no. 16).
niet aan hen mag worden afgegeven, dan nadat zij de helft
van hunnen aanslag voor het dienstjaar hebben betaald, en
•iet verschuldigde van het voorafgaande jaar ten volle zal zyn
Ongezuiverd, terwijl zij bovendien, wanneer zij in gebreke
blyven de patenten af te halen, telkens dat zy de vereischte
patenten, of afschriften van die, aan de bevoegde;Ambtenaren
met kunnen vertoonen, volgens art. 21 g 1 der Wet van 21 Mei
1319 (Staatsblad no. 34) vervallen in eene boete van 15.
6e. Dat ingevolge art 29 g 2 der Wet op het personeel van
2J Maart 1833 (Staatsblad no. 4) tot tcgenschatters dezer gemeente
zyn benoemd:
BERNARDUS de JONGH, PIETER van der WERF,
TJEERD van de* STEELE en NOLKE PETRUS MOLENAAR,
allen wonende te Sneek;
Wordende den ingezetenen voorts indachtig gemaakt op de
Wijzigingen, welke een der vrijstellingen van vrouwelijke dienst-
)oden by art 5 der Wet van 9 April 1869 (Staatsblad uo. 59)
nebben ondergaan, en op die, welke in de twee eerste paragra-
Ieu van art. 27 der Wet van 29 Maart 1833 (Staatsblad no. 4) by
art. 7 der zelfde Wet van 1869 zijn gebracht, waaromtrent de
yu te reiken beschryvingsbiljetten de noodige inlichtingen
muilen bevatten; voorts, dat bij de bezwaarschriften, ingevolge
a™. 1 der Wet van 4 April 1870 (Staatsblad no. 60) een duplicaat
van her aanslagbiljet, ’t welk tegen betaHng van vijf cent by
beu Ontvanger verkrijgbaar is, moet worden overgelegd.
bneek, den 22 April 1890.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEWITZ, Secretaris.