1
wws- n iiimniE-iiiw ini in
1891
No. 71
STAATSSCHULDEN.
Najaars-Paardenmarkt
O !S i i’ ri? K M 13 E2 It.
WOE^T 1) 2k <1
I
I.
a.
b.
Nu,
c.
d.
e.
i
Deze CO UR ANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.franco per post f 1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Sneek brengen ter openbare kennis, dat de
aldaar zal gehouden worden op Woensdag den
16 September e. k.
Sneek, den 28 Augustus 1891,
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEWITZ, Secretaris.
KENNISGE VING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek brengen, ter voldoening aan het
bepaalde bij de artt. 17, 18 en 19 der wet van
14 September 1866 {Staatsblad no. 138) ter
openbare kennis
dat de lijst, bevattende de namen der in
woners die voor het verleenen van inkwartie
ring en onderhoud van Militairen in aanmer
king komen, bij hun besluit van den 5 Septem
ber 1891 is herzien
dat die herziene lijst is aangeplakt en gedu
rende 14 dagen, ingaande den 9 September e. k.,
ter Secretarie voor een ieder ter inzage zal wor
den nedergelegd en dat de bezwaren tegen die
lijst binnen 14 dagen, na afloop van den tijd
voor de inzage bestemd, schriftelijk moeten wor
den ingediend.
Sneek den 8 September 1891.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEWITZ, Secretaris.
8 E K E N D M A K*I*N G~~
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek maken den ingezetenen bekend,
dat tot Voorzitters en Leden der volgende raads-
commissiën zjjn benoemd
Commissie voor de Gemeente-reiniging
Voorzitter, de Wethouder Jobs. Schijfsma,
Leden: de heeren J. Gorter, D. Gorter en
J. J. Beekhuis;
Commissie voor Straten en Wallen
Voorzitter, de Wethouder Johs. Schijfsma,
Leden de heeren H. S. de Vries, Th. Camp-
huis en P. Fennema
Commissie voor Gemeente-eigendommen
Voorzitter, de Wethouder H. Jz. Kingma,
Leden de heeren D. Gorter, P. Fennema en
L. Steensma
Commissie voor openbare werken
Voorzitter, de heer H. F. Pijttersen,
Leden de heeren J. J. Beekhuis en D. Gor
ter
tot leden der Commissie voor Strafverorde
ningen, waarvan de Burgemeester Voorzit
ter is (art. 166 der gemeentewet), de heeren
J. Gorter, A. Miedema en B. Haga.
Sneek den 8 September 1891.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEWITZ, Secretaris.
Hetgeen wij den geest des tijde noemen, noem
den onze voorouders den loop der wereld, de
toetste tijden, het teelten van den naderenden
jongsten dag, het rijk van den antichrist. Treu
rige namen voórwaar Maar onwaar
Schulden maken is tegenwoordig aan de orde
van den dag natuurlijk ontbreekt het niet aan
beloften van terugbetalen. Niet, dat wij dezen
geest van onzen tijd onvoor waardelijk af keuren;
de omstandigheden kunnen gunstig zijn om met
geleend geld een nuttig werk te verrichten,
een goede zaak bevorderen, voor welke de kas
niet altijd toereikend isof ook, een onderne
ming biedt door uitbreiding het stellig vooruit
zicht van zeer winstgevend te worden en daar-
mee de zekerheid, dat de leener het ter leen
gevraagde zal kunnen teruggeven. Een ge
meente, provincie of eenig ander lichaam, dat
geld leent, met de stellige verbintenis er bij, dat
de geleende som in termijnen zal worden te
ruggegeven, toont daardoor ondernemingsgeest
te bezitten, die eerst op hare volle waarde ge
schat kan worden in het goede en nuttige, wat
met het geleende geld wordt tot stand gebracht.
Bij het leenen moeten we echter op de nood
zakelijkheid wijzen van een dubbel voorbehoud
eerstens, dat de geleende som werkelijk goed
en nuttig zal worden aangewend, en tweedens,
dat de termijnen van terugbetaling niet worden
vergeten en niet al te zeer gerekt worden, en
dan komen we tot deze vragen, de staatsschul
den betreffende
Zijn deze aangegaan tot het bevorderen van
wat goed en nuttig is en is hare delging ook
ternnjnsgewijze vastgesteld
Wat de eerste vraag betreft, zal een bevesti
gend antwoord moeilijk zijn te geven. Al moet
erkend worden dat er geldsommen zijn geleend
door den Staat, waarbij de gemeenschap wer
kelijk baat gevonden heeft, toch is verreweg
het grootste deel geleend voor doeleinden, die
wij niet zonder aarzelen durven noemen, omdat
zij wijzen op rampen en verwoesting. Een blik
op de jaarlijksche budgetlijst van den Neder-
Jandschen staat overtuigt ons al dadelijk dat et
telijke millioenen worden weggeaan onze
nationale militie. Maar, zal men beweren, dat
is noodig, en in den vorm van „noodzakelijk
kwaad“ moet de vergulde pil geslikt worden.
over smaken valt éénmaal niet te twisten;
wat ons overbodig toeschijnt, wordt wellicht
door anderen zeer noodzakelijk geacht, en moch
ten wij de uniformjassen als onnut of gevaarlijk
billen afschaffen, daar zouden anderen onze
meening zeker bestrijden, met de bewering, dat
ze zoo sierlijk staan of dat de kleermakers-
stand er bij profiteertof ook, dat deze instel
ling in den steeds moeihjkcr wordenden strijd
om het bestaan zulk een geschikte gelegenheid
aanbiedt voor onze jongelui om op eerbare wij
ze hun brood te verdienen. Zulke meeningen
.zijn er nu eenmaal, behooren althans tot de
genaamheden en
ons een duel op den hals te halen eerlijk ge
zegd, wij wensehen met onze landsverdedigers,
onze mannenbroeders, op goeden voet te blijven.
Het antwoord op de tweede vraag moet be
slist ontkennend zijn. Wij moeten het feit
constateeren, dat de Staat bij het leenen der
vele millioenen verzuimt die schulden binnen
korten termijn terug te betalen. Het is de
ongerijmde onderstelling, waarvan hij uitgaat,
dat het ééne geslacht aan het daarop volgende
den last kan opleggen van aflossing eener schuld.
Edoch wanneer iemand bij ons kwam met een
promesse van onzen over-grootvader aan den
zijnen, met het verzoek om deze uit te betalen,
we zouden moeilijk onzen lachtlust kunnen be
dwingen, en de vrager verwijzen naar den man,
die de promesse teekende, met de opmerking er
bij, dat wij niets te maken hadden met de be
loften van onzen over-grootvader. Mocht de
vrager ons dan nog verder lastig vallen met de
opmerking, dat onze over-grootvader juist ons
had aangewezen om zijne promesse te voldoen,
zoo zouden wij hem nog harder uitlachen en
nog stelliger overtuigd worden, dat onze over
grootvader een grappenmaker, de zijne daaren
tegen een gek was, welke laatste eigenaardig
heid zeker bij erfenis op hem, den achterklein
zoon, was overgegaanja, wij zouden hem vra
gen of hij wel goed gelezen had of het niet
een wissel was op Adam of op de nati
onale bank van de maan?
Zoo ook berust de beweerde geldigheid van
de staatsschulden op de veronderstelling, dat
ons geslacht de macht bezit om het toekomsti
ge tot iets te verbinden; dat deze generatie het
recht heeft om aan een volgende de wetten
voor te schrijven. Het is buiten kijf, dat zulk
een macht uiterst gevaarlijk is, zeer misbruikt
kau worden en een schreeuwende verkrachting
mag genoemd worden van de rechten onzer
nakomelingen. Vreemd moet het daarom klin
ken, dat de beschaafde Staten van Europa,
zonder uitzondering, dit middel in toepassing
hebben weten te brengen, om uit de ongele
genheid te komen en geldsommen te verkrijgen,
die zij niet door oumiddellijke belasting zouden
verworven hebben, zonder de verontwaardiging
en het verzet op te wekken van hen die zich
het best verzetten kunnen.
Niet vreemd is het echter, dat tirannen te
allen tijde dit middel aangegrepen hebben om
zich te handhaven.
Nog minder vreemd daarentegen wordt het,
dat de humaniteit van onze dagen, die steeds
meer veld gaat winnen, luide begint te protes-
teeren tegen dezen loop der wereld, tegen die
heerschappij van den antichrist, welke in de
groote nationale schulden een ware ramp over
de volkeren brengt in den vorm van onder
drukking en oorlog.
De overtuiging begint zich meer en meer te
eenmaal,
FW’, mogelijke onderstellingen, en daarom laten wij vestigen, dat elke Staat, die schulden maakt op
Reeds werd gewezen op het verschil ’t welk
zich in de organen der roomscb-katholieke partij
openbaart tegenover dit liberale ministerie. Ten
deele zijn zij er mee ingenomen, ten deele ach
ten zij de positie hunner partij er door verslim-
merd. De Maasbode enjiet Centrum staan hier
weder tegenover elkander.
Het Vad., ’t welk doet opmerken dat de li
beralen zich in dezen broedertwist niet hebben
te mengen, meende de heeren toch een goeden
raad te moeten geven. Het schrijft
„Aan de Centrum-heeren deze raad surtout
pas de zêle. Maakt het u toch niet te druk met
uw aanhoudende aanvallen, spotternijen, spelde-
prikken tegen een ministerie, dat nog niets van
beteekenis heeft kunnen doen, dat in de periode
der voorbereiding voor den arbeid verkeert. Be
spaart liever uw krachten, totdat de tijd van
ernstigen strijd komt: het kan zijn, dat gij ze
zeer noodig hebt. Vooral, ziet niet met gering
schatting neer op dien arbeid, die wordt voor
bereid. De circulaire over de noodlijdende ge
meenten, die uw spot opwekt, zou wel eens
kunnen blijken de aanvang te zijn eener hoogst
weldadige hervorming, die door uw ministers is
verzuimd en waarvoor gansche provinciën een
liberaal kabinet dank zouden kunnen weten.
Het verzamelen van gegevens voor het kiesrecht,
wat ook al uw geestigheid gaande maakt, moest
u herinneren aan het veld, dat uw ministers te
lang braak hebben laten liggen en dat na goede
bewerking een oogst kan oplcveren, dien ande
ren dan gij zullen binnenhalen.
Aan de heeren van de Maasbode, deze raad
weest niet al te blij, want de teleurstelling zou
te grooter kunnen zijn. Zal het nieuwe kabi
net met de eischen van recht en billijkheid ook
voor de katholieken zeker rekenen, bevrediging
van specifiek katholieke wenschen zult gij moei
lijk kunnen verwachten. Als gij ’t een eisch
van ons constitutioneel stelsel acht, dat het ka
binet der meerderheid, omdat gij meent door
uw stem of uw onthouding uw vrienden ten
val te hebben gebracht, verplicht is u naar de
oogen te zien, vergist gij u. Voor uw conser
vatisme is van een vooruitstrevend kabinet niets
te hopen. De persoonlijke dienstplicht mag en
zal diet van de baan zijn, uw graanrechten
krijgt gij niet en beschermende rechten even
min hervorming van kiesrecht en belasting
stelsel blijven om uwentwil niet uit. Matigt
dus uw vreugde.
Mijne heeren, wrijft aan beide kanten uw
oogen uit, en ziet de dingen, zooals zij zijn."
De Stand, ziet leerplicht komen zonder af
schaffing van vaccinedwang en meent dat het
dan vreemd zal toegaan. Een vader, die zijn
kind niet wil overgeven aan de vaccine wordt
gelast zijn kind naar school te zenden en de
onderwijzer weigert het toe te laten zoolang het
geen vaceinebriefje heeft.
Goed, zegt de Stand. Dan zal de magistraat
antwoorden „Ge behoeft uw kind niet op een
school te zenden. Er is geen schooldwang, al
leen leerplicht ingevoerd. Maar, kan uw kind
niet op school, dan moet het huisonderwijs heb
ben
Maar zal de magistraat ook het geld voor dien
huisonderwijzer geven
Men gevoelt, merkt het blad op, hier ligt een
impasse, waar men niet uit kan. Tenzij men
zulk een vader door de wet op den leerplicht
tot het laten vaccineeren van zijn kind wil
j dwingen. Maar dit zou ook weer tegen de eere
j van de wet ingaan.
1 Ge moogt in de ééne wet geen bepaling schrij-
I
1
r I
r
ADVEItTEE T1ËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel meer 7’/2 Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den uitgever.
de waarde van de militie maar liever voor wat langen termijn, een negatief geeft van het beeld
I zij is, het aan den lezer overlatend voor zich in Pharao’s droom dat in deze Staten de zeven
zelf een oordeel over haar te vellen. Wij be- vette koeien de zeven magere verslinden de
sparen ons daardoor wellicht moeite en onaau- rijken de armen de grooten de geringen
loopen althans geen gevaar de adel de vasalleukortom, dat staatsschulden
de crisis in de sociale quaestie zeer bespoedigen.
Hot begrip verheldert zich, dat met het del
gen der Staatsschulden een eind gemaakt wordt
aan de dapperheid der wraak, des roofs, der
soldij, bij hetwelk de dapperheid der trouw, der
rechtvaardigheid, der vrijheid als een eeuwig
sterrebeeld aan den hemel zal verrijzen.
UIT DE PERS.
I.
OEEKER OI R W
■ra h no imnmn simt
4
,V
j.
■A
7