c I 1 "Al (892 BUITENLAND. Ju or >r- e 3 3 3 etsei i L een (Wordt vervolgd.) y r ’ents, prijs bij 3 3 1 e d r •t II ■n ir n i r-’’ en nou -..^aar ,ijne ,?rk- »et id '0 r. t- m et jt id» he ien {e- •d U <n ff. >u d e zon- u te rond- fana- l’bied niet vrij- 8<lig, laat- niet ifat- ver- eid, loc- 3 telde 1 L de I stem I i fJdl‘ J ledm vinl laiuj ils u. 118 r- t- et s- d. e-*>^>de lange duur der voorbereiding ■Cents, PnJs ton bij en moet zien de n hare Ifatsoen >rdt na- I In de tieli ge- 1 ai den landen happij i' den i en te vei' T och I vat I op I hem I iiil' I hem I i hit! iet I ir- I en I >n- I ld- err I ml I er- iet I en, I >ok i ap- 1 nd r □eg t hij| geen gij mij zoo pas hebt toevertrouwd?8 „Neen. Ik vond het niet raadzaam, hare antipathie tegen Tilli nog voedsel te geven.8 Hier bleef het gesprek steken, en op den verderen tocht werd niet weder gesproken over Arthur’s huiselijk kruis. Het talrijk gezelschap was recht geanimeerd, ’e Avonds werd er gedanst, waarbij Arthur eene bijzondere attentie betoonde aan zijne schoon zuster. Het was al erg laat alvorens men er toe besluiten kon om te scheiden. Arthur, die een stevig glas champagne ge dronken had, had vergeten, wat hem drukte. Toen de slede daarheen vloog in den helderen, door sterren vellichten nacht, doortintelde hem een gevoel van welbehagen, zooals hij in lang niet gekend had. Eerst voerde hij een druk gesprek met den koetsier over de paarden, twee hengsten waarop hij trotsch was, en ver volgens wendde hij zich opgewekt tot Cordula „Zijt gij vermoeid?8 „In ’t minst niet,8 luidde het antwoord. „Ik geniet van de snelle rit onder den sterrenhe mel.8 „Zijt gij zoo romantisch „Slechts zoo nu en dan. Wij vrouwen mo gen het immers zijn; dat behoort tot de gees telijke uitspanningen welke ons geoorloofd zijn.8 Arthur keek haar met groote oogen aan. En toen begon hij luidkeels te lachen. „Drommels, ^dat’s waar ook I Ik merk dat gij Schneide- mühl’s brochures met vrucht hebt gelezen gij voelt u reeds onderdrukt. GijMaar, mijn waarde schoonzuster, wie verbiedt uw geest te denken, wat hij wil.8 „Uitdrukkelijk niemand. Toch is mij uit de Richter vragen wat zijn eer en waardigheid medebrengt. Te ontkennen valt het intusschen niet dat bij de eigenaardige opvatting der parlementaire usantien in Pruisen de president-minister om het gebeurde niet behoeft heen te gaan. Voor ’t ge val hij het doet noemt men reeds eenige per sonen die hem kunnen opvolgen als de natio- naal-liberalen Miquel en Von Bennigsen en de conservatieve voorz. van den Rijksdag Von Le- vetzow. De Keizer heeft zich na de belangrijke poli tieke beslissing voor eenige dagen teruggetrok ken naar zijn jachtslot, op eenigen afstand van Berlijn gelegen, om er rust en algeheel herstel te zoeken voor zijn jongste ongesteldheid. Als de keizer wenscht dat zijn persoonlijk optreden en de uiting zijner gedachten Europa niet minder in spanning brengen, dan een 30tal jaren geleden de woorden van keizer Napo leon III dit plachten te doen, dan past het voorzeker te erkennen, dat zijn streven met den besten uitslag wordt bekroond. Niet slechts dat men in Duitschland nog geenszins van zijn verbazing bekomen is over de plotselinge wen ding in de regeeringszaken in het midden latende of de verrassing een verblijdende of bedroevende uitwerking heeft maar ook de geheele buitenlandsche pers is vol beschouwin gen over hetgeen de naaste toekomst aan Duitschland brengen zal. De liberale bladen zijn natuurlijk niet weinig verheugd met het feit, dat de reactionaire wet, die hun zooveel ergernis baarde, van de agenda verdwijnt. Do orthodoxe bladen zijn natuurlijk verbolgen. De Kreuzzeit. spreekt haar toorn wel ’t duidelijkst uit en voorspelt dat de aan matiging der liberalen nu onverdragelijk worden en de waarlijk monarchaal-gezinden diep kwet sen zal. De Voss. Ztg. maakt zich boos op den heer Caprivi bij de gedachte dat hij zijn ontslagaanvrage niet handhaven zal. Hij zou volgens haar alle achting in het parlement red deloos verbeuren als hij bleef. De katholieke bladen verbergen hun teleur stelling wel niet, maar bespreken het gebeurde toch met groote terughouding. De Köln. Volksz. vraagt terecht om klaarheid in ’s lands zaken, opdat men weten zou waarheen de reis gaat. De Germania wijst er op, dat een compromis tusschen de strijdende partijen, voor beiden be vredigend, onbereikbaar is. Wil de regeering dus den liberalen ter wille zijn, dan maakt zij onvermijdelijk haar tegenwoordige vrienden tot haar tegenstanders. Zij geeft echter te verstaan, dat men voorbarig is als men de schoolwet als inderdaad gevallen beschouwt. Zoover is ’t nog lang niet, zegt zij. Het Berl. Tgbl. verklaart echter, dat de hoop, welke in deze woorden doorstraalt, blijken zal geheel ijdel te zijn. De stemming in de rijen van het centrum is vol gens het blad dan ook zeer ongunstig. De monarchale gezindheid is eensklaps duchtig ge stoord, als ’t ware geheel met „bacillen van onrust8 besmet. Verwonderlijk is dit laatste zeer zeker niet. In den ganschen loop der zaak is iets ver- die van den rijkskanselier ontvangen had, zond hij den geheimraad v. Lucanus naar den heer v. Zedlitz om hem uit te noodigen die aanvraag I in te trekken. Toch hechtte hij zoo weinig waarde aan het antwoord dat volgen zou, dat toen de heer Lucanus terugkwam de keizer reeds naar Hubertusstock vertrokken was. Het verzoek om ontslag van den rijkskanselier moet volgens het Tgbl. nog vóór de afreis geweigerd zijn. Volgens de Kreuzztg. ontving de heer v, Zedlitz nader een keizerlijk schrijven, even eens een weigering behelzende, maar zij acht j ’t onwaarschijnlijk dat de minister bereid zal zijn j toe te geven. Integendeel wordt zijn spoedig te wachten vertrek naar Karlsbad gemeld. Geen wonder, dat ’s mans gal in de war is en dus tot een Karlsbader kuur besloten werd. Dat de heer v. Caprivi blijven zou, werd reeds afgeleid uit het feit, dat prins Hendrik, de broe der van den Keizer, overhaast van de begrafenis zijns schoonvaders te Darmstadt terugkeerde om met den kanselier te confereeren en vervolgens aan zijn broeder verslag te doen. Daar hierop de heer Caprivi mede naar Hubertusstock ont boden is en bij zijn terugkeer met den minister v. Bötticher een onderhoud had, wordt het vermoeden in zijn aanblijven versterkt. Alvorens dit onderwerp, dat in den Europee- schen toestand voor ’t oogenblik bovenaan staat, te laten varen, zij hier nog de beschouwing van de Temps aangestipt, omdat daarin, al is de taal hoogst bezadigd, de zwakke zijde van ’s Keizers houding bijzonder uitkomt. Na een vluchtig overzicht van den toestand zegt het blad, dat Wilhelm’s daad te vroeg of te laat komt. Te vroeg, indien die belangrijke wet na behoorlijke overweging door den Keizer werd voorgesteld, want dan ware het veel beter het grondig on derzoek van den Landdag te laten afloopen en op grond daarvan een genoegdoening te schen ken aan hen, die liberale neigingen tooneu. Te laat, indien den Keizer eerst door de protesten van vele zijden de oogen omtrent de ware be- teekenis der wet zijn opengegaan, want dit geeft recht tot ’t verwijt van lichtzinnigheid en maakt ’t antwoord op ’t „waarom?8 in zake de vervol gingen wegens majesteitsbeleediging en niet min der in zake de beruchte redevoering op 't Bran- denburgsch feestmaal nog moeilijker. Hoe kan nu de uitslag zijn, vraagt ’t blad. Caprivi’s ont slag weigeren en op dien geknakten stuf blijven leunen Of moet een ander generaal diens las tige taak overnemen, of wel zou de heer Mi quel, die aanvankelijk zoo misplaatst scheen in den kring dezi r ministers, nu in eens de groote man worden Of staat een ontbinding van den Landdag voor de deur, maar welk wachtwoord kan de regeering na de dusver gevolgde ge dragslijn dan aan de kiezers uitdeelen? Het is alles even raadselachtig, want de persoonlijke wil van den jongen Keizer treedt steeds onver wacht op den voorgrond, en daaruit is allengs een chaos ontsproten, die bijna gelooven doet aan een naderenden „terugkeer van het eiland Elba,8 d. w. z. aan een onvermijdelijke weder- geheel juist beoordeelt. Tilli zou eene verruk kelijke geliefde zijn; maar als vrouw schiet ze tekort.8 „Dat is een harde uitspraak, Arthur.8 „Dat kan zijn; toch zijt gij te waarheidlie vend om haar te weerspreken. Laat mij verder openhartig zijn ik ben nu eenmaal aan den gang. Zie, Cordula: gij staat mij veel nader als Tilli. Gedurende de laatste vijf weken heb ik opgemerkt, dat er tusschen ons een verba zend goede harmonie bestaat.8 Cordula begon ongerust te worden. „Houd op, Arthur,8 verzocht zij met gedwongen lachje. „Gij zult het toch wel niet tot eene liefdesverklaring willen drijven!8 „Daartoe voel ik waarlijk alle lustLaat mij nu eens uitspreken; als de woorden ver vlogen zijn, laten ze dan ook vergeten wezen. Indertijd, Cordula, op Norderney, had ik geen oogen voor u; ik lette niet op het viooltje, dat stil langs den weg bloeide. Ik geleek den onervaren knaap, die grijpt naar den glinste- renden kiezelsteen en het daarnaast liggend stuk erts liggen laat, waarin het goud schuilt Maar nu liet Cordula hare tot nu toe ge volgde gedweëe houding varen. „Genoeg, Arthur!8 zeide zij op ontevreden toon. „Dat gaat als scherts toch wel wat ver.8 Arthur streek echter bedaard zijn knevel op. „In de slede hebben we vrij praten, Cordu la!8 riep hij lachend uit. „En toch,8 vervolg de hij op hartstochtehjken toon, „toch is het voor mij geen zaak om er meê te schertsen. Wat ik in mijne verblindheid verspeeld heb, brengt het berouw mij niet terug zoolang ik leef, moet ik lijden onder mijne ongelukkige dwaasheid 8 lectuur dier geschriften duidelijk geworden, dat onze geheele opvoeding er op gebaseerd is om ons bang te maken voor de vrijheid van denken, als voor eene onvrouwelijke buitenspo righeid. Het is een soort geheime overeen komst onder de mannen, die immers alles voor ons regelen, opdat wij zóo zullen worden, als zij ’t wenschen. Dit past voor u en dat niet. Zoo wordt ons reeds op de laagste schoolban ken voorgehouden en zoo gaat het ons leven lang door. Hoe onwetend wij eigenlijk zijn, wij meisjes met onze zoogenaamde deftige op voeding wel, Arthur, ik geloof dat gij er u geen begrip van maken kunt.8 „Ik heb dat gebrek bij u nog nooit ontdekt, Cordula.8 „Gij zijt galant, of, als gij de waarheid zegt, weinig eischend.8 „Waarom zou ik ’tniet erkennen, Cordula? oprecht gesproken: ik heb weinig vrouwen leeren kennen, die iets zoo kalmeerends in haar karakter hebben, als gij misschien niemand, met uitzondering mijner moeder.8 Cordula begon te lachen. „Gij denkt dus dat ik een geschikte vrouw zou zijn.8 Arthur antwoordde met volle overtuiging: „Waarachtig, dat zoudt ge.8 „Jammer dat ik de behoefte niet gevoel, een man gelukkig te maken. En neem mij niet kwabjk mijne ervaringen op Wildstet- ten hebben het verlangen naar den echtelijken staat ook niet bij mij opgewekt.8 „Maar de toestand bij ons is dan ook eene uitzondering.8 „Die leerzamer is als de vooronderstelde regel.8 „Ik vermoed dat gij on» geval toch niet Plotseling rees Cordula overeind en greep de teugels van de paarden. „Wat doet gij nu?8 riep Arthur verschrikt. „Ik verlang uit te stappen,8 verklaarde Cor dula met nadruk. „Rij door, Johan!8 beval Arthur. Eu toen de onrustig geworden paarden weer bedaard waren en den vroegeren draf hadden aangeno men, smeekte hij, zich naar Cordula overbui gende: „Vergeef het mij. Het was een onbe zonnenheid U een blik te laten slaan in mijn gemoedstoestand. Van nu af zal ik zwijgen.8 „Daarop reken ik,8 antwoordde Cordula met een veelbeteekenenden blik terwijl zij zich we der in haar hoek terugtrok. En de slede gleed voort langs haar gladde baan. De sterren flikkerden stil aan den hemel. Er werd geen woord meer tusschen hen bei den gewisseld. Toen de slede stilhield voor den oprit van het hoerenhuis te Wildstetten, vroeg Arthur dringend„Vergeten ?8 Cordula knikte. In de vestibule namen ze afscheid van elkaar met een gedwongen: „goeden nacht.8 Alvorens Cordula zich ter ruste begaf, schreef zij nog aan haar vader: „Roep mij onder het een of ander voorwendsel, ’t welk gij bedenken kunt, dadelijk beslist naar huis terug. Ik doe hier geen nut en kan toch niet loskomen.8 Zij sloot die regels in een couvert, zette er het adres op, voorzag het van een postzegel, en had daarmeê den maatregel genomen dien zij na ’t gebeurde noodzakelijk achtte, om, zonder Tilli’s argwaan op te wekken, verder kwaad te voorkomen. bijsterends. Toen de keizer niet slechts de ont- komst uit Friedrichruh, waar de grijze staats- slagaanvrage van den minister Zedlitz maar ook i man de groote bouwmeester van het Duit- j sche rijk zeker met ironischen blik de din gen gadeslaat, die maar al te zeer het gemis aan nadenken en leidende gedachte bij de man nen van het heden verraden. Voor een deel van Oostenrijk kan het lot van de Pruisische schoolwet wellicht een baak in zee zijn. In den Landdag van Opper-Oos- tenrijk is namelijk een wetsontwerp ingediend, waarbij geheel wordt gebroken met het stelsel van staatstoezicht in de Oostenrijksche monar chie gel lende en steunende op de wet van 25 Mei 186S, waarin de verhouding van de school tot de kerk ii geregeld. Het ontwerp, ingediend door dr. Eijoahoch, is in overeenstemming met de denkbeelden van den bisschop van Linz en zou de school volkomen onder het toezicht van de kerk brengen. De 1V. Fr. Pr. doet uitko men dat soortgelijke proefnemingen moeten af stuiten op de belangen van school en rijk en heft waarschuwend den vinger op tegen hen, die de beginselen van de rijksscnoolwetgeving willen omverhalen ten bate van de wetgeving der afzonderlijke deelen. Ministerieele crisissen of min of meer belang rijke wijzigingen in do samenstelling van het kabinet hangen overal in de lucht. Ook in Spanje is iets soortgelijks op handen. Daar geldt het in de allereerste plaats herstelling van het financieele evenwicht met behoud der con servatieve regeering en men schrijft aan don minister Canovas het voornemen toe om den heer Villaverde, een staatsman, als uitstekend financier bekend, aan zich te verbinden. Op deze manier hoopt hij de financieele crisis nog te bezweren. Zonder tot een bepaalde kabinets crisis te komen zou in ieder geval een belang rijke wijziging in de samenstelling van het mi nisterie plaats grijpen, daar Canovas tegelijker tijd een paar der minder gewichtige portefeuil les aan loden van de groep-Silvela wenscht toe te vertrouwen. De Italiaansche Kamer heeft Donderdag het financieel debat ten einde gebracht. De minister van oorlog heeft ondubbelzinnig ver klaard, dat bezuiniging op de organisatie des legers onmogelijk was. Wel konden misschien eenige besparingen in de administratie worden aangebracht, enkelen waren zelfs reeds in voor bereiding. Zijns inziens was het evenwel een dwaling om in de militaire uitgaven de hoofd oorzaak van de benarde financiën te zoeken. De premier trad daarna nog met Cavalotti in debat om vol te houden dat de regeering aan haar program getrouw gebleven was. In geheime stemming is daarna een motie van vertrouwen aangenomen en vervolgens de be groeting met 270 tegen 159 stemmen goedge keurd. Te Parijs is de dynamietzaak met wat daar bij behoort nog steeds het onderwerp bij uitne mendheid. Nieuwe huiszoekingen zijn geschied, die wederom tot enkele arrestaties aanleiding ge geven hebben. Er loopen echter zooveel praat jes rond, dat het moeilijk is om juiste berichten te geven. Zoo wordt beweerd dat de politie OVERZICHT. Het alles beheerschende feit van den dag is de ministerieele crisis bij onze Duitsche na buren. De schoolwet heeft er aanleiding toe gegeven. Tot dusver scheen de reactie met dit ontwerp een overwinning te zullen behalen, maar en de vele stemmen, tegen de wet opgegaan, maakten de beslissing onzeker. Reeds vroeger wezen wij er op, dat het lot van het ontwerp goeddeels afhankelijk was van hetgeen de Keizer zou doen, en daar de gangen van dezen jeugdigen mo narch tamelijk onnaspeurlijk zijn, bleef de uit komst twijfelachtig. Thans blijkt dat hij partij heeft gekozen en dat de minister van eeredienst vzijn zetel zal ruimen. Of de rijkskanselier Ca privi dit voorbeeld zal volgen is nog onzeker. De minister graaf Von Zedlitz zou Donderdag een vergadering der commissie voor de schoolwet bij wonen, maar deelde mede dat hij eerst te gen den middag kon komen, daar hij in den Kroonraad moest tegenwoordig zijn. Tegen 2 uur ontving de voorzitter van de commissie ech ter van den minister bericht, dat hij „wegens dienstaangelegenheden van anderen aard8 ver hinderd was te komen, ’t Blijkt dat de Keizer, 1 na het afdoen der aangelegenheden, voor deze zitting aan de orde, eensklaps de schoolwet ter sprake bracht en te kennen gaf dat hij geen wet verkoos, die alleen tot stand kon komen door een meerderheid, uitsluitend samengesteld uit vertegenwoordigers van kerkelijke belangen. Deze stellige verklaring was voor den minister Von Zedlitz, den man van de schoolwet, vol doende. Hij vertrok en diende nog dienzelfden avond zijn verzoek om ontslag in. Dat de minister van eeredienst op dit besluit terug zal komen, is niet aan te nemen. Een speciale uitnoodiging, namens den Keizer tot hem gericht om zijn verzoek in te trekken, is althans tot dusver niet met gunstig gevolg be kroond. Maar van nog meer belang is de vraag of Caprivi, de rijkskanselier en president-minis ter van het Pruisische ministerie, den val van den minister van eeredienst wenscht te overle ven. Onder den eersten indruk van het ge beurde zou ook de rijkskanselier zijn ontslag hebben ingediend, daar hij zich homogeen ver klaarde met graaf Von Zedlitz en ook zijn eigen positie door het gebeurde geschokt achtte. Te ontkennen valt dit laatste zeker niet. Maar er gaan ook in de vrijzinnige bladen die na tuurlijk zeer verheugd zijn over den val van Von Zedlitz dadelijk stemmen op, die onder scheid maken tusschen den rijkskanselier, den man van de algemeene politiek, en den minis ter van eeredienst, den man der kerkelijk ge kleurde schoolwet, en men schijnt reeds nu van oordeel te zijn dat Caprivi wel blijven kan als de Keizer dit verlangt. Het gebeurde zou hem een les kunnen verstrekken om „in ’t ver volg niet tegen den stroom op te roeien,8 gelijk de Freisinnige Zeitung het minzaam uitdrukt. Vermoedelijk zal de rijkskanselier in deze ma terie wel niet aan het orgaan van den heer 'er lid ar

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1892 | | pagina 3