J •2 J
MUMS- 111 IDIWfflIHLID IB OS
öwm onto ill
No, 78
V IJ F-E N-V EERTIGSTE
J A A R a A N Q.
1890.
EENE BLOEMLEZING.
N
4
Él
27 S JE IJ T JS Al 13 E It,
zijt. ’k Heb
J
I»
iO
1.
3.
4.
?a
8
4
J.
X
I:
t-
a
rr
0,
9»
0»
,-wa
-
levea te zuiveren, de woorden: „het bruggetje
ia gelegd.®
De Stand, heeft dezer dagen in een drietal
artikelen, waarvan wij den hoofdinhoud weer
gaven, nogmaals haar oordeel over de quaestie
doen kennen. In het eerate artikel was het
blad zoo stellig mogelijk in haar verklaringen,
maar in de beide volgende werden 5590 veel be
er wat
abrikozen, En
en peren
En ala we den
aan
zon-
W
Bij deze Courant behoort als bijblad Feuil-
leton-nummer 72.
In ’s menschen leven komen oogenblikken
I voor, waarop hij zich met zijne verbeelding on-
Willekeurig verplaatst ziet naar de dagen zijner
jeugd, die tijd van aandoeningen van lief on leed,
B van kindersmart en kindervreugde. Het geheu
gen is daarbij dikwijls een gezegend trooster,
®n weet soms door een klein coupletje verklaring
te geven van wat er in ons gemoed omgaat.
Geen dichter, die zoozeer gewerkt heeft op
het kinderlijk gemoed als van Alphendaarom
Hieronymus redivivus! Als honig vloeide de
kindertaal uit zijn mond en het is daarom on-
noodig te zeggen, waarom wij den honigzoeten
poëet wenschen te citeeren, wanneer we onze
herinnering nog eens opfrisschen aan hetgeen
’s lands Raadzaal in den laatsten tijd te aan
schouwen gaf. Beschouw het echter meer als
kenschetsing van wat er in ons gemoed omging
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
Abonnementsprijs voor 3 maanden /l.—; franco per post 1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
dan wel als eene bloemlezing van gedichtjes
Waarmee oud en jong in voldoende mate kennis
gemaakt heeft.
liet eerst luisteren we naar de rede van
anzeu Minister van Binnenlandsche Zaken, uit
gesproken bij het sluiten der zittingen van het
ffgoloopen Parlementsjaar.
Als we vernemen met hoeveel genot ZExc.
tos de resultaten van het verloopen jaar aan
biedt, dan zoggen we met v. A.„Ziedaar,
iove wichtjes! Een bun lel gedichtjes, Vermaak
Br u meê AI aar als we dan onze blijdschap,
onze springlust hebben kunnen bedwingen, om
10 rede tot het laatst toe aan te hooren, dan
tornt v. A. ons iufluisteren „Hoe dankbaar
s mijn kleine hond, Voor beentjes en wat broed
!m we huppelen weg mot een hart vol dank
baarheid voor al hot goedo en al huppelend
tornt ons daar een ander versjo voor den geest,
rhut liedje van den vergenoegden man, die zoo
I allerliefst zingen kon: „Nu, lieve kinders! leeft
I ik, verblijdt u in Gods zegen Zegt dan-
I kend ieder oogenblik, Wat heb ik migekre-
I gen l« Ja Waarjijk, de man had gelijk „de ver-
I genoegdheid is veel meer dan schatten in dit
leven.®
I Het was ons echter onverklaarbaar, hoö iemand
1111,1 zulk een tevreden natuur, als de geachte
ADVERTENT1ÉN van 1 tot 4 regels,gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel meer 7’/, Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den Uitgever, J
sprongen! Zoo verlangde ik naar dien tijd!®
Wat al voorstellen on plannen dreunen ons
in de oorenDo jeugd is vol idealen en onze
verbeelding brengt ons onder den pruimeboom
„Jantje zag eens pruimen hangen, o als eieren
zoo groot, ’t Scheen dat Jantie XVmi £jnr»r*
plukken, Schoon zijn vader ’t hem verbood.*
Nu, we twijfelen niet, of er zijn ook wel van
die verboden pruimpjes bijmaar voor iemand,
die bijbolkundig is, zal de boom der kennis
wel genoeg waarschuwende kracht nog bezitten.
Er zijn twee partijen in onze Tweede Kamer,
die niet met elkaar leven als de vader en moe
der van van A.„Vader gaf de beste perzik,
laatst aan moeder met een zoen; Hij wou
zelf er niet van eten; Klaartje zouden wij dit
doen Toch is de schotel wel wat al te vol en
we moeten daarom met van A. waarschuwen
voor overdaad: „Wat voordeel zou het geven, zoo
ik, doorknaagd van angsten pijn, mij zei ven tot een
last moest zijn? Maar zou ik dan myns vaders raad
Niet ijverig betrachten? En gulzigheid en over
daad Niet mijden en verachten? Die nooit genoeg
heeft voor zijn mond, Leeft zelden vroolijk en
gezond.* Flink aangevat dus, zal de leus moe
ten zijn om door dien brijberg heen te worste
len. „Zou ik mijn tijd besteden, aan duizend
nietigheden, ’k Heb daar geen voordeel van.*
„Moederlief kan ’t ook niet velen, Dat de tijd
verwaarloosd wordt; Lui zijn, zegt ze, is tijd te
stelen, En ons leven is zoo kort.* Een ding is
jammer, dat alles zoo bewaard is gebleven tot
zonsondergang. „Des morgeus lang te slapen,
te geeuwen en te gapen, staat leelijk voor een
kind.* Daartoe ware beter de raad te volgen
van den tuinman: „Een boom, die al te veel
moet dragen, Verliest zijn kracht; Ook zou de
vrucht zoo niet behagen, Als gij verwacht. Uw
vader heeft graag goede peren! ’t Is wol ge
zegd: En ’t deel van die te veel bogeeron, Is
doorgaans slecht.®
De miilioonenredo bracht ons bij Saartje „Onze
oudo goede baker, die sprookjes kan vertellen.
Wij dronken chocolade, En deden honderd vra
genMaar ik zei, ’t is het beste, Als
meest de vruchten rijp zijn, Dan valt
te knappen, Dan heeft men
pruimen, en morellen, En perziken
Is dat niet in het najaar?*
minister zoo aanhooren, dan denken we
Flipje’s drijftol: „Nooit loopt mijn drijftol
der slagen, Want houd ik op, dan loopt hij niet.
Ik heb in al dat slaan verdriet, En zal om
ander speelgoed vragen. Maar is ’t ook zoo
met Flipje niet?* En dan verder - -
ik laat je weten, Dat ik sedert uw vertrek In eenige, hberale “aden aanleiding gegeven tot de
heb mel kj.
ven uek’ trachtte het gebouw binnen te sluipen. Reeda
Het laatste versje van de bloemlezing moge Gelria schreef voor eenigen tijd, toen door de
tot besluit dienen. Het is do klacht van Wil- Banier aangedrongen was om eerst het kazerne-
lem, dien we in het volgend jaar klagend hopen
na te zeggen„Ach mijn zusje is gestorven,
Nog maar pas drie jaartjes oud. ’k Zag haar
dood in ’t kistje liggen; Ach wat was mijn
zusje koud!*
•Pieker schijnt te bezitten, zoo bevreesd kon
•'orden toen hij door Domela Nieuwenhuis voor
•üa rustverstoorder werd uitgemaakt on die
(Oude geschiedenis bracht ous v. A. voor den
keest: „Keesje zag eens Joden loopen, om wat
•uds wat ouds te koopenHij werd bang,
|u bleek van schrik, Hij kroop weg-en ging
aan ’t huilen. Pietje spotte met dat schuilen,
ifa zei lachend: doe als ik Men behoeft
■lechts bang te wezen, als men voorneemt kwaad I
‘e doen.* De gevolgen dier vrees staan ons
■elder nog to wachten en we vreezen hier op
•uze beurt, dat Dr. Kuyper de goede zijde wel
g111 de schaduwzijde zou willen opofferen. Al
Feer v. A. „Zie Keesje deze doode mug, vloog
nog zoo even blij en vlug, Maar ’t is door on
bedachtzaamheid, Dat zij nu dood op tafel leidt.
Een uur van onbedachtzaamheid, Kan maken
dat men weken schreit.®
In de wiskunde wordt geleerd dat het produkt
van de twee deelen waarin men een getal
verdoelen kan, zoo groot mogelijk is als do twee
deelen gelijk worden genomen. Bewijshet getal
12=10+2=9-j-3=8+4=7+5=64-6 en do
produkten zijn 10x2=20, 9x3 ='27, 8x4=32
enz. A bon entendeur, demi mot suffit. De
Minister van Binnenl. Zaken en de Minister
van Financiën moesten daarom iets van elkaar
over kunnen nemendan werden de twee
deelen ook gelijk en kregen wo misschien het
grootst mogelijke produkt.
Bij den laatste is het geduld aan ’t woord
a la van A„Geduld is zulk een schoone zaak,
om in een moeilijke taak zijn oogwit uit
te voerendat zag ik laatst aan onze kat, die
uren lang gedoken zat, om op een rat te loeren
ging niet heen, voor zij de rat, Gevangen
in haar klauwen had.* Waarschijnlijk had
Lohman beter gedaan, ons eens te vergezellen
bij ons uitstapje in van Alpon’s keurige poëzie.
Daarin staat onder meer een versje over edel
moedige wedervergelding: „Zou ik dan mijn
zusje kwellen, omdat zij mij niet bemint? Zou
ik kwaad van haar vertellen? Neen, ik denk
zij is een kind.® Het was zeker niet mooi, en
niet parlementair ook van Domela, om zulke
harde woorden te gebruiken tegenover oen Mi
nister, maar wat zou van Alphen gedaan hebben
in dat geval ,,’k Zal haar van mijn lekkers
geven, Dan wat druiven, dan een peer, Dan een
hazelnoot zes, zevon, En wanneer zij wil, nog
meer.* Gelukkig dat onze Minister zich mag
verheugen ia de innige vriendschap van vader
Kuyper, die hom zoo handig schoonwascht van
zijn feilen. „Mijn vader is mijn beste vriend f
Hij noemt mij steeds zijn lievo kind’k Ont
zie hem, zonder bang te vreezen, En ga ik
hupplend aan zijn zij,® (in de kosterswoning
was voor hupplen geen voldoende ruimte over
door de vele veld- of kermisbedden) „Ook dan
vermaakt on leert hij mij Er kan geen beter
vador wezenIk ben ook somtijds wel eens
stout, Maar als mijn ondeugd mij berouwt, Dan
wordt zijn vaderhart bowogon; enz.®
Toch is het gewoonlijk beter, meer een vriend
waardig, wanneer hij den vinger eens op do
wond legtvan A. zegt ten minste„Een
vriend, die mij mijn feilen toont, Heeft op mijn
hart een groot vermogen* misschien gebeurt
dat wel of is het reeds gebeurd in een entre-
nous; daar klapt de wereld niet van. Maar
genooghet wekt in ons het gevoel, door v. A.
als volgt vertolkt: „Wie dat ik immer smart
zie dragen, ’k heb ook gevoel daarvan. Ik sluit
mijn oor niet voor zijn klagen, Maar help hem
als ik kan.®
We luisteren verder naar de troonrede. Een
echt vörjarings-geschenk op den eersten dag van
het parlementaire jaar. „Moederlief! Ziedaar
een roosje van uw Koosjo, wijl gij heden jarig
van morgen al gezongen, En ge-
VERGADERING
van dm Gemeenteraad van SneeH.
op Zaterdag den 27den September 1890,
des namiddags 7 uur.
Punten van behandeling;
Resumtie der notulen.
Adres omtrent verpachting der opbrengst
van het veemarktgold.
5. Adres der Burgemeosters-vereeniging in
hnesland omtrent het oprichten van een pensi
oenfonds voor gemeente-ambtenaren.
6. Adres der Agenten van Politic 2e klasse.
7. Adres van het Nederlandsch onderwijzers
genootschap „afdeeling Sneek*.
8. Adres van J. Houwink Gz. om afstand
van gemeentegrond.
9. Adres van H. Bink.
10. Adres van P. van der Feer.
11. Gemeenterekoning, dienst 1890.
12. Reclames tegen hot primitief kohier van
den Hoofdolijken Omslag, dienst 1890, bij Ge
deputeerde Staten ingodiond.
Do BURGEMEESTER dor gemeente Sneek.
gevolg gevende aan do missieve van den heer
Commissaris dos Konings in dezo Provincie,
dd. 20 September 11. Ie Afdeeling M en S
no. 921, roept bij deze opden milicien-verlof-
ganger HENDRIK N001TGED AC UI, num-
merverwisselaar dezer gemeente, lichting 1887.
behoorendo tot het Regiment Grenadiers en
Jagers, om, voorzien van al do voorworpen van
kleeding- en uitrustingstukken, bij zijn vertrek
met groot verlof medegenomen, zich op Zaterdag
den 11 October. 1890, des namiddags vóór vier
uur, te laten vinden bij zijn korps te ’s Gravon-
hage, ten einde wegens overtreding van artikel
143 der militiewet, krachtens art. 144 dier wet
voor den tijd van drie maanden onder do
wapenen te komen.
Tevens wordt hem herinnerd, dat ingeval aan
doze oproeping niet wordt voldaan, hij overeen
komstig art. 145 van meergemelde wet zal
worden behandeld.
Sneek don 23 September 1890.
De Burgemeester voornoèmd.
ALMA.
UIT DE PERS.
Herhaalde!jk on steeds duidelijker is in den
laatsten tijd aan hot licht gekomen, dat de
beide verbonden groepen der rechterzijde op éoa
punt, do afschaffing der plaatsvervanging, al
zeer verschillend denken. De r.-k. partij is het,
na veel onderling gekrakeel, eindelijk eens
geworden en daar luidt thans het parooltegen
de afschaffing. De anti-revolutionair blijft er
voor. De wijzo echter waarop verschillende
organen dier partij met de eene hand terug na-
Zusjelief, müu wa.t ZiJ mefc da andere gaven, heeft in
KS’
o
16
io
■iffl HiiiriiiMiissiffliSim
>12
'6
27
.21 I
)or
41
>ot
1
>or
1Ö
jot
>30
>ot 1
>46
9.
o.
so
11
>5
10
15
15
0
o.
I
8*
■i.*:
■4