1
JfflBW n HET imWSSBW Sffi.
MMS- ffl IIUMHTIHLW Ml BE
L
I
’I
18!)L
Z E S-E N-
11
A. R a A N Gh
I
dit overgangstijdperk kan worden afgesloten,
gaarne steeds mij willen richteïi tot de
Wanneer
Wl
Het ontwerp-manifest der
„Liberale Unie.”
AX A A I X '1?.
W O E IX S IX A CX
18
(Parlementaire
,v.
I
En de bovenge
noemde motie die voor twee jaren slechts
bij zeer enkele kiesvereenigingen instemming
vond, zou thans waarschijnlijk bij de meeste
van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
7 */2 Cents. Bij abonnement is de prijs
Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
I
en dat de liberale partij thans duidelijk wete
en toone wat zij wil, en dat zij recht wil.
Moge het ontwerp-manifest, in hoofdzaak
ongewijzigd, met groote meerderheid worden
aangenomen
ADVEli TEN TIÉN
voor eiken regel meer
belangrijk lager,
den Uitgever.
Deze COUBANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.franco per post f 1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
Met vreugde en instemming zullen zeker
k vele vooruitstrevende!! in den lande het boven-
genoemde ontwerp-manifest hebben begroot.
Dit is juist de logische kracht van
meen
een 1
op wetgevend terrein gebonden is aan duidelijk
en scherp te formuleeren kenteekenen. Op
sociëteiten en kiesvorgaderingen kan men ge-
makkl?njk allerlei fraaie theorieën opstellen.
Men kan dan b.v. met ernst verdedigen, dat
alleen, wie een eerlijk en rechtschapen mensch
is, kiezer behoort te wezén. Maar de wetgever
moet de kenteekenen onbetwistbaar formuleeren 1
Juist daarom ook ben ik voor mij steeds zoo
optimistisch gestemd geweest omtrent de zege
praal van het algemeen kiesrecht, en heb ik
beschaafde en ontwikkelde mannen,
een ernstig man (en eveneens een ernstige
partij), van een rechtvaardig beginsel in zake
kiesrecht uitgaande, dit beginsel wettelijk-logisch
tracht te formuleeren, dan moot hij m. i. aan
landen bij algemeen kiesrecht. De onmogeljk-
heid om bij de wet uit te sluiten hen, die men
billijkheidshalve meent te mogen uitsluiten, zal
steeds voeren tot de uitspraak van Thorbecke
Maar ik meen, en dit is en was mijn beginsel,
dat, wanneer men de keus heeft tusschcn het
insluiten van ongeschikte kiezers, en het bui
tensluiten van kiezers, die als geschikt schijnen
te moeten worden beschouwd, het laatste vooral
behoort te worden gemijd."
redevoeringen, 8 Juni 1850).
Misschien zullen er onder mijn lezers zijn,
die meenen, dat ik ten onrechte beweer, dat
het bestuur der Liberale Unie zich voor alge
meen kiesrecht heeft verklaard. Sommigen
vinden het mogelijk onpolitiek, omdat do woor
den „algemeen kiesrecht" bij sommigen een
vooroordeel opwekt, dat den uitslag van het
ontwerp-manifest zou kunnen benadeelen. Ik
heb te veel achting voor het bestuur, dan dat
dit zulk een argument gegrond zou noemen
terwijl ik bovendien zijn zedelijken invloed
groot genoeg acht om djt vooroordeel bij zijn
volgelingen to overwinnen.
Maar er zullen er ook zijn, die nog steeds
hardnekkig volhouden, dat algemeen kiesrecht
een onjuiste naam is. Welnumil Worten
laszt sich irefflich streitenMaar zulk een
strijd is onvruchtbaar. Het sedert de verkie
zingen van don lieer Heldt ontbonden comité
voor algemeen stemrecht is nooit verder gegaan
dan thans het bestuur der Lib. Unie. En ook
in dit blad werd door mij in ’84 geschreven.
„Het algemeen stemrecht toch dient niet te
worden opgevat als een stemrecht zonder uit
zondering, maar als een recht, dat algemeen is,
waarvan het nietbezit een uitzondering vormt.
De wet moet niet bepalen, wie wèl, maar wie
niet kiezer is."
Hoe het ook zij. Alle woordenstrijd daarge
laten vele oud-strijders voor algemeen kiesrecht
kunnen door het ontwerp-manifest volkomen
bevredigd zijn. Wordt dit ontwerp aangenomen,
dan zal, waar vroeger strijd was, nu vrucht
bare samenwerking wezen. Dit te kunnen
constateeren in een blad, waarin mij steeds op
onbekrompen wijze gastvrijheid is verleend tot
verdediging van het beginsel, dat mij lief is,
is voor mij oen aangename taak.
De liberale partij moest komen tot algemeen
kiesrecht, toen zij eenmaal ernstig begon te
zoeken. „Het meest beschaafde deel
natie", aldus schreef ik in ’84, „verkeert ih
een overgangstijdperk, waarin men wel het
verkeerde van vroegere meeningen inziet, maar
nog niet tot het bewustzijn is gekomen van
wat men er voor in de plaats wil hebben.
Het bovengenoemde rapport der liberale kies-
I vereenigingen,(*) nog pas twee jaren oud, is
Dr. P. O. F. FROWEIN.
Helder, 8 Maart ’91.
B E K E N D AT A K ING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek, brengen ter openbare kennis,
de volgende
K E N N I S G E VING.
De COMMISSARIS des KONINGS in de
provincie Friesland,
Gelet op het besluit van Gedepateerlo Sta
ten dier provincie, van den 12 Maart 1891, no.
27, le afdeeling B, en op art. 11 der wet van
den 13 Juni 1857 (Staatsblad no. 87)
Brengt ter kennis van belanghebbenden
dat, met wijziging van het besluit van 5
Februari 1891, no. 57, le afdeeling B, is be
paald, dat de jacht, voor zoovor betreft het
jachtbedrijf van het vangen van waterwild met
slagnetten, bedoeld in art. 15, letter f, der
wet, dit jattr zal worden gesloten op Zaterdag
den 21 Maart 1891, met zons-ondergang.
En zal deze op de gebruikelijke wijze worden
afgekondigd en aangeplakt.
Leeuwarden, den 12 Maart 1891.
De Commissaris des Konings voornoemd,
(get.) Van HARINXMA thoe SLOOTEN.
Sneek den 14 Maart 1891.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester,
BENNEWITZ, Secretaris.
Wordt dit ontwerp op de vergadering der afge
vaardigden in hoofdzaak aangenomen, dan kan
men constateeren, dat in de liberale partij het
vooruitstrevende element meester is geworden
over het conservatieve. En wordt dit manifest
dan niet slechts voor de leuze gesteld, maar
eerlijk en krachtig als richtsnoer genomen, dan
zal, onverschillig of de liberale partij bij do
stembus overwinne of niet, het liberale beginsel
zeer zeker grooten triomf behalen. Maar dat
t>ok de kansen op de overwinning der partij
zeer zeker dan zullen toenemen, volgt uit een
voudige overweging van het historische feit,
dat nooit cenige staatkundige partij beter hare
belangen gediend heeft dan wanneer zij, niet
onmiddellijk lettende op die belangen, in de
eerste plaats streed voor haar beginsel. Partij-
beginsel en partijbelang verhouden zich een
voudig als oorzaak en gevolg.
Hetgeen het ontwerp-manifest vooral gunstig
onderscheidt van de gebruikelijke verkiezings
manifesten is dat het iets positiefs geeft. Het
zoekt zijn kracht niet, zooals gewoonte is, in
af breken en verdachtmaken van een „tegen
partij". Maar het geeft beginselen, na op den
voorgrond te hebben gesteld, dat er blijk moet
gegeven worden „van (hare) ernstige begeerte
om zich te wijden aan het tot stand brengen
van de hervormingen, die het belang van het
Nederlandse he volk eischt.
Wel is waai' komt in enkele zinsneden nog
wel eens een uitdrukking voor, die, op den
keper beschouwd, nog aan den ouden nlani-
festvorm herinnert. Zoo bv. wordt in den
aanvang verzekerd, dat het beleid der tegen
woordige meerderheid „alom" teleurstelling
heeft gebaard. Maar verander dit „alom" in
„bij velen" en men zal geen tegenspraak kun
nen geven aan het constateeren van dit feit.
Het ligt niet in mijn plan de verschillende
punten van het manifest in onderdeelen te
bespreken. Trouwens enkele ervan kan men
ook gerustelijk beschouwen als franje om het
geheel wat op te sieren. Zoo b. v. zal men
hetgeen daarin over administratieve rechtspraak
en over Indië wordt gezegd bezwaarlijk anders
kunnen opvatten dan als een mededeeling, dat
men om deze zaken ook denken zal, in het
midden latende hoe hierin te handelen. Maar
liet meerendeel der kiezers of zelfs bestuurders
van kiesvereenigingen heeft hieromtrent ook
zeker wel geen opinie.
Daarentegen komt het mij voor, dat omtrent
het arbeidersvraagstuk wel wat veel in details
wordt getreden. Niet dat ik óen der opge
noemde „wenschen" overbodig acht te verwe
zenlijken, maar, wanneer men zoo aan het
opsommen gaat, rijst de vraagwaarom ge
zwegen over veldarbeid voor jonge kinderen,
over beperking van den dagelijkschen arbeids-
J duur met het oog op leeftijd, sexe, aard van
het bedrijf, enz.
Maar wat vooral in het ontwerp-manifest
reden geeft tot blijdschap, en waarom ik do
oude gastvrijheid in dit blad weder eens ver
zocht heb,(f) is de clausule aangaande het kies
recht, of, zooals het manifest (met opzet P)
zegtkiesbevoegdheid. Over het verschil tus-
schen dote woorden zullen wij maar niet strij
den, daar het practisch resultaat voor het
oogenblik hetzelfde is.
Voor de oude strijders voor het algemeen
kiesrecht is het een streelende gewaarwording,
dat het bestuur der Liberale Unie hunne wen
schen zoo goed als bevredigt. „Zoover als een
eerlijke uitlegging der grondwet hem (den
wetgever) veroorlooft," zegt het manifest. Zoo
als bekend is eischt de grondwet „kenteekenen
van geschiktheid onmaatschappelijke!! welstand."
Als kenteeken van geschiktheid wordt, behalve
lezen en schrijven, geëischt een blijk van be
langstelling in de openbare zaak. Dit laatste
is zeker een billijke eisch. Maar hoe dien uit
te voeren Het bestuur der Liberale Unie
geeft twee middelen, waartusschen men kiezen
kan. „Een eigenhandig geschreven aanvrage"
of „eene andere door de wet voor te schrijven
wijze." Het eerste middel is vroeger reeds en
herhaalde malen in den laatsten tijd aange-
prezen. Doch bereikt men hiermede zijn doel?
Het doel is immers te voorkomen, dat tijdens
de verkiezing tal van onverschilligen en onwe
tenden worden opgezweept voor een bepaalde
partij. Maar zal dat opzweepen niet even zoo
plaats hebben in den tijd, dat de aanvrage moet
worden geteekendHet tijdstip, waarop het
kwaad gepleegd wordt, wordt eenvoudig verlegd,
en de partij, die het vroegst en het best geor
ganiseerd is, zal het meest heil vinden bij het
middel. Wanneer de wet als blijk van belang
stelling wil eischen een aanvrage, dan kan zij
even goed het feit zelf der deelneming aan de
verkiezing als zulk een blijk beschouwen. En
dan is natuurlijk de geheele beperking over
bodig.
Het tweede middel luidt„op een andere
door de wet voor te schrijven wijze." Maar
hiermede zijn wij niets verder. Alleen blijft
de erkenning van het bestuur, dat het eerste
middel voor verbetering vatbaar is. Zou deze
verbetering niet hierin kunnen gevonden wor
den, dat de wetgever niet preventief, maar
repressief te werk ga, b.v. door aan ieder, die
gedurende een bepaalden tijd van zijn kiesrecht
geen gebruik heeft gemaakt, de uitoefening er
van voor een zekeren tijd te ontzeggen? Dat
ook dit middel niet volkomen doeltreffend is,
geef ik gaarne toe. Maar het is, dunkt mij,
practischer en rechtvaardiger.
Het tweede „kenteeken", dat de grondwet
voorschrijft, Is „maatschappelijke welstand".
In hetzelfde artikel noemt zij daarbij eenige
uitzonderingscategorieën, waaronder de bedeel
den, welke categorieën in de addit. artt. ten
overvloede nog eens worden uitgezonderd. Na
tuurlijk is het bestuur der Unie aan deze uit
zonderingen gebonden, maar bovendien wenscht
het nog uit te sluiten „zij (hen) van wie blijkt,
dat zij niet in staat zijn zelf in hun onderhoud
en in dat van hun gezin te voorzien." Deze
clausule lijkt mij zeer raadselachtig. Aan wien
moet „blijken Natuurhjk aan den wetgever
of den uitvoerder der wet. Maar dit zal moeten
blijken ondubbelzinnig. De wetgever zal scherp
en onbetwistbaar de kenteekenen voor dit blijk
moeten aangeven. Hoe nu zal eenige openbare
macht een deugdelijk bewijs hebben, dat iemand
niet in staat is zelf in zijn onderhoud te voor
zien Let wel, er is hier niet sprake van hen,
die onderstand genieten van een instelling van
weldadigheid of van een gemeentebestuur, die
reeds door de grondwet zijn uitgesloten. Er
is hier sprake van „behalve de in de grondwet
aangewezenen." Over de al of niet wensche-
lijkheid van deze uitsluiting hebben wij niet te
spreken, zoolang niet een middel is gegeven,
dat deze uitsluiting mogelijk maakt.
BEKENDMAKING.
Do BURGEMEESTER der gemeente Sneek
maakt bekend, dat ter gemeente-secretarie ter
kennisneming van belanghebbenden is neder-
gelegd het boekwerk getiteld „Neerlands Leger”,
13e uitgave, uitgegeven op last van het De
partement van Oorlog, houdende inlichtingen
omtrent den vrijwilligen dienst bij de Korpsen,
het Instructie Bataljon, de Instructie Compag
nie, de Instructie Batterij, de Pupillenschool,
de Militaire Hospitalen, de Marechaussee, do
Koloniale Troepen, het Korps Mariniers en
’s Rijks Zeedienst; de opleiding tot den rang
van Officier bij de cursussen, aan de Militaire
onzer School en aan de Koninklijke Militaire Acade
mie de verbintenissen van Studenten in de
geneeskunde voor de betrekkingen van officier
van gezondheid en van reserve-officier van ge
zondheid bij de Landmachtde toelating als
Kweekeling bij ’s Rijks Veeartsenijschoolde
verbintenis als Militair apothekersbediende, de
militaire wielrijders en den dienst bij de Militie
het alge- reeds weder geheel vergeten,
n kiesrecht, waardoor het in vele opzichten j
wettelijke noodzakelijkheid wordt, dat men i
irntrrnvnii/1 f-n-rroin trnhnrmnn iq <4<in nninoiiilr
j worden aangenomen. Zijn zwakheid te gevoe
len is reeds een goedé stap op den weg der
beterschap. Meet aan afwezigheid van de nog
wordende beginselen dan aan een diep doorge
drongen beginseloosheid is het dan ook zeker
toe to schrijven, dat ook onlangs bij de stembus
van liberale zijde zoo weinig beginselen gesteld
j (Waarom algemeen stemrecht, Haarlem,
Tjeenk Willink). Laat ons hopen, dat thans
oeeker (oirav
EQ
1
I
I
i
Het rapport tot censusverlaging binnen de perken der toen
matige grondwet,
(g) Een door mij In ’82 in overleg met mr. W. Heineken
voorgestelde motie, waarin grondwetsherziening dringend nood
zakelijk werd geacht voor de regeling van het kiesrecht.
(f) Dit artikel was alg hoofdart. geplaatst in de Midd. Ct. van
13 dezer, waarvan ons door den schrijver een nummer werd
toegezonden, blijkbaar met het doel om daarvan in ons blad
T -Kielding te maken. Wij hebben gemeend, dit Hink geschreven
I artikel ia zijn geheel aan qdïo lexers te mouten geven.
Red.