B
fflltfflE 111 KT Hi BOX III «['III I SIM.
EEL
1
1892
No. 29
Z E V E N-E N-V EERTIG8TE JAARQANQ.
92
I
I
1»
APRIL,
9
Z AT E X< A <J-
KRIJGSRAAD.
fêw-
II.
I
0$
I-
t.
ad
I
’■f
18
.f. 1
iet f
en, I
iok
r1
trtl
dec
mms- n immiTiE-miii tor re
or
mu
I-
niet uit naam van de gelieele Kamer.
t
5»
Bij deze Courant behoort ale bijblad Feuil-
leton-nummer 114.
Deze CO UBA NT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.franco per post 1 1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
nts,
u-ijs
bij
■ie
h
ut-
lie,
of
al
tar
l'jd
180
■ol
lg
le
ui
I
niq
he
la
ad
W.
•et
id j
de
au
aae
'ger
len.
Ük
no.
■n 1
1,
iu
h
it
g
t,
fb
Bil
•-lü"
ad»
he
en
;e-
der
itio-
861
veil
'd ad
in
ren
des
i moet
en de
hare
utsoen
lldt na
ff n de
oh ga
al den
an den
lappij
den
en te
solutie te geven, en
ADVEBTENT1ËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cent»,
voor eiken regel meer 71/, Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den uitgever.
e zon-
n te
rond-
fana-
rbied
i niet
i vnj-
>edig,
naat-
niet
■nfat-
ver-
heid,
doo
ie
iet I
ar- I
en 1
m-
nl- I
ert I
nd I
er- I
jelde 1
h de I
-f stem I
.aide J
mi; VI
eteiijw
ied.-id
viii'l
laaj
I
up- b
tul. r I
'ffI J
lien I
aar B
fijne I
lïk- 1
ver-pi
ocli I
v an I
"P 1
hem
t te
Schil-
heul
hil_
|)k
it, alK
W.il®
etsei W
De details uit de wordingsgeschiedenis van
het tegenwoordig Kabinet, voor zoover ze als
geruchten de ronde deden door onze pers, wet
tigen het vermoeden, dat het in de bedoeling
ligt van ons Hof om naar Pruisisch model een
Koninklijk Kabinet te vormen, dat, boven de
partijen staande, onkwetsbaar zal zijn voor een
afkeurend votum der Volksvertegenwoordiging.
Zelfs thans nog schijnt, naar luid der berichten,
de vorige premier een persona grata aan ons
Hof te zijn. Verstandig was het zeker van
Mackay, te bedanken voor de uitnoodiging om
mee te zeilen in den nieuwen koers.
De Kamer heeft het mogelijke gedaan om
deze geruchten tp brengen op de groene tafel
van ’s lands vergaderzaal, teneinde van ons par
lementair kabinet te vernemen of deze geruch
ten even zooveel „daadzaken* zijn; maar de
poging mislukte, omdat men ten aanhoore van
de democratie niets wilde of durfde vertellen
van de handelingen uit den krijgsraad. Slechts
de oude heer v. Kerkwijk kon het met zijn
Zeeuwsche rondheid niet overeenbrengen te zwij
gen tegenover zulk een opzettelijk bemantelen
der waarheid. De liberale partij echter, die in
de laatste jaren meer uitmunt door voorzichtig
heid dan door moed, zij zweeg toen v. Tien-
hoven de interpellatie aangreep om er een par
lementair steekspel aan te verbinden, waarmee
hij aan de liberale partij, zonder dat er iets
behoefde uit te lekken, in de ooren blies, dat
alle dingen, hoewel oirbaar, niet even stichte
lijk zijn; en de interpellatie werd gesmoord on
der een vloed van woorden, niets uitwerkend
dan de verholen wenk dat ons parlementair
kabinet niet kloek en ferm tegen den koers
durfde oproeien.
Wij willen onderstellen dat het ministerie-
Tak met dat koninklijk signatuur evenmin in
genomen zal zijn als het vorige kabinet dit toon
de; dat het de kat uit den boom kijkt om dit
openlijk aan den dag te brengen, ja dat het
met paedagogischen takt en voorzichtigheid op
treedt om de zaak weer in ’t reine te brengen.
iz.’fk
MlffikliK COURANT
sterkt
mr. Levy aan de spits, ver-
ons in de meening, dat we hier te doen
hebben met drie vogels op één tak, elkaar om
strijd verdedigend tegen den vermetele die met
zijn snoeimes een beweging maakt in de richting
van het takje. Of het echter de rechte manier
is, mogen we betwijfelen. Of de vogels niet
bedrogen zullen uitkomen de tijd zal het
leeren hoe de tuinman er over denkt. Naar
onze meening ware het verstandiger er geen
doekjes om te winden; zoo iets wekt de nieuws
gierigheid omtrent hetgeen al zoo in den krijgs
raad voorvalt.
Thans willen we „de wieken der verbeelding
knotten* om een blik te werpen op de positie,
door het kabinet in den krijgsraad ingenomen.
Dat de democratie een flinke belastinghervor
ming ingevoerd wenscht, is buiten kijf. Niet
zoo stellig kan echter het antwoord zijn op de
vraag of het ministerie de democratie daarin
ter wille is. Met uitzondering van enkele le
den uit den raad der ouden regent het opmer
kingen, aanmerkingen en afkeuringen; het
eenige woord wat van democratische zijde be
vredigend stemt is de opmerking, dat Pierson
een stapje doet in de goede richting, door het
roerend vermogen te belasten. Behalve de apo
logie van de N. Bott. Crt. en de apotheose van
de(u) Economist, valt er heel wat apostasie te
constateeren in de liberale partij zelf.
Hoe dit komt O. i. is een der voornaamste
redenen dat Pierson zich te veel heeft gehaast;
om zijn rit niet te vertragen nam hij de vracht
slechts ten deele mee en daarvan wordt thans
den minister door eigen geestverwanten een ver
wijt gemaakt. Schuimend en dampend is het
ministerieele ros op het binnenhof aangekomen;
en de heeren, die het edele beest moeten prij
zen, halen er de schouders over op.
Intusschen staat Tak’s klepper nog aan den
liaverbak en naar het zich laat aanzien zal het
dier dit jaar nog wel ongezadeld blijven. Pier
son moet toch eerst nog een rit heen en terug
maken en daarna nog een vrachtje halen voor
dat Tak met zijn hoeksteen kan afrijden. Op
de vraag van Dr. Schaepman, wanneer dan toch
de lang verbeide kieswet zou worden ingediend,
was het antwoord: te gelegener tijd wat in
eenvoudige taal ongeveer beteekentzoodra het
ons goeddunkt. En deze onversaagde voorzich
tigheid kon geen liberaal kamerlid prikkelen
om zich bij Dr. Schaepman aan te sluiten en
meer categorisch te vragen wanneer den minis
ter zulks gelegen voorkomen zal. De liberale
kamerpartij is daarvoor met een enkele uitzon
dering te voorzichtig, te deftig, te anti
democratisch.
De denkbeelden van minister Tak over kies
bevoegdheid moeten aan de heeren sinds lang
bekend zijn. Er bestaat dus met uitstellen een
schoone gelegenheid om neuzen te gaan tellen
en het vraagstuk door vergelijking tot een op
lossing te brengen, welke partij in de nieuwe
formatie aan het roer zal komen. Liberale we
tenschap en liberaal geloof worden thans op
recht practische wijze dooreengeknoeid om er
een mengsel van te brouwen niet ongelijk aan
de tegenwoordige liberale kamerpartij, deftig
bleek, als ware er waterverf overgestreken, met
een bijsmaak als van water dat bacterievrij is
gekookt; met een bonhomie die wijlen Hiero
nymus naar de kroon steekt; met een galante
ridderlijkheid ons galant kabinet waardig.
Voorzichtig heet het, geen sprong in het duister;
vastgeklemd de teugels dat het ros zijns meesters
nabijheid gevoelt. Zoo democratisch de heeren
waren in den verkiezingstijd, zoo diplomatisch
omzichtig en anti-democratisch zijn ze thans.
Het weinigje manhaftigheid laat zich het best
uitdrukken in Mr. Levy’s uitroep: niet steunen!
wanneer de democratie zich laat hooren.
Wij leven in een veelbewogen tijd. Als een
frissche voorjaarswind snuiven we den demo-
cratischen geest op. Maar in ons parlement
worden de sluike haren er niet door bewogen,
omdat er windstilte heerscht; omdat men er
stelselmatig den gezonden luchtstroom afsnijdt.
Waarom? Omdat men er bang voor is, omdat
men krijgsraad houdt eu blijft houden; omdat
meu uitstelt en blijft uitstellen wijl men het
volk eerst rijp wil laten worden, als de afge
plukte vrucht door liggen rijp wordt. Men
weert er de frissche lucht om te leven in een
atmosfeer, die minder verwacht mag worden in
een vergadering van volksvertegenwoordigers
dan in een droogkamer, waar de natte wasch
om het vuur hangt uit te wasemeu.
Wat er van worden zal is niet met zeker
heid te zeggen. Wanneer we echter afgaan op
de houding van ons parlement in onze dagen
dan gelooven we, dat een demonstratie van alle
voorstanders van Algemeen Kiesrecht noodig
zal zijn om eens wat leven in de brouwerij te
brengen.
Hoezeer ook gissen vaak missen doet, toch
blijft deze trek aan ons menschen onweerstaan
baar. Wat wij dan gissen dat de heeren zul
len indommelen in die droogluchtdat ze door
■een incident zullen opschrikken en half verbij
sterd naar de deur hollen om niemand binnen
te laten dan een kleine afdeeling uit het grooto
kader dat werkmansstand heet. Wij hopen
dat onze gissing zal blijken eeue vergissing te zijn.
K E N N I S G E V I N G.
NATIONALE MILITIE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek,
voldoende aan art. 87 der wet op de Natio
nale Militie van den 19den Augustus 1861
(Staatsblad no. 72), brengen ter openbare ken
nis, dat de tweede zitting van den Militieraad
voor deze gemeente zal worden gehouden in
het Gemeentehuis van Schoterland te Heeren-
veen op Woensdag den 20 April e. k., des
voormiddag» ten 11 */4 ure.
Dat in die zitting uitspraak wordt gedaan
omtrent alle in de eerste zitting niet afgedane
zaken en omtrent hen, die als plaatsvervanger
of nummerverwisselaar verlangen op te treden.
Sneek, den 25 Maart 1892.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEWITZ, Secretaris.
de heer Tydens een oogenblik deze illusie heb- rale phalanx met
ben gekoesterd, niemand minder dan de man
van het ornament zou hem meededen, dat het
in de kamer niet aangaat dat ornament weer
op zijn plaats te zetten. Daarvoor dient de
pers en de brochure-vorm. En bovendien, wan
neer het Hof uit liefde voor het oude, uit ge-
i makzucht, uit zucht tot levensbehoud te rade
gaat met een krijgsplan tegen de aanwassende
democratie; waar het ministerie in haar optre
den de stelling schijnt toegedaan dat de demo
cratie moet worden gebonden en geleid, waar
de liberale partij in de Kamer en haar voor
lichter daarbuiten van de democratie geen groote
toezegging verwacht voor de toekomst, daar is
het feit verklaarbaar, dat zij den ongelukkigen
Seijffardt te hulp komt om de geheimen van
den krijgsraad geheim te verklaren en met het
ministerie en het Hof hand aan hand te gaan
als drie vogels op één tak.
Er was een tijd dat in de Kamer en in de
pers heftig werd gestreden voor het beginsel
van parlementaire ministers. Vooral de heer
van Houten toonde zich sterk voorstander van
dit denkbeeld en van hem was dan ook het
voorstel bij de jongste grondwetsherziening, om
een minister het recht toe te kennen lid van
de Kamer te zijn; zijn bezoldiging zoo luidde
van Houten’s amendement zou alsdan ver
vallen voor het kamerlidmaatschap. Edoch!
waar de jonkers zich om den troon scharen en
de Regentes een nieuwen koers schijnt in te
willen slaan; waar de democratische partijen
daarbuiten in sterkte toenemen en luide zich
doen hooren over camarilla of hofkliek daar
sluit de „rijke partij* zich bij het Junkerthum
aan, om de kroon uit het gedrang en de demo
cratie buiten de poort te houden.
De heer Tydens had het Hof buiten bespre
king moeten laten, zegt men. Wij moeten er
kennen dat de interpellant te eerlijk was met
het ter tafel brengen zijner vermoedens. Maar
niet ieder verstaat de kunst om naar parlemen
tairen vorm op den zak te slaan, terwijl men
eigenlijk den ezel bedoelt. En wanneer dan
die „zak* zoo onbeholpen voor den dag komt
met een verzinsel dat hij eigenlijk niet door
grauwtje gedragen is; wanneer hij kort en goed
verklaart op eigen gelegenheid te hebben gemar
cheerd, zes maanden lang om een stap te doen,
En in die onderstelling moeten we haar geluk- waarvoor de tijdruimte van één dag voldoende
wenschen met de voorzichtige liberale partij in geweest zou zijn, daar lag toch het vermoeden
de Kamer, die zwijgt wanneer de Hofzaken an
dermaal te berde komen binnen een tijdsver
loop van 8 maanden; die zich tevreden toont
wanneer Seijffardt durft verklaren dat hij van
den Prins geen kwaad weet, en die zelfs bij pensioenkas wel verantwoorden kan, om een
monde van een barer leden den lastigen vrager half jaar te zoeken en te overwegen voor de
op ietwat onwelvoegelijke wijze meedeelt dat hij j vervulling
boter had gedaan zijn mond te houden. De- I Tegenover zulk een
zelfde man, die indertijd verkondigd heeft dat I steekt de oppereerlijke ontboezeming bijzonder
het koningschap hier te lande een ornament is, i gunstig af, te gunstig durven we zeggen, dan
ze op zoo schamperen toon werd gedesavou-
voor de hand dat die „zak* was gedwarsboomd,
of dat grauwtje niet had gewild. En daar
ware de bedenking op haar plaats geweest of
een minister het voor de schatkist en de latere
die zelfs bij pensioenkas wel verantwoorden kan,
1 L~14* rznol/nn on io nvnrwoffon
van een kolonelsplaats.
Tegenover zulk een dubbelzinnige houding
en niets meer, hij haast zich om de volle ab- dat
den biechtvader voorbij te eerd, terwijl de raadsman van de kroon eeu-
praten voordat deze nog zijn taak geheel heeft voudig met rust werd gelaten. Hetgeen we
afgewerkt. Welzeker! De interpellant sprak hier waarnemen in de houding van den Gro-
Mocht ningschen afgevaardigde en in de geheele libe-
3