SEBEJÏEEillIEÏllIHBKfflfflSni
I EUR- BI DRHISRU Ml DE
1890,
EEN MODERN PROBLEEM.
X
JO
ur
(O,
No. 102
1,
11
V IJ F-E N-V
JAARGANG.
ZATEHDAG
80 T> E <D JE2 >1 13 E 13,
;r
IL
ge-
)0
A
>0.
0,
0,
,Eén is
Voor
wegge-
1:
a-
O.
IJ
a
0
a
ADVERTENT1ËN
▼oor eiken regel meer
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te
den Uitgever.
van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
7 */a Cents. Bij abonnement is de prijs
-vernemen bjj
Nieuwe abonnés voor het volgend
jaar ontvangen gratis als premie den
geschiedkundigen roman van Gregor Sa-
Dia row: «ONDER DER WITTEN ADE
LAAR®, die nog dit jaar compleet komt.
Bij deze Courant behoort als bijblad Feuil-
leton-nummer 79.
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
Abonnementsprijs voor 3 maanden /l.franco per post f 1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
een nieuwe deed geboren worden. Toen sloten de
bevoorrechte klassen zich weer aaneen, brachten
de beeltenis van den man des volks aan de
hoven, sneden haar in de graftomben der ko-
ningen,en in zijn naam werd de ongelijkheid
verkondigd, zijn evangelie verwrongen om maat
schappelijk onrecht te verdedigen. Maar weer
beginnen de groote ideeën van gelijke vaderliefde,
van broederschap en van een maatschappelijken
toestand, waarin niemand overwerkt zal wor
den en niemand gebrek zal lijden, te herleven.®
Bij denkende menschen wordt het duidelijk,
dat een architect, die een theater bouwt waarin
slechts een tiende gedeelte der toehoorders kan
zien of hoeren, een knoeier en een broddelaar
moet heeten; een dwaas noemt men hem, die
bij het geven van een gastmaal voor zoo wei
nig eten ezorgd heeft dat negen-tiende van
zijne gasten hongerig moeten weggaan. Het
wordt meer duidelijk, dat men God verlaagt tot
een caricatuur, door Hem voor te stellen als
den maker van zulk broddelwerk, waarbij de
meerderheid der menschelijke wezens, die Hij
het aanzijn heeft geschonken, door wetten, die
Hj heeft iugesteld, veroordeeld zijn tot gebrek,
hopeloos lijden en verdierljjkenden arbeid, in
één woord: waardoor hun gansche leven een
verbitterde worsteling om het bestaan moet zijn
zoo iets den volke te verkondigen is blindheid
of godslastering,; de overvloedige, rijke natuur
is daar, om dergelijke drogredenen te niet te
doen.
Van de orthodoxie, die collectes houdt voor
«christelijke® scholen om het volk te houden
buiten den socialen strijd, om het te waarschuwen
voor de socialisten, kunnen we daarom eer ver
ergering dan verbetering der kwaal verwachten.
De Stondaard-democratie is het Janusbeeld met
de twee aangezichten.
Of de socialisten de gewenschte oplossing
zullen brengen
Wij zouden, door met geweld van de bezitters
te nemen, om te geven aan hen die niet heb
ben, veel onrecht doen, veel kwaad stichten en
toch geen blijvende gelijkheid scheppen. Soci
ale kwalen genezen, sociale gevaren afwenden,
moet worden bereikt door het wegnemen der
oorzaak, door het uitroeien der kwaal. Daarin
kunnen de socialisten ons vooralsnog den weg
niet wijzen.
De liberalen dan Er zijn er, ja hun getal
is aanzienlijk, die de philantropie als genees
middel willen aanwendenhoe schoon op zich
zelf, is het echter eene tijdelijke verdooving der
pijn, die geen genezing brengt. Het is de
leepe zet van den boer, die, toen hij den gehee-
len last van zijn ezel in de eene mand had
gepakt, de andere met steenen bevrachtte, om
het arme dier recht over den weg te laten
loopen.
De genezing moet uitgaan van de partij,
die belangeloos, ja, met opoffering van veel, die
taak wil op zich nemen. Tegenover zelfzucht
moet zij plaatsen zelfverloochening,
uw meester, en gij zijt allen broeders.®
van de liberale party is die schoone taak
BEKENDMAKING.
Inschrijving voor de Nationale Militie.
legd; zij moge hare edele jroeping, hare leuze
soms uit het oog hebben verloren, in hare goede
©ogenblikken heeft zij getoond en toont zij het
thans nog, zij het in bescheidener kring
dat haar streven ishet volksbelang te bevorde
ren. Dat volksbelang eischt thans de oplossing
der sociale quaestie, het voorkomen der zieke
lijke ophooping van rijkdom en arbeid. Wil
zij dat, en we betwijfelen het niet, dan moet
zij het volk tehulp roepen tegen de partijen
der zelfzucht; dan moet zij er op uit zijn, alge
meen kies- en stemrecht te verkrijgen. Met die
hulp zal zij krachtig zijn om hare taak te aan
vaarden. Het voorschrift bij de voldoening dier
taak is dan eenvoudig dit: Zij moet, om een
rechtvaardige verdeeling vau rijkdom te verkrij
gen en te behouden, zorgen dat aan ieder worde
verzekerd het vrije gebruik zijner vermogens»
alleen beperkt door de gelijke vrijheid voor
anderen dat aan een ieder worde gegund het
vrije genot van zijn eigen verdieertm, alleen
beperkt door bijdragen, die, ten dienste van het
openbaar welzijn, van hen in billijkheid kunnen
geëischt worden. Dit voorschrift sluit echter uit
het denkbeeld, om de rijken te berooven ten
voordeele der armende luiaards te verzorgen
ten koste der vlijtiger)in ’tkort: het scheppen
eener onmogelijke gelijkheid, die, door alle
menschen op één peil te brengen, de prikkel
tot uitmunten zou wegnemen en den vooruit
gang tot staan zou brengen.
Wordt de huidige maatschappij in stand
houden door de wet van MozesGij zult niet
stelen j Gij zult niet doodslaan, in de maat
schappij die de rechtvaardigheid zul stichten
moet de eenige, de gulden regel zijn, het woord
van Jezus
Gij zult uwen naasten liefhebben als u-zelven.
„Revolution zijn slagvelden®, heeft Lamartine
H*eens gezegd, «waarop twee miskende rechten
Vegen elkaar stootenwie ook de overwinnaar
is, wéé den overwonnene 1“
Er zal wel niemand zijn, die dit weerspreekt;
I wij zouden er wel bij mogen voegen, dat ook
de overwinnaar zijn buit zuur verdiend heeft.
Anti-revolutionair zijn dan ook alle weldenkende
menschen, daarbij het oog hebbende op geweld-
revolutiesdaarentegen een spotnaam.
of wilt ge een valsche leuze, is het bij de par-
I die met dat vaandel optrekt naar de stem-
I bus, om dan als overwinnaar het vaderland
ten verderve te voeren door reactie-maatregelen,
die slechts dienen als zoovele prikkels tot de
revolutie.
De sociale quaestie tot eene oplossing te bren
gen, moet in onzen tijd de hoofdtaak voor de
regeering zijn, van welke partij ook. Alleen
de conservatief willen we met rust laten. Zijne
releneoring ia ongeveer aldus: «De hemel be
ware ons, wanneer de groote God een denker
beeft losgelaten op deze arme aarde. Alles is
au bedreigd; het is alsof er in een groote
•|»d een brand is uitgebroken niemand weet
wat veilig is, of waar de verwoesting eindigen
Geen reputatie, op welk gebied ook, noch
I menschen hoop, noch zijn godsdienst, noch
Aju moraal is meer zeker; niemand weet wat
la den hemel of op de aarde zal worden ’t on-
I dorst boven gekeerd®.
Voor die rustige rustlievende medeburgers
pn zQ 2ijn er ja onzo Wönsc|1reqUiescat
la pace voor hen, die geen sociale quaestie
pennen, en al het rumoer daarover slechts be-
pchouwen als hysterie of als een spontane uit
vinding van ontevredenheid, is op staatkundig
errein op dit oogenblik niets te verrichten zij
pogen dus veilig rusten.
Voor elke party op staatkundig gebied is thans
het paroolanti-revolutionair te keer gaan
Vau alle geweld, door aan billijke eischen tege-
poet te komen en de ontevredenheid te doen
ophouden. De verkiezing in ’91 moettaoodzakelgk
«heerscht worden door deze quaestie.
Wat is hierbij van de partijen te verwachten?
eiken weg moet door ons worden ingeslagen?
I e*e vragen wenschen wjj in ’t kort te beant-
I Woorden.
BeginQen we daartoe met de clericale partij,
i,.e toans hot roer in handen heeft. De finan-
‘eela quaestie is door haar als stormram ne-
bruikt om
eSende in ’88 beloften van belastinghervormir-
der liberalen. - Zonder het laatste in bescher
ming (e willen nemen, moet ons toch de be
kentenis van het hart, dat al die beloften ijdel
zijn gebleken. Wil «men® het dolce far niente
niet toepassen op het gansche ministerie, toch
zal die «men® het ons niet euvel duiden, wan
neer we den minister van financiën met een
rentenier vergelijken, die leeft van de erfenis
der liberalen en voorshands aan werken nog
niet schijnt te denken. Beloven en volbren
gen zijn twee we kunnen dit niet beter leeren
dan uit het drie-jarig ministerschap van Godin
de Beaufort. De vraag is daarom gewettigd, of
we de oplossing der sociale quaestie mogen toe
vertrouwen aan mannen, wien het aan moed,
aan kracht zelfs ontbrak, om het scheepje een
weinig te kalefateren Velen zullen dit met
ons terecht betwijfelen. Maar er is meer. De
orthodoxie wil van de sociale quaestie niets we
ten. Zoo’n orthodoxe maag is meer geschikt om
wat versteende dogmatiek te verduwen, dan zich
aan zoo n sociaal brok te wagen, Wat zij leert
is dit alles zooals het bestaat, is door de
goddelijke Voorzienigheid zoo geordonneerd, die
ieder zijn plaats aan wijsten het is aan den
measch, om het openbaar gezag als van God ge
geven te eerbiedigen om zich nederig en oot
moedig te gedragen tegenover zijne meerderen
en zijn plicht te doen in den stand in welken
het Gode behaagd heeft hem te plaatsen. Daar
bij komt dan, om kracht by te zetten, de vree-
selijke bedreiging voor de eeuwige pijn, terwijl
aan de armen wordt geleerd, dat wanneer zij op
aarde hun lot geduldig dragen, God hen na den
dood in den hemel zal verplaatsen, waar geen
eigendom en geen armoede zal zijn.
Dat de Kerk met deze theorie het toevluchts
oord is geworden van baronnen en jonkheeren,
aan wier «christelijkheid® dikwijls getwijfeld
wordtdat het geld bij stroomen vloeit om
orthodoxe godsdienstleeraars te kweekeu, die de
domme menigte buiten de sociale quaestie moe
ten houden, dat alles is natuurlijken begrij
pelijk; te verdedigen echter is het niet.
„Negentien eeuwen geleden kweekte eene an
dere beschaving de monsterachtigste ongelijk
heden en werd de massa des volks gedreven
tot hoj.elooze slavernij. Toen stond in een joodsch
dorp een eenvoudig timmerman op, die, den
spot drijvende met de orthodoxie en de kerkleer
van zijn tijd, aan boeren en visschers het evan
gelie verkondigde van Gods vaderlijke liefde,
van de vrijheid en broederschap der menschen,
en zijne discipelen leerde bidden, dat het ko
ninkrijk der Hemelen op aarde mocht komen.
De geleerde professors lachten hem uit, de ortho
doxe godsdienstleeraars klaagden hem aan. Hij
werd uitgekreten voor een droomer, een oproer
maker, een «communist® en eindelijk werd de
geordende maatschappij door schrik bevangen en
hij gekruisigd tusschen twee dieven.
Maar het woord bleef leven; gedragen door
slaven en vluchtelingen baande het zich een
de liberale vesting in te nemen. Het weg trots onderdrukking en vervolging, tot het
- w ucjuikou vau ueiasuugnervorming eene omwenteling in de wereld teweegbracht en
aast noodkreten over het finantiëel wanbeheer ait de rottende oude beschaving de kiem
4
iC.
0.
ja I
COURANT.
1 SHE
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Snoek
Gelet op art. 19 der Wet op de Nationale Militie van 19 Au
gustus 1861 (Staatsblad qo. 72) en op de Wet van 1 Mei issi
Staatsblad no. 44).
Brengen door deze ter kennis der ingezetenen, dat bij hoofd,
stuk Hl dier wet, handelende over de inschrijving voor li
militie, onder anderen voorkomt het navolgende
Art. 15. Jaarlijks worden voor de Militie ingeschreven t
mannelijke ingezetenen, die op den laten Januari Vanhetiiir
hun 19de jaar waren ingetreden.
Voor ingezeten wordt gehouden;
1. hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder J
zijn belde overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de
van den 28sten Juli 1850 (Staatsblad no. 44);
2. hij, die, geen ouders of voogd hebbende, gedurende da
laatste, aan het in de eerste zinsnede van dit artikel vermelde
tijdstip voorafgaande, achttien maanden in Nederland verblijf
hield
8. liij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was, a
is zijn voogd geen ingezeten, mits lijj binnen het rijk verblijf
houdt.
Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling, behoo.
rende tot eenen Staat, waar de Nederlander niet aan den ver
plichten krijgsdienst is onderworpen of waar ten aanzien der
dienstplichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is aanga-
nomen. -
Art. 16. De inschrijving geschiedt;
1. van een ongehuwde in de gemeente, waar de Vader,
is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden overleden,
voogd woont;
2. van een gehuwde en van een weduwnaar in de gemeente
waar hjj woont;
3. van hem, die geen vader, moeder ot voogd heeft of doo»
dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten ’s lands geves
tigd is, in de gemeente waar hij woont;
4. van den buiten 's lands wonenden zoon van óen Neder
lander, die ter zake van ’s lands dienst in een vreemd land
woont, in de gemeente waar zjjn vader of voogd het laatst in
Nederland gewoond heeft.
Art. 17. Voor de militie wordt niet ingeschreven;
1. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een in
gezeten, die geen Nederlander is
2. de in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze zoon
van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten
3. de zoon van don Nederlander, die, ter zake van ’sLands
dienst in ’s Rijks Overzeesclie bezittingen of Koloniën wo'ont.
Art, 18. Elk, die volgons art, 15 behoort te worden ing^-
I - -V—waa w