fflIHTE Bl HET IRIKMISSfflM SI11 It
MEIIIS- n llllEIITfflIE BUI) W(IR DE
11
1
No. 83
1891
Z E S-E N-V ER RTIQ8TE J A A R Q A N <3-.
MENSCHENKENNIS.
KALVERMARKT
dit jaar invalt op Maandag 2 November e. k.
on
O <D T o u I C IS.
WOENSDAG
21
HE
op nieuw
II.
>n
J,
0,
Deze CO UR A N T verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.franco per post f 1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
toegeven dat de wending, door
het slot gegeven, eenigszins
-
Wie daarom iets nieuws, iets goeds heeft
mee te deelen, hij behoeft niet voor de publieke
opinie terug te deinzen. Zij fronst wel de
wenkbrauwen, zij mishandelt de jeugdige spruit,
maar ten slotte doet zij wat de goede poes doet
met de muis na het spelletje van doodmarte-
ling, peuzelt zij ze gretig naar binnen.
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek maken bekend, dat de tweede
Sneek den 20 October 1891.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEW1TZ, Secretaris.
ADVERTED TIÉN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents
voor eiken regel meer 7’/a Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den uitgever.
?nfr
se-
u waagt op zijn cirkel-
u trapt, wanneer gij
1 hij, ons soms voor een oogenblik baloorig over
Zoo riep eens zijne flagrante alledaagschheid. En hij be- vurig bewonderaar. 1
schaamt ons vertrouwen niet, wanneer we den i weerwil zijner verkeerdheden.
juisten toon weten te treffen, die hem weer tot
zichzelf brengt.
Dien toon aan te slaan blij ve daarom steeds
de voornaamste zorg voor elk, die uit aandrang
naar het origineele aan Jan den weg wil wij
zen. Of daarin alle origineelen geslaagd zijn
Och het is soms zoo moeilijk, en daarbij schijnt
het in onzen tijd bij dezen een usance te wor
den ook de origineelste onttrekt zich niet
geheel aan de heerschappij der mode om
zich bij elke nieuwe, oorspronkelijke gedachte
van dien nuchtercn Jan af te zonderenmen
noemt dat een zuiver standpunt innemen. Nu,
zuiver is het zeker voor zoover het van Jan
gezuiverd iswel komen er enkelen van Jans
geslacht uit nieuwsgierigheid een kijkje nemen,
maar de groote tros blijft achter. Jans logge
massa houdt niet van vliegenden haastlang
zaam vooruit, dat is zijn leus. Degelijk is hij
en gelijk de Neurenbergers hangt hij den dief
niet voor hij hem heeft gevangen. Maar Jans
goedertierenheid is buiten twijfelhij oordeelt
en veroordeelt lichtvaardig; hij heeft ten allen
tijde de edelen van onsgeslacht gedwarsboomd
maar het berouw heeft hij steeds onverander
lijk getoond door het huldigen der meeningen,
vroeger door hem verketterd. Van hoeveel
eenzijdigheid zijne uitspraken ook blijk geven,
toch openbaart zich onvermijdelijk zijn gevoel
van spijt, waar hij het offer ziet vallen, door
zijn vonnis getroffenen hierin ligt iets ver-
troostends voor hem, die zich als martelaar
geplaatst ziet tegenover den strafrechter Jan
Publiek. Het bloedig tooneel brengt Jan tot
bezinning en inkeer. En de veranderlijkheid
die hem vandaag uit het „Hosanna" doet over
slaan in het „Kruisigt Hem," maakt morgen
een reflexbeweging en van het martelaarsbloed
het zaad der kerk. Schoon onbewust is bij
Jan de stelregelOn ne s’appuie, que sur ce
qui résiste (men steunt slechts op hetgeen weer
stand biedt.) Zoo brengt de publieke opinie,
hoe oppervlakkig, hoe lichtvaardig, hoe slaafsch
zij zich ook betoonen moge, het nieuwe be
ginsel, na er het vonnis over geveld te hebben,
in appél voor een andere rechtbank, en biedt
daardoor de gelegenheid tot grondiger onder
zoek en zoo wordt het gebrek aan zelfver
trouwen, waarvan dit blijk geeft, de oorzaak
dat het nieuwe ten slotte wordt aanvaard en
injang vindt. En dit gebrek strekt Jan tot eer
het is de stem van zijn geweten die hem wak
ker schudt uit den staat van ongevoeligheid
en hem doet opschrikken over zijne begane
wreedheid. Zoo brengen de goede eigenschap
pen van Jans natuur, nadat hij de verkeerde
heeft botgevierd, ons vooruit op den weg, wiens
eindpunt zedelijke wereldorde heet.
Het waarlijk goede gaat slechts tijdelijk on
der, door de goede bedoelingen van Jan. Hij
delft het onder de aard-oppervlakte, maar op
schappen vertegenwoordigd wekt het eerste die begrafenis volgt de opstanding, als het, ge-
j ons medelijden, het laatste geeft ons vertrouwen i lijk de zaadkorrel, is ontkiemd en op nieuw
I in hem hij heeft onze sympathie, ook al maakt wortel geschoten heeften wanneer het straks
zijn stengel omhoog richt, vindt het in Jan een
Daarom, eere zij Jan! in
Nog altijd woedt de strijd in de rijen der
anti-liberalen voort. De beide roomsch-katho-
lieke fraction staan nog altijd tegenover elkander
en de anti-revolutionaire heeft het nog steeds
met de fractie-Bahlmann te kwaad.
Het weergeven der dagelijks terugkeerende
verwijten en verzuchtingen zou een te vervelen
de lectuur opleveren. Wij zwijgen er daarom
over en bepalen ons tot enkele hoofdpunten.
In de laatste dagen zijn echtereen paar onder
werpen tor sprake gebracht, waarvan wij ver
plicht zijn melding te maken.
Het eerste punt geldt dr. Schaepman en een
artikel door hem de vorige week geplaatst in de
Nieuwe IJselbode. Hij beklaagt zich daar over de
houding door een deel der roomseh-katholieke
pers nog steeds tegen hem aangenomen. De
druppel die de beker deed overioopen is het
verwijt dat hij, Schaepman, op het katholieke
congres te Mechelen zich aan napleiten zou heb
ben schuldig gemaakt.
Op dit congres werd door een der redenaars
gezegd„Bij u helpt men zijn vrienden, bij ons
(Nederland) helpt men alle partijen, behalve
de zijne". Volgens de N. R. Ct. die hier
het Journal de Bruxelles citeerde was deze
uitdrukking van dr. Schaepman en het is ver
klaarbaar dat sommige bladen er een zinspeling
in lazen op den strijd, onlangs hier te lande
vóór en bij de verkiezingen gevoerd. De Gel
derlander vlocht er dan ook een vermaning aan
vast aan dr. Schaepman.
Uit ’tgeen dr. S. aan de Nieuwe IJselbode
schrijft, blijkt dat niet hij, maar Mgr. D’Hulst,
„recteur des facultés catholiques de Paris", de
woorden gesproken heeft. De Tijd, die verslag
gaf van het congres, heeft de fout niet gemaakt
en het bevreemdt dr. S., dat katholieke bladen
liever de N. R. Ct. als bron nemen dan de Tijd.
De eenige verklaring die hij er voor kan geven
is, dat iedere stok goed is als men hem er maar
mee kan slaan. Daarna vervolgt hij
De Tijd geeft het artikel van den schr. in
zijn geheel weer eu voegt er de volgende woor
den aan toe
„Men zal ons
dr. Schaepman aan
verrassend is. Een berisping tot de Gelderlander
gericht, en op welker rechtmatigheid wordt
aangedrongen nb. uit de juistheid en volledig
heid van het door ons gegeven verslag
moest, dunkt ons, door dr. Schaepman niet zijn
aangewend als een gelegenheid om zijn misnoe
gen tegen de Tijd uit te spreken.
Evenmin als dr. Schaepman denken wij er
aan, ons over „deze dingen" te beklagen. In
zoover echter als de door hem geschreven zin
sneden een beschuldiging tegen de Tijd inhou
den, achten wij ons gerechtigd tot de vordering,
dat dr. Schaepman die met bewijzen stave.
Van ongelijk onzerzijds door hem overtuigd,
zullen wij niet aarzelen genoegdoening te geven
waar zij vereischt wordt. Wij twijfelen er niet
aan of dr. Schaepman zil in hetzelfde geval
zijnerzijds bereid gevonden worden, te onzen
opzichte hetzelfde te doen. Intusschen, om geen
gevaar te loopen, dat door een te dezer zake
onvermijdelijke wisseling van gedachten in het
openbaar de verdeeldheid onder de katholieken
toeneme, deden wij dr. Schaepman het voorstel,
de door hem uitgesproken grieven, in zoover
zij de Tijd betreffen, voor een college van
scheidsrechters te brengen, wier competentie
evenmin door hem als door ons betwijfeld wordt".
Het „stuk geschiedenis" van de Tijd, waar
over dr. S. zoo boos is geworden, luidt als volgt
„Men weet, hoe de hardnekkigheid der anti
revolutionaire vrienden er toe geleid heeft, dat
sommigen onder ons om, naar zij meenden,
erger te voorkomen zich, ter wille van het
behoud der meerderheid, den persoonlijken dienst
plicht maar wilden laten welgevallen, en dat
een onzer katholieke Kamerleden zelfs een
amendement formuleerde, dat bij aanneming,
ons den persoonlijken dienstplicht had bezorgd.
Men weet wat van die zwenking het gevolg
was. Door sommigen als eisch van hoog poli
tiek belang, als blijk van uitmuntend staatsmans-
inzicht verdedigd en geprezen, door anderen
als een daad van karakterloosheid en zwakheid,
van een schuldig opportunisme veroordeeld, had
het toegeven aan de eischen door de militaris
tische anti-revolutionairen in onze katholieke
partij een oneenigheid, een bitterheid ten ge
volge als nergens wellicht in onze politieke ge
schiedenis valt aan te wijzen".
De Stand, heeft inmiddels antwoord ontvangen
van het centraal comité in zake ’t geschil van
mr. Bahlmann. ’t Blijkt in de eerste plaats dat het
blad zich vergist heeft met den datumde be
doelde conferentie werd niet in ’t begin van ’88
maar, gelijk mr. B. zeide, in 17 Dec. 1887 ge
houden. Vervolgens plaatst het blad een uit
treksel van de conferentie voor zoover dat be
trekking had op de defensie.
’t Is al zeer magermen oordeele
„De heer De la Court stelt in zake de defensie
voor: inrichting der defensie met beperking van
lasten, en behoud der bestaande vrijstellingen,
li
ng i
J8-
ep
de I
>g I
lit I
;st I
et
n- -
le
ig
e-
k-
m
ld
m
ii-
e-
U I T DE PERS.
„Publiek, ik veracht u 1“
een onzer grootste dichters.
Och, die arme Jan Hij laboreert aan nuch
terheid hij kan het niet van zich verkrijgen
wat origineel is te bewonderenja, hij galmt
u, voor ge reeds halverwege zijt aan het ver
richten eener vrije, edele daad, het verpletterend
scheldwoord dronken of zotna. Maar Jan
daarom verachten dat zou onmenschelijk, zoo
niet wraakzuchtig zijn.
Jan, die een af keer heeft van het nieuwe,
de conservatieve Jan, scheldt ieder een zon
derling, die den inval krijgt om zich tegen de
heerschende mode te verzetten. En Jan daarom
verachten Och arme Daarvoor is hij een
te meegaande schepping.
Jan is een slaaf in al zijn doen en laten
Jan kiest niet zelf zijn weg, hij laat zich dien
afbakenen door de modevrijheid duldt hij
niet, op welk gebied ookmet een zekere
voorliefde volgt hij den gang zijner voorvade
ren en zou hij het daarom bij andoren niet
evenzoo wenschen Zeker, en daarom ziet hij
in elke afwijking van dezen sleurgang een vlaag
van eerzucht. Hoe kondt gij, Multatuli, dan
van verachting spreken, waar het een slaaf
geldt Wie veracht daarom den ezel, dat hij
baan, in den molen Scheldt gij het werktuig,
de schaar, die u den vinger afknipte, Multa-
tuli Dat was immers humor Aangenamer
en juister tevens zou het geklonken hebben,
wanneer gij hem uw medelijden hadt doen ge
voelen de duisternis heeft uw licht niet be
grepen. Jan heeft bij al den slaafschen zin
Y-een groot deel zijner natuur, zijner oorspronke
lijkheid ingeboet. Dat kleinood ging teloor als
een gevolg van omstandigheden ging het Jan
niet evenzoo Ook hij is een product van
de omstandigheden bijna een opportunist
en ging in die omgeving teloor voor zichzelf.
Maar van nature is Jan dankbaar en goedig
hij bezit een hart, waarin liefde huist en dat
voortdurend behoefte aan liefde gevoelt, ja
zonder die liefde niet leven kan hierin open
baart zich bij hem het rem menschelijke. Wel
kan hij soms ruw te keer gaan tegen hem,
dien hij dronken noemt-; maar goed beschouwd
is dat toch een liefderijk trekje van Jan’s na
tuur. Het is zijn vurige begeerte, dat niemand
verloren ga voor de macht der mode. De heer
schende meening moet alles en allen omvatten
in zijn rijke verbeelding is het als een bal
koekebakkersdeeg. Wie het wil kneden, moet
het doen op de wijze der kaboutertjes, bij nacht
of bij stormachtig weer. De mensch, zoo meent
hij, hoort op den vasten korst van onze moe
deraarde, en niet als een soort halfgod zich
daarboven verheffend zulke nieuwigheden zijn
ongepast, af keurenswaardig en een uitvloeisel
van zondige begeerten.
Zoo zien we bij Jan naast veel, dat wij ver
keerd mogen noemen, toch ook de goede eigen-
r
4
BE*5
i
5
.7
v>
1,
dezen eisch
kosten en
ii
s
1
i
B
I
1
I
i
12
25
3
15
0
>6
sr
te
k-
v.
41
5
52
31
16
10
23
30
15
25
25
10
50
n
>2
ie
i.
SNEEKER COURANT.
lU
UI
jiil te
Ik beklaag mij over deze dingen niet, ik beklaag hen die ze
doen. Ik acht ze zelfs verklaarbaar. Want het voorbeeld wordt
door de Tijd gegeven. Toen dit dagblad het napleiten afried,
heb ik met allen ernst dien raad ondersteund, ook al werd hij
wat ontijdig gegeven. Persoonlijk heb ik noch direct noch in
direct aan napleiten medegedaan; ik heb alles wat tegen mij
persoonlijk geschiedde en men kon in de overzichten van de
katholieke pers zien dat mij geen enkele napleiting gespaard
werd zwijgend laten gaan. Maar wat te zeggen als de Tijd
in een opstel getiteld „het gevaar* den vrede predikt en bij
die prediking van vrede
geeft en een stuk geschiedenis vertelt op zoo éénzijdige
wijze, dat er van de waarheid niets overb lijft, een stuk geschie
denis dat een beschrijving levert van het door mij opdeleger-
wet voorgemelde amendement, een beschrijving die denken
doet aan het woord: een regel schrift en de galg
“Nog eens: ik beklaag my niet, De ondervinding heeft mij
geleerd dat bij sommige bladen de onherroepelijkheid van het
eens geschreven woord vast staat evenals de meeniug dat nleu
het lecht heeft een vergissing tot het uiterste toe als waarheid
te verdedigen, ook al gaat daardoor de onschuld der vergissing
en, wat erger is, de goede imam van een derden te loor. Maar
wei heb ik het recht de katholieke pers te beklagen, die op
deze wijze haar verheven taak ziet vervullen.
De heer Schaepman merkt op dat men het over de plaatsver
vanging onder de katholieken niet eens is. De groote meerder
heid is tegen afschaffing der plaatsvervanging. Eu wel juist
zil, die den toon aangeven.
- .De heer Kuyper deelt mede, dat het Centraal Comité ook de
een lofrede op zich zelve ten beste bestaande vrijstellingen wenseht te behouden. Maar tevens
i